Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Men moest in Frankrijk dus weer een nieuwen Minister-president hebben, maar wie? Ziedaar de vraag die de President der Fransche Republiek moest beantwoorden. Er waren niet veel candidaten voor deze functie, bovendien was de tijd beperkt, want de Opperste Oorlogsraad zou einde Januari te Parijs bijeenkomen en daar zou het bedrag der schadevergoeding die Duitschland betalen moest definitief worden vastgesteld. En Frankrijk had het grootste belang bij deze vaststelling, want de Minister van Financiën had bij de begrooting voor 1920, al op eenige millioenen gerekend. Er schijnt achter de schermen een verwoede politieke strijd gevoerd te zijn over het Minister-presidentschap. Velen waren er, die krachtig bij den President der Republiek aandrongen op Poincaré, den afgetreden President, omdat zij in hem den man zagen die de Duitschers tot den laatsten penning zou laten betalen en zoo noodig voor dit doel heel Duitschland zou laten bezetten. Anderen waarschuwden juist tegen dezen man, omdat men vreesde, dat door zijn hardhandig optreden een breuk met Engeland onvermijdelijk zou zijn en dat moest vóór alles voorkomen worden. Ook Millerand de President der Republiek, was van Poincaré's politiek niet gediend, omdat zij principieel van de zijne onderscheiden is. Millerand is voorstander van een gematigde, Poincaré van een onverzoenlijke politiek tegenover Duitschland. Het eind van den strijd is geweest, dat de richting Poincaré het heeft afgelegd, en dat Aristide Briand gekozen is. Deze zal de politiek van Leygues, die feitelijk de politiek van Millerand was voortzetten, alleen met meer talent, met meer gezag, met meer handigheid en vooral met meer welsprekendheid. Want Briand is een zeer talentvol, een zeer gezaghebbend en een zeer welsprekend man, en overtreft in ieder opzicht zijn voorganger. Bovendien is hij een persoonlijke vriend van Loyd George, wat in dit verband niet zonder beteekenis is. Zijn ministerie is dan ook zeer gunstig ontvangen. De regeeringsverklaring die hij afgelegd heeft voor hij de zitting van den Oppersten Oorlogsraad heeft geopend werd met enthousiasme ontvangen en een motie van vertrouwen met overweldigende meerderheid aangenomen. Ook de Engelsche en de Italiaansche pers spraken zeer waardeerend over het nieuwe Fransche ministerie en Loyd George zend aan zijn ouden vriend Briand een hartelijk telegram. Wat kon Frankrijk meer willen of wenschen. Zoo toog men ter conferentie, de zooveelste die er sedert het sluiten van den vrede te Versailles reeds is gehouden. En daar zou men de puntjes eens op de ï zetten. Daar zou men Duitschland eens vertellen waar het aan toe was. Briand had het nadrukkelijk en met veel pathos in de Kamer verkondigd, dat hij niet met leege, maar met volle handen zou terugkeeren. En de Kamer had bij deze woorden geweldig geapplaudiseerd, Briand kon dus niet anders, dan zijn belofte waar maken. Maar het heeft heel wat gekost en ik vrees, dat het meer schijn dan zijn is, wat hij ter conferentie bereikt heeft. Natuurlijk is iedereen weer tevreden geweest. Frankrijk is tevreden, Engeland is tevreden, Italië is tevreden, België is tevreden. Briand bracht hulde aan Loyd George en deze prees op zijn beurt Briand. En de Belgische afgevaardigden werden door iedereen in de hoogte gestoken, 't Was een gevlei en een gecomplimenteer van die hooge heeren onder en tegenover elkaar, dat een gewoon mensch er duizelig of m..... van worden zou. Maar wij weten nu al lang, dat wanneer de heeren het op het einde van een conferentie zoo roerend eens zijn en elkander zoo voor de oogen der geheele wereld in het zonnetje zetten, pardon, ik bedoel complimenteeren, dat zij het dan roerend oneens zijn en dat zij gelukkig in het allerlaatste oogenblik nog een bruggetje hebben ontdekt, waardoor zij over de gapende afgronden, die hen van elkander scheiden, veilig tot elkander konden naderen en staande op dat bruggetje een compromis konden sluiten. Maar met dat al blijven die afgronden bestaan en ondanks al die betuigingen van roerende eenstemmigheid en hartelijke eensgezindheid zijn zij blijven bestaan.
Want de Engelsche belangen, het is te Parijs weer eens heel scherp aan het licht getreden, zijn nu eenmaal gansch anders als die van Frankrijk. Engeland heelt niet allereerst behoefte aan geld, maar aan handel. Zijn zakenleven moet hersteld en zijn industrie vooruit. De oorlog moet nu eindelijk eens worden geliquideerd en alle daarmee samenhangende kwesties moeten volkomen worden geregeld. Dat is voor Engeland eenvoudig een levenskwestie, zoolang de toestand zoo onzeker is als thans, durft niemand meer zaken te doen, gevolg dat de werkeloosheid in Engeland ontzachlijk aangroeit en het gevaar voor revolutie daarmee toeneemt. En van revolutie moet men in Engeland niets hebben. Het heeft revolutie in Ierland, revolutie in Achter Indië, nu nog revolutie in eigen land, 't zou een politieke chaos worden. Daarom ie voor Engeland de kwestie der schadeloosstelling van ondergeschikt belang. Maar voor Frankrijk is deze kwestie juist primair. De Fransche regeering durft aan het volk voor alles ter wereld niet te zeggen, waar het aan toe is en hoe het er mee staat, want dan zou het aan het volk moeten zeggen, dat Frankrijk failliet is. Want Frankrijk staat er finaneiëel van alle oorlogvoerende landen het slechtst voor. Heel wat slechter nog dan Duitschland al heeft dit den oorlog verloren. Want Duitschland heeft al zijn oorlogsleeningen geplaatst in eigen land en Engeland heeft reeds tijdens de oorlogsjaren heele zware belastingen opgelegd. Maar Frankrijk heeft van dit alles niets gedaan. Het heeft onafgebroken geld gemaakt en opgenomen en den volke werd onafgebroken verkondigd: de Duitscher betaalt alles. Daarom moet de Duitscher op de een of andere manier betalen of Frankrijk gaat te gronde. Maar als Duitschland betalen moet, zooals Frankrijk dat wenscht en hoopt, gaat Duitschland economisch te gronde en Engeland is voor zijn handel een groot afzet gebied kwijt, en Frankrijk krijgt niets, om de eenvoudige reden dat Duitschland alleen betalen kan wanneer het gelegenheid ontvangt om te produceeren. Wij willen een volgende maal zien, hoe men te Parijs dit probleem heeft opgelost en of deze oplossing inderdaad een oplossing mag worden genoemd.
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1921

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1921

De Wekker | 4 Pagina's