Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenen blijden boodschapper

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenen blijden boodschapper

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ik zal eenen blijden boodschapper geven.” Jesaja 41 : 27b.

Het is de Heere, de groote Schepper aller dingen, die uit het ongenaakbaar licht, het gansch gedrag der stervelingen ziet. Hij is het, die eeuwiglijk Zijn verbond gedenkt. Hij is het, die het licht in de duisternis doet opgaan.
Met de prediking van deze dingen treedt de profeet Jesaja, in den naam des Heeren op, ziende op de ellende waarin Israël verkeert, toen het in Babel als gevangen zat, van al zijn heerlijkheid en van al zijn vrijheid beroofd. Ver van zijn stad en tempel verdreven, was het de vraag, wie zal ons verlossen uit deze harde dienstbaarheid. Wie van de afgoden op welke men gesteund heeft, kan redding geven? Alle valsche profeten met hunne afgoden zijn minder dan niet. Hun werk is erger dan een adder (vs. 24), hij is een gruwel, die ulieden verkiest.
Maar de Heere zegt tot zijn volk: Vreest niet, gij wormken Jakobs, gij volksken Israëls! Ik help U, spreekt de Heere, en Uw Verlosser is de Heilige Israëls.
Ik verwek eenen van het Noorden, en hij zal komen van den opgang der Zon. Ik de eerste zeg tot Zion, zie ze daar! En tot Jeruzalem: Ik zal eenen blijden boodschapper geven. Daarmee ziet de profeet allereerst op Cyrus, den Koning van Perzie, die van het noorden zal komen, en die de blijde boodschap zal doen hooren van Israëls bevrijding. Dat is dezelfde, van wie deze profeet, Jehovah sprekend invoert, en er van getuigt; die van Cores zegt: Hij is mijn herder, hij zal al mijn welbehagen volbrengen. En in hoofdst. 45: „Alzoo zegt de Heere tot Zijnen gezalfde, tot Cores, wiens rechterhand Ik vat, om de volken voor zijn aangezicht neder te werpen.” Die Cores, die ook Cyrus wordt genoemd, zal Babel overwinnen, en onder zijn regeering, zal daar een bijzondere Godsbeschikking, den Joden vrijheid worden verleend om weder te keeren naar hun land, en om hun stad en tempel te herbouwen. Als zoodanig kan deze Koning, die Israël verlossing zal geven, uit zijn dienstbaarheid, een type of voorbeeld genoemd worden van Christus, op wien met allen nadruk past, wat de profeet in onzen tekst zegt: Ik zal eenen blijden boodschapper geven.
Zag het eerste slechts op een tijdelijke verlossing. Wat Vorst Messias boodschapt, zal van zooveel grooter beteekenis zijn, want dat geldt een eeuwige Verlossing. Daarover gaat de profeet in hoofdst. 42 uitbreiden, en zegt er onder meer van: „Ik de Heere heb U geroepen, in gerechtigheid, en Ik zal U bij de hand grijpen, en Ik zal U behoeden, en Ik zal u geven tot een Verbond des volks, tot een licht der heidenen, om te openen der blinden oogen, om de gebondenen uit te voeren uit de gevangenis, en uit het gevangenhuis, die in duisternis zitten.” Dat kan de machtige Vorst van Perzië niet doen. Dat vermag alleen die blijde Boodschapper, die als Gods Eeniggeboren Zoon, in de volheid des tijds, de menschelijke natuur aannam, en die in alles den broederen gelijk werd, uitgenomen de zonde. In Hem zien we den gegeven blijden Boodschapper. Christus is de Gave Gods. Van den Vader gegeven aan de wereld, opdat een iegelijk, die uit die wereld in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige hebbe. Hij is het Licht der Wereld, en zonder Hem is de wereld enkel duisternis. Reeds bij zijn eerste openbare optreding in de Synagoge te Nazareth, las Hij in het boek van den profeet Jesaja de eerste verzen van hoofdst. 61 en zeide daarop: Heden is deze Schrift in uwe ooren vervuld.
Blijder boodschap was nooit op aarde gehoord. De engel Gabriël had reeds in de velden van Bethlehem, bij de geboorte van Christus, onder meer gezegd: „ziet, ik verkondig u groote blijdschap, die al den volke wezen zal.” Het welbehagen Gods zal door Zijne hand gelukkiglijk voortgaan. Altijd en overal waar Christus optreedt, daar zien en hooren we Hem, als de blijde Boodschapper. Niet in dien zin, alsof allen, die Hem zien en hooren, dit als zoodanig erkennen, verre van daar. Dan weten we immers: „Hij is gekomen tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.” Farizeën, Schriftgeleerden en vele anderen hebben zich aan Hem gestooten als aan de Rots der ergernis. Maar al zijn er velen, die een persoon of zaak verachten en versmaden, dan volgt daaruit nog niet, dat die verwerping op deugdelijke gronden berust. Door alle tijden heen, zien we dezelfde openbaring: wat de allerhoogste waarde bezit voor den mensch, dat wordt het allermeeste verworpen. Van nature is de mensch niet alleen een vijand van God, maar ook een vijand van Zijn eigen zaligheid.
Vergeten we daarbij ook niet, dat hetgeen den wijzen dezer wereld verborgen is, dat heeft God de Heere den kinderkens geöpenbaard.
Tot Jeruzalem, zegt de Heere, Ik zal eenen blijden boodschapper geven. Dat Jeruzalem is de vertegenwoordiging van de gemeente des levenden Gods. Dat Jeruzalem wordt daarom elders voorgesteld, als de stad, in welker midden de Heere woont. Daar zong men van: God is in het midden van haar, zij zal in eeuwigheid niet wankelen. Voor dat Jeruzalem zal de Heere dus een blijden boodschapper geven. En wat zal de hoofdinhoud van die blijde boodschap zijn? Het volk, dat daarin woont, zal vergeving van ongerechtigheid hebben. Met andere woorden: Die blijde boodschapper maakt ons bekend met de volkomene verlossing, die in Christus Jezus is. Wat heeft die Jesaja, wel genoemd de evangelist van het Oude Verbond, daar reeds heerlijke dingen van voorspeld. God zou allen volken een vetten maaltijd maken. Door Wien? Door dat kind ons geboren, en dien Zoon ons gegeven. In Hem treedt de noodigende en uitlokkende liefde Gods op, om alle dorstigen te roepen tot de wateren, en hun die geen geld hebben, te komen en te koopen wijn en melk, zonder prijs en zonder geld. Wat is dat anders, dan die onschatbare genade, daarin geopenbaard, dat het God de Heere is, die den zondaar rechtvaardigt om niet. Ontdekt aan uw jammer- en ellende-staat voor God, ontdekt aan uwe armoede en onmacht, is er geen vraag zoo gewichtig voor een Adamskind als deze: Hoe wordt ik rechtvaardig voor God, die met de minste der zonde geen gemeenschap kan hebben.
Gezien in dat licht, krijgen de woorden van onzen tekst een bijzondere beteekenis. De vraag toch, die door geen van al de wijzen dezer wereld kan worden beantwoord, heeft de Heere zelf beantwoord, in Zijn ondoorgrondelijke liefde en erbarming. Christus zou komen, en die is nu gekomen, en die heeft beantwoord aan al de heerlijke voorzeggingen van Hem gedaan. Wat al voorbeelden hebben we in het Nieuwe Testament, van menschen, die in de weldaad van dien blijden Boodschapper hebben gedeeld. En nog bij den voortgang, en al de eeuwen door, zijn de bewijzen daarvoor geleverd, wie het evangelie van Christus verstaat en gelooft, die is voor eeuwig gered. Deze belijden hun schuld en zonde voor God en kunnen niet rusten voor zij Hem gevonden hebben en Hem kennen, wien te kennen en lief te hebben het eeuwige leven is. Wie daarentegen die blijde boodschap niet gelooft, en dien blijden Boodschapper verwerpt, voor dien blijft geen slachtoffer meer over voor de zonde. Dezulken achten het bloed des Nieuwen Testaments onrein, en zullen als gevolg daarvan eeuwig straf lijden in de hel.
Christus is de Steen, door de bouwlieden verworpen, maar door God tot een hoofd des hoeks gesteld. Het is groot zegt het geloof, en wonderlijk in onze oogen.
Bij al de ellende, die wegens de zonde, voortdurend het gansche schepsel zuchten doet, is de komst en de openbaring van dien blijden Boodschapper, het eenige, dat door Gods genade ons In staat kan stellen om het hoofd op te heffen zelfs in den zwaarsten druk. Als het geloof de sterkte Gods aangrijpt, dan zingen we met den gewijden dichter: „Wij steken 't hoofd omhoog en zullen de eerkroon dragen. — Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen.”
Vraag het dan Gods kind, als het psalmen zingt in den nacht, en blijde en goedsmoeds uitroept: weg wereld, weg schatten, gij kunt niet bevatten, hoe rijk, dat ik ben, — wat oorzaak is en aanleiding geeft, tot zulk een blijde gemoedsstemming, en altijd zal het antwoord van de oprechten zijn, met verwijzing naar hetgeen van den blijden Boodschapper, Christus hun is ten deel gevallen.
Al is dit dan ook niet altijd even helder en duidelijk, het wordt toch gekend, en bij oogenblikken ook genoten, om met meer of minder vrijmoedigheid te belijden: dit is mijn eenige troost, beide in leven en sterven, dat ik het eigendom van Christus ben. Gekocht door Zijn bloed. Wedergeboren in den tijd, en alzoo een erfgenaam geworden van het eeuwige leven.
Welk een verandering brengt dat te weeg in het leven, van den mensch, die eertijds blind was en nu dat alles begint te zien. Dan wilt ge wel gaarne belijden: Ik was verloren maar ik ben gevonden. Ik was dood, door de zonden en de misdaden, maar ik ben levend gemaakt met Christus. Dat kan geen sterveling te weeg brengen. Het is louter en uitsluitend het werk Gods. De Geest is het die levend maakt. En als God werkt wie zal het dan keeren. Hem gehoorzaamt alles op Zijn wenken.
De genade Gods maakt den zondaar gewillig en bekwaam om God te dienen.
In honderden van talen wordt thans onder allerlei volken en natiën de blijde boodschap des heils verkondigd. Christus gaf aan Zijne dienaren bevel, om Zijne getuigen te zijn. Getuigen van den door God beloofden blijden Boodschapper, getuigen van Zijn Persoon en arbeid. Getuigen van Zijn gezegende Middelaars verdiensten, getuigen in één woord, van al dat heil in Hem bereid.
En omdat dit zoo volkomen beantwoordt aan des zondaars behoefte, is maar noodig dat ons verstand wordt verlicht door den Heiligen Geest, ten einde daardoor te kunnen verstaan, wat de inhoud is, van hetgeen in den naam van den blijden Boodschapper wordt gepredikt. Dan ja dan zegt het geloof amen op deze zoo heerlijke openbaring, want de Wet is door Mozes gegeven, genade en waarheid is door Jezus Christus geworden. Is uwe hoop gebouwd op Hem, dat eenige en vaste Fundament, dan zult ge niet beschaamd worden.
Wat ook voorbijgaat, veroudert en verdwijnt, maar Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde in der eeuwigheid. Daarvan bewust betuigt een David. De Heere is mijne Herder, mij zal niets ontbreken. Paulus beschrijft die groote weldaad voor geheel de kerk des Heeren, met een enkel woord, als de Apostel zegt: Gij zijt in Hem volmaakt. Volmaakt, want uw Borg heeft uw schuld op zich genomen, en Hij is een verzoening voor onze zonden. Het handschrift der zonde, dat tegen u was, is van 't kruis verscheurd, en nu verklaart God de Heere van al Zijn volk: Hij zal in eeuwigheid op hen niet meer toornen noch schelden.
Met den troost door den blijden Boodschapper Christus voor zondaren verworven, kunt ge de woestijn van dit leven doorkomen. Daar hebt ge ook genoeg aan, om uit deze wereld te scheiden. Niet slechts tot aan, maar ook tot over den dood zal de hemelsche Leidsman Zijn volk leiden. Dan, ja dan volgt de volle erfenis der vromen. De onverwelkelijke, de onbevlekkelijke erfenis, die in de hemelen voor al Gods gunstgenooten wordt bewaard.
J. Wisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1921

De Wekker | 4 Pagina's

Eenen blijden boodschapper

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1921

De Wekker | 4 Pagina's