Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dit is het eenwige leven, dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen God, en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt (XV)

Bekijk het origineel

Dit is het eenwige leven, dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen God, en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt (XV)

Paschen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De Heere is waarlijk opgestaan!” Luk. 24:34.

„Uwe droefheid zal tot blijdschap worden!”
Zoo had de Mond der waarheid gesproken, en zoo is het geschied! Op den „stillen” Zaterdag volgt de morgen der opstanding. Als de zon verrijst in het Oosten en hare stralen busselen zal werpen over Jeruzalem met zijnen tempel, dan herrijst in Jozefs hof de Zonne der gerechtigheid, om Zijne stralen te werpen over Jood en Heiden, van het aardsch Jeruzalem tot aan de einden der aarde; om bet hemelsch Jeruzalem zichtbaar te maken, te doen schitteren voor het oog der bedroefde discipelen, voor het oog van allen, die Zijne verschijning lief hebben.
Meer dan eene moeder troost, beeft de Heiland de Zijnen vertroost door Zijne verschijningen aan hen. Blijde jubel ligt er in het woord, waarmede de discipelen de Emmaüsgangers begroeten, het woord, dat de sabbathsgroet der eerste Christenen zijn zal, „de Heere is waarlijk opgestaan!” Voorzeker, zij hebben elkander herinnerd aan het psalmwoord, „dit is de dag, dien de HEERE gemaakt heeft, laat ons op denzelven ons verheugen, en verblijd zijn.”
Toch, met al de blijdschap en al den troost, waarin de jongeren des Heeren deelen, blijft de vraag, of zij wel de beteekenis verstonden van de opstanding huns Meesters. Ook na de opstanding, ja, tot op den morgen der hemelvaart, blijken vleeschelijke gedachten omtrent Zijn Messiasschap in hen te wonen. Eerst de Pinksterdag zal hun het volle licht brengen, dan zullen zij verstaan, wat het zegt, in Zijnen Naam te prediken vergeving der zonden. Zij geloofden in Hem, zij hoopten op Hem als op den Messias, maar op den Messias naar Joodsche verwachting. En nu hebben zij zich verblijd, want Hem, dien zij zoo hartelijk liefhadden, hadden zij weer, en, waar Hij is opgestaan uit de dooden, is het voor hen eene bevestiging van hun geloof in Hem. Zeker, met te meer nadruk hadden zij Petrus' woord willen herhalen: „Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods,” en toch.... Maar het stoort de blijdschap niet; „de Heere, hun Jezus, is waarlijk opgestaan!”

Het gaat in deze overdenking niet om de geschiedenis van het feit maar om de beteekenis er van. Op deze willen wij letten.
Toen Christus alles volbracht had, heeft Hij aan het kruis uitgeroepen „Het is volbracht!”
Heeft Hij waarlijk genoeg gedaan aan het recht Gods? Heeft Hij volkomen betaald voor de schuld der Zijnen? Heeft Hij niets achtergehouden van hetgeen bij den Vader te doen was? Heeft Hij gerechtigheid aangebracht, den Zijnen het leven verworven?
Deze vragen zijn van het hoogste belang. Niet de Borg, de Schuldeischer moet de quitantie teekenen voor de schuld; eerst dan is zij geldig!
Het woord van Jezus' lippen, „Het is volbracht!” is krachteloos, zonder het „Amen!” des Vaders. Dat „Amen” heeft de Vader gesproken in de opwekking van Zijn heilig Kind Jezus. Jezus ware Zijn heilig Kind niet geweest, indien Hij zonde gekend had en dus zelf, als persoon, schuldig had gestaan tegenover den Heere. Hij ware Zijn heilig Kind niet geweest, als Hij niet volkomen het welbehagen Gods had gedaan. Hij ware ondergegaan in den dood, in den eeuwigen dood, indien Hij niet ware geweest het onbestraffelijke en onbevlekte Lam. Het offer ware niet aanvaard; de Hoogepriester niet wedergekeerd uit de donkerheid des heiligdoms. Er ware geene voldoening geschied, geene verzoening verworven.
Maar, wijl Jezus in volheid is de Christus der Schriften, nu „laat God niet toe, dat Zijn Heilige de verderving zie!” Laat het dan zijn, dat de discipelen niet in vollen omvang verstaan, wat er mede gezegd wordt, als zij elkander toeroepen: „De Heere is waarlijk opgestaan!” hot oor des geloofs hoort er in de stem des Heeren, des rechtvaardigen Rechters, die spreekt: „Ik heb verzoening voor u gevonden, niet slechts in belofte naar den eeuwigen raad van Mijn welbehagen, maar metterdaad. Ik heb van hen, die in Mijnen Zoon zijn, niets meer te eischen. Alles heeft Hij volbracht; hun vloek heelt Hij gedragen. Ik leverde Hem over om hunne zonden, Ik heb Hem opgewekt om hunne rechtvaardigmaking, omdat Hij Mijn toorn tegen hunne zonden gedragen heeft en als hun Borg Zijn leven heeft gegeven voor het hunne.”

„Da Heere is waarlijk opgestaan!”
Dit woord ruische in onze ziel als wij Paschen vieren. Het ruische er in, niet slechts als vermelding van een historisch feit, niet slechts als eene erkende dogmatische waarheid. Dat is ons niet genoeg. Het moet in ons leven. Er moet in ons zijn, wat ook in den Apostel Paulus was, toen hij neerschreef (Fil. 3:10) „Opdat ik Hem kenne en de kracht Zijner opstanding”. Daartoe is ons meer noodig, dan dat wij gelooven, dat het waar is, wat Jezus zeide aan het kruis, „Het is volbracht!”, meer, dan dat wij aannemen, dat de opstanding is het bewijs van Zijne volkomene plaatsbekleeding. Wij hebben noodig de verzekering van Gods Geest, dat de Heiland voor ons leed en stierf en dat Hij om onze rechtvaardiging is opgewekt.
„Het is volbracht” door den Zoon aan het kruis, door den Vader in de opwekking des Heilands gesproken, moet worden gevolgd door een „het is volbracht” des Heiligen Geestes in onze ziel.
Dan zulten wij paschen vieren!
Dan zien wij in de opstanding ook onze quitantie geteekend!
Dan mogen wij God ontmoeten als genadig en ontfermend Vader!
Verleene de Heere het ons uit genade.
Pascha! Voorbijgang!
Niet in verbetering, in voorbijgang lag Israëls redding in den doodsnacht in Egypte. Niet in verbetering, in voorbijgang ligt voor ieder zondaar de redding zijner ziel uit der zonde macht.
Slaat dan uw oog op Hem, die stierf op Golgotha; op Hem, die opgewekt is ten derden dage.
Het leven van het leven is, dat gij Hem kent als uw schuldovernemenden Borg, die dood is geweest en weder levend is geworden.
„Het is volbracht!”
Volbracht voor zondaren!
„De Heere is waarlijk opgestaan!”
„Loof den Heere, mijne ziel, en al, wat binnen mij is, Zijnen heiligen Naam!”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1922

De Wekker | 4 Pagina's

Dit is het eenwige leven, dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen God, en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt (XV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1922

De Wekker | 4 Pagina's