Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veronderstellen (XXXVII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veronderstellen (XXXVII)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het genade-verbond treedt dus daghelder naar voren, dat het hier niet gaat over een stijgen van ons tot God, maar over een nederdalen van God tot ons. Al hebben wij er met den verloren zoon alles doorgebracht, het blijft toch een waarachtig getuigenis, dat God genadig is en Zijn heilsbelofte niet zal breken. Hoe schoon werpt deze zon van Gods trouw haar stralen, wanneer ge in ons doopsformulier de beteekenis van Gods heilsbelofte vindt ontvouwd. Lezen wij dat doopsformulier goed, dan vinden wij daar niet de leer der veronderstelde wedergeboorte aangewezen, maar zien wij, hoe door den zwarten bodem onzer zonde de goudader van Gods genade slingert en hoe over het kind des toorns zalige vleugelen, eeuwige vleugelen van Gods barmhartigheid zich uitbreiden. Wat hebben dikwerf de Gereformeerde Kerkbodes dit doopsformulier tegen de Christ. Geref. Kerk uitgespeeld! Ze hebben het soms overluid verkondigd, dat de Christ. Geref. predikanten het dankgebed na den doop niet durfden uitspreken, omdat dezen het goed begrepen, dat in het dankgebed de leer der veronderstelde wedergeboorte werd gehandhaafd. Hoe bespottelijk! Nog vóór eenige maanden durfde de Heraut schrijven, dat de ouders in de opvoeding hun kinderen moeten behandelen en toespreken als levende lidmaten van Christus' lichaam, want het doopsformulier (??) zegt, „de ouders zullen gehouden zijn hunne kinderen, in het opwassen, hiervan broeder te onderwijzen.” En nà deze verbazingwekkende exegese werd heel leuk opgemerkt, dat men het iemand niet te euvel moest duiden, wanneer deze de „Gereformeerde Kerken” verliet om de leer der veronderstelde wedergeboorte. Immers zulk een was het niet meer eens met het doopsformulier en dus niet meer eens met de Geref. belijdenis. Men moet toch maar durven! Bij het lezen van zulke reusachtige conclusies staat men eenvoudig paf en moet men zich alleen verbazen over den kring van lezers, die dit zonder één woord van protest aanvaarden. Heeft de narcose, druppel nà druppel toegediend, dan toch zulk een uitwerking gehad, dat men in de Gereformeerde Kerken niet meer ontwaakt? Of is men daar het strijden moe en logt men er zich bij neer, om des lieven vredes wil? Ik vermoed, dat dit laatste wel de reden zal wezen en „de Wachtergroep” niet gaarne ziet, dat het vuur der leergeschillen weer opgerakeld zou worden. Verklaarbaar als men weet, hoe wijlen Ds. Bos als redacteur van „de Wachter” voortdurend van de Heraut-mannen werd gebrandmerkt om zijn door en door onware verklaring van het doopsformulier. Maar die tijd is voorbij.
Nu kan de Heraut zijn verklaring geven en niemand doet meer een mond open. Het gaat ook moeielijk, nu de Synode der Gereformeerde Kerken heeft aanvaard, dat het zaad des verbonds te houden is voor wedergeboren. En triomfantelijk schrijft nu de Heraut „dat de ouders geroepen zijn hun kinderen in het opwassen hiervan broeder te ouderwijzen”. Men lees nu — niet wat de Heraut zegt — doch wat het doopsformulier zelf zegt; hoor eens den aanvang van dat formulier en vraag u dan af, of onze Gereformeerde vaderen het standpunt der veronderstelde wedergeboorte huldigden? Daar wordt gezegd, letterlijk, dat wij kinderen des toorns zijn. Let wel, daar staat niet, dat wij kinderen des toorns geweest zijn, ook niet dat wij het kunnen worden, maar zoo volstrekt mogelijk, dat wij het zijn. Wij liggen dus verloren voor God van het uur onzer ontvangenis af en staan dus met onze voeten niet op den weg naar het hemelsch Paradijs, maar op het pad naar de hel, de plaats van Gods eeuwigen toorn. Dat is een ontzaglijke waarheid, dat elke natuurlijke geboorte uit den wil des vleesches en uit den wil des mans, het aangezicht richt naar de plek, waar de zwarte wolken van Gods eeuwigen toorn nimmer een lichtstraal doorlaten. „Kinderen des toorns zijn” En wat zegt die doop nu verder? Dat wij ook wedergeboren zijn? Of dat wij voor wedergeboren moeten gehouden worden? Ja waarlijk, dat zou hier toch moeten volgen, wanneer onze Gereformeerde Vaderen zulke voorstanders van de leer eener veronderstelde wedergeboorte bij den doop zouden geweest zijn, als thans de Gereformeerde kerken. Maar met geen tittel leest ge hier in het doopsformulier deze neo-Gereformeerde leer. Integendeel, daar wordt zóó sterk mogelijk gezegd, dat wij van nieuws aan geboren moeten worden. Let op het verschil tusschen het kind des toorns zijn en het wedergeboren moeten worden. Zie dat is de zuivere echotoon der Heilige Schrift, toen Jezus tot Nicodemus zei: „Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb, gijlieden moet wederom geboren worden”.
Maar een nieuw soort Nicodemieten weten het tegenwoordig beter dan het doopsformulier en Jezus zelf en leeren „wij houden de kinderen des verbonds voor wedergeboren”. Of dat nieuw soort Nicodemieten ook goed Gereformeerd is?

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1922

De Wekker | 4 Pagina's

Veronderstellen (XXXVII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1922

De Wekker | 4 Pagina's