Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Kerkregeering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Kerkregeering

Art. 16 der kerkorde.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Der Dienaren ambt.
IV.
Art. 16 spreekt van vijf werkzaamheden voor de Dienaren des woords. Van die vijf zijn er twee, welke uitsluitend tot het ambt der Dienaren des woords behooren en drie, welke ook door de ouderlingen moeten verricht worden, n.l. het opzicht op medebroeders, de tuchtoefening en 't verzorgen der orde. Wij zouden ze te saam kunnen rangschikken onder uitoefening der tucht, waardoor dus de taak der Dienaars zou zijn: Woord en Sacramentsbediening en van de Dienaar met de Ouderlingen: uitoefening der tucht.
De Dienaren toch zijn tevens Ouderlingen. In den Apostolischen tijd reeds werd gesproken van Ouderlingen, die arbeidden in de leer en die de kerk regeerden. De eersten waren de Dienaren des Woords, de laatsten regeerden met de Leeraar's de gemeente. De taak van den Dienaar is dus eerstens van didaskalen en vervolgens van presbyterialen aard, d. w. z. de Dienaar is didaskolos of leeraar en presbyter of ouderling. Als Leeraar heeft hij volgens het formulier tot bevestiging van Predikanten vierderlei taak. Ten eerste te verkondigen het Evangelie. Ten tweede, de openbare aanroeping van Gods Naam. Ten derde, de Sacramentsbediening en ten vierde de gemeente in goede orde en tucht te houden. Dit blijft niet met de vijf werkzaamheden in Art. 16 genoemd, want waar het formulier afzonderlijk spreekt van de prediking en dienst der gebeden, daar neemt Art. 16 dit saam in: Der dienaren ambt is in de gebeden en de Bediening des Woords aan te houden.
Toch is er nog onderscheidt tusschen den dienst der gebeden en des Woords. In beide is de Dienaar werkzaam, doch in het eerste spreekt hij namens de gemeente tot God en in het tweede in den Naam des Heeren tot de gemeente. De bediening des Woords moet bestaan volgens de K.O. van Wesel in verkondigen, ontleden en toepassen van het Woord. Die toepassing moet zijn in 't openbaar en in 't bijzonder. Het eerste geschiedt op den kansel, het tweede in het huisbezoek, hetwelk ook eene bediening is van het woord, doch dan tot den enkelen persoon. Daarbij bedient de Leeraar het Woord aan de geheele gemeente als Homileet of Prediker en als catecheet aan het zaad der gemeente, zoodat de taak van den Dienaar is om als liturg aan te houden in de gebeden, als Homileet voortdurend te prediken en als catecheet het zaad der kerk te onderwijzen.
Daarbij moet hij optreden in de Bediening der Sacramenten. Deze zijn verbonden aan het Woord, doch gaan er niet aan vooraf. Geen doop of Avondmaal mag plaats hebben zonder bediening des Woords. Immers de Sacramenten verzegelen de beloften in het Woord gedaan, zij zijn de zegels aan het document, en nu moet er eerst het document (Gods Woord) zijn, zal er van zegel aan dat document sprake kunnen zijn.
Bij Rome is dat anders. Daar consentreert zich alles aan het Sacrament en dient het Woord slechts tot opluistering van het Sacrament. De Roomsche gaat dan ook „ter mis”, de Gereformeerde „ter preek.” Het Woord dus voorop, dan het zegel aan het Woord, nl. het Sacrament.
Daarom is dan ook de allengs overal ingevoerde gewoonte om de kinderen te doopen vóór de bediening des Woords uit Bijbelsch oogpunt zoo af te keuren. Men kwam daartoe op nuttigheidsgronden, welke al zoo veel verkeerds in de kerk hebben gebracht. 't Is toch niet de vraag: Wat is het nuttigst, maar wat zegt Gods Woord? Vóór vijftig jaar werd dan ook nog alom na den dienst des Woords gedoopt, dat was echt Gereformeerd, en zoo ook bepaalde de Synode van Dordrecht in 1574 dat de doop des zondagsnamiddags „tusschen de predicatie en het ghemeym (algemeen) gebed moest bediend worden.
Wat zou men wel zeggen, indien een leeraar eerst het H. Avondmaal bediende en daarna eene predikatie hield. Men zou kunnen zeggen, al weer op nuttigheidsgrond, dat is wel goed, indien de predikatie wat lang duurt, doch in den grond der zaak is het Roomsch.
Tot den dienst der gebeden en des Woords moet ook gerekend de huwelijksinzegening en het bevestigen in de ambten, b.v. van ouderlingen en diakenen of medeleeraren. Men zegt wel eens, eene huwelijksinzegening is geen bediening van een Sacrament, en dit is het ook niet, maar het is publieke bediening des Woords met het oog op het huwelijk en daarom behoort het ook alleen tot de taak van de Dienaren des Woords en niet van ouderlingen of broeders, die geheel niet in een ambt staan, zooals studenten of leeken die een stichtelijk woord spreken.
Anders staat het met het catecheseeren. Dit is geen publieke bediening des Woords, zegt Voetius, maar privaat publieke en mag daarom door een ouderling gedaan worden. Er is trouwens, volgens Art. 16 voor den leeraar nog meer te doen, wat óok tot het werk of de taak der ouderlingen behoort, daar hij een Mede-ouderling is; hiertoe behoort de tucht en wat daarmede in verband staat.
Apeldoorn
P.J.M. de Bruin

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juli 1921

De Wekker | 4 Pagina's

Onze Kerkregeering

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juli 1921

De Wekker | 4 Pagina's