Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. t. N. te W. Indien ik zou antwoorden op uwe vraag, zou dat antwoord slechts een persoonlijk antwoord kunnen zijn. Er zijn er, die met u volkomen in meening evereen komen; anderen, die tegenover het door u genoemde weifelend staan; weer anderen, die de schuld eenvoudig op de wereld werpen. Zoek eene oplossing in den kerkelijken weg d. i, over kerkeraad, classis en synode. Mogelijk haalt het iets uit, mogelijk ook niet, want het gebruik (volgens u misbruik) is tamelijk algemeen.

J. V. te M. Wat bedoelt de Apostel in 2 Petr, 1 : 10, als hij zegt: Daarom broeders, benaarstigt u te meer, om uws roeping en verkiezing vast te maken, want, dat doende, zult gij nimmermeer struikelen? Tot wie zegt de Apostel dit? Tot de gemeente in haar geheel, in voorwerpelijken zin? Of tot de geloovigen in het bijzondert? Wat wordt onder dat struikelen verstaan? Een wezenlijk afvallen?
Wanneer u aandachtig het voorgaande in dit hoofdstuk leest, wordt de vraag, tot wie de Apostel dit zegt, duidelijk beantwoord. Immers in vers 1 luidt het adres: aan degenen, die even dierbaar geloof met ons verkregen hebben; in vers 2 wordt gezegd: genade en vrede zij u vermenigvuldigd; in vers 3 zet de Apostel zich naast de lezers van zijnen brief, als hij zegt: gelijk ons enz ; evenzoo in vers 4. De Apostel schrijf zijne brief dus aan geloovigen; hij gelooft, dat zij geloovigen zijn. Onderwerpelijk of voorwerpelijk? Dit is geen zaak voor den Apostel, maar voor de lezers van den brief. Schijnen zij geloovigen te zijn en zijn zij het niet, dan ligt dit niet voor des Apostels verantwoording maar voor de hunne. Hij, de Apostel, kan alleen oordeelen naar de openbaring van hen, en die openbaring is, dat zij geloovigen zijn. Over het hart oordeelt de Heere. En zoudt ge meenen, dat een ongeloovige, die daar leeft onder de beademing der zuivere bediening, ook niet weet, tenminste weten kan, dat hij geen deel heeft aan het heil in Christus Jezus geschonken? Hij moge anderen misleiden, maar voor zichzelf is hij niet onleesbaar. (Dit laatste in ongunstigen zin). De Apostel heeft het dan ook niet over hypocrieten en spreekt niet tot hypocrieten, maar heeft het over en spreekt tot geloovigen.
Als de Apostel nu spreekt over de roeping en verkiezing dier geloovigen, is het duidelijk, dat het vastmaken niet kan betreffen het werk Gods; als zoodanig. Het gaat bij den Apostel niet om den staat der geloovigen. Die is vast in den Heere, onwankelbaar tot in alle eeuwigheid. Wat er ook met den geloovige gebeure, die staat veranderd niet.
Anders is het echter met den stand of, gelijk we het ook wel noemen, het standelijke leven. Dat kan rijk aan wisselingen zijn en niet altijd geniet de geloovige de genieting van het genadewerk Gods. En als het leven aan het leven ontbreekt, dan is het de tijd dat de wereld vraagt: Wat onderscheidt u van mij? — de tijd, dat de satan wijst op de vuile kleederen en zegt: Ziet ge wel, dat ge Hem niet toebehoort? — De tijd, dat vleesch en bloed zeggen: Er is voor u geene hope meer! Hoe wankel staan dan — niet bij God, maar bij den geloovige — roeping en verkiezing. Wat gemakkelijke prooi voor den twijfel en ongeloof en zonde is dan de geloovige! Hoe struikelt hij!
Daarom moet hij roeping en verkiezing vast maken door de vruchten der roeping en verkiezing na te jagen, voort te brengen, de uitbotting der knoppen niet in den weg te staan, maar zich als te plaatsen in het genade zonlicht Gods. Hoe? Zie, wat voorafgaat (5—7): bij het geloof deugd, bij de deugd kennis, bij de kennis matigheid, bij de matigheid lijdzaamheid, bij de lijdzaamheid godzaligheid, bij de godzaligheid broederlijke liefde, bij de broederlijke liefde, liefde jegens allen. Zoo dit in den geloovige gevonden wordt, het zal hem niet ledig noch onvruchtbaar laten; waar het ontbreekt, is hij blind (er staat niet: dood, maar blind). Wat kan de blinde anders dan overal tegen aan loopen, overal over struikelen?
Daarom, zegt ons vers, benaarstigt u te meer, 't is niet alleen roeping maar ook tot uw eigen nut, uwe roeping en verkiezing in dezen weg vast te maken.
Zeker, volmaakt zal de geloovige nooit worden. Maar toch zal in dezen weg de mond van wereld, duivel, vleesch en bloed sterk gebreideld worden en de verzekerende vrucht door den geloovige genoten.
U zult gevoelen, dat eene verklaring van struikelen = afvallen, bij deze uitlegging geen plaats vindt.
Ap. Borneolaan 4.
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1921

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1921

De Wekker | 4 Pagina's