Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veronderstellen 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veronderstellen 3

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer dus onder ons vaststaat, dat de Apostel in zijn zendbrieven zich richt tot de belijdende gemeente des Heeren, die in haar gevelsteen beitelt, dat haar alleen van wege het eenige slachtoffer van Christus aan het kruis volbracht, vergeving der zonden en het eeuwige leven uit genade wordt geschonken, dan verklaart het zich als van zelf dat de apostel zulk een gemeente nu ook naar haar belijdenis beoordeelt en aanspreekt. Wie het anders stelt loopt groot gevaar, dat hij aan den apostel opdringt de zonde van het valsch mysticisme, dat zich het recht aanmatigt om de gemeente naar haar verborgen of geestelijk zijde te beoordeelen. En nu weet ik wel, dat de B. of Neo-Gereformeerde richting aanstonds in het strijdperk treedt en zegt: wij zijn geen Labadisten. Wij doen niet mee aan die valsche mystiek, wij hebben geen kerk van enkel wedergeborenen, daar is altijd kaf onder het koren” Maar ook hier geldt, wie goed onderscheidt, leert goed.” Niemand onder ons zegt, dat de Gereformeerde Kerken leeren, dat heel de belijdende gemeente wedergeboren is, maar wel leeren deze kerken, dat de belijdende gemeente met haar zaad voor wedergeboren gehouden moet worden. Het schuilt dus niet in princiep, maar in consequentie; de eene gaat alleen een stapje verder dan de andere. Hoe dicht dat de Neo-Gereformeerde richting de Labadie nadert, kan blijke uit wat Lampe schrijft in zijn werk „Genadeverbond.” Daar lezen wij „zij de Labadisten belijden in de voornaamste gronden hetzelfde met de Gereformeerde Kerk. Doch zij dreven hun zaak te hoog, hielden hun vergadering alleen voor de ware kerk op aarde en wilden niemand de sacramenten toedienen, dan die zij, volgens hunne gestelde kenteekens, voor wedergeboren hielden.” O ik weet wel, dat er tal van stemmen opeens gehoord worden „ja maar, dat willen en dat leeren de Gereformeerde Kerken niet.” En werkelijk zulke stemmen hebben niet geheel ongelijk. Want bij de Labadisten was het niet makkelijk om aan die „gestelde kenteekens” te beantwoorden, bij de Gereformeerde Kerken is het wat makkelijker om voor wedergeboren gehouden te worden. Wie in die kerken bondeling is of belijdend lid, die wordt voor een wedergeborene aangezien en natuurlijk ook als zoodanig behandeld. Het verschil raakt dus niet dat princiep, de wedergeboorte, maar dat verschil zit alleen in de methode. Maar hoe ook, altijd verzeilt men in subjectieve wateren, waar men gaat speculeeren op de subjectieve gesteldheid 't zij van den doopeling, 't zij van het belijdend lid. Nu voorzie ik, dat de Gereformeerde Kerken zich sterk zullen maken door de bewering dat zij wars van alle subjectivisme zijn en dat zij de vaste basis vinden in de beloften van Gods Verbond ten opzichte van de kindren en in de belijdenis des geloofs ten opzichte van de volwassenen.
Maar mag men nu op grond 't zij van die beloften Gods, 't zij van de belijdenis de leer der veronderstelde wedergeboorte drijven? Loopt men dan op deze wijze geen gevaar een geheel foutieve toepassing te maken? Zie, wanneer de Gereformeerde kerken leeren, dat de grond voor den doop is het bevel en de beloften Gods, dan wil heel de Christelijke Gereformeerde Kerk die uitspraak onderteekenen. Maar wanneer nu deze Gereformeerde Kerken krachtens die verbondsbeloften de leer eener veronderstelde wedergeboorte aanvaarden, dan is men tot hiertoe nog altijd het schriftuurlijk bewijs schuldig gebleven dat de beloften des verbonds de wedergeboorte onderstellen. Hier concludeert men te veel! Laat men toch eens beginnen met aan te toonen, dat de Heilige Schrift een verbond der genade kent, waarbij de bondelingen voor wedergeboren moeten gehouden worden. Zoolang als men dat niet heeft aangetoond, klaag ik de Gereformeerd Kerken aan, dat zij in de leer der veronderstelde wedergeboorte onschriftuurlijk en deswege ongereformeerd zijn.
Wijle Ds. Bos, eertijds Redacteur van „de Wachter” schreef in 1904: „In heel den Bijbel is geen sprake van een veronderstelde wedergeboorte en ook in onze Belijdenisschriften niet, maar wel van stellige geloften, van ware wedergeboorte en ook van de verwerping van die beloften in den weg van ongeloof en ongehoorzaamheid tot verdoemenis”. Maar dat was in 1904, ziet u! In 1905 moest men om den lieve vrede wil een beetje de bakens verzetten, en kalmpjes aan doen, „want nu de Gereformeerde kerken eenmaal openlijk hadden uitgesproken dat de leer der onderstelde wedergeboorte schriftuurlijk en Gereformeerd was ging het toch niet meer aan om te schrijven „in heel den Bijbel is geen sprake van een onderstelde wedergeboorte en ook niet in onze Belijdenisschriften”. Maar wij blijven bij deze uitspraak van wijle Ds. Bos en hopen nader aan te toonen, dat hier noch de Heilige Schrift noch de Gereformeerde belijdenis het standpunt der Gereformeerde kerken in deze wettigt. Al wat de Heilige Schrift zegt van de belijdende gemeente, als „geloovigen, als geroepen heiligen”, of wat voor andere hooge eeretitels haar ook worden gegeven raakt niet haar subjectieve gesteldheid, haar wedergeboorte, haar innerlijke heiligheid. De gemeente van Korinthe, die door partijtwisten werd verdeeld, waar bloedschande heerschte, waar het Heilig avondmaal werd geschandvlekt, zegt ons dit wel anders. Maar de apostel taxeert de gemeente naar haar belijdenis: van den Heere Jezus Christus. En dan veronderstelt hij niets, maar dan zegt hij wat die gemeente krachtens haar belijdenis is en behoorde te zijn. Het gaat met die aanspraak van de verschillende gemeenten als met 't woord, dat tot de ouders gericht wordt in 't doopsformulier. Die worden ook aangesproken met „Geliefden in den Heere Jezus Christus”.
Apeldoorn
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1921

De Wekker | 4 Pagina's

Veronderstellen 3

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1921

De Wekker | 4 Pagina's