Luisteren
Het geestelijk laven begint met het zielontroerend luisteren. Wanneer de oude Godsman zijn zielberoering wil teekenen, dan zegt hij: „Gij hebt mij naar uw woord, de ooren doorgeboord”
Wanneer die tegenwoordigheid des Heeren een Samuel verrast in den onvergetelijken nacht, dan vertolkt hij zijn innerlijke aandoening: „Spreek Heere, want uw dienstknecht hoort”.
Als Elia, staande in de rotsspelonk van den ouden woestijnberg, in storm en vuur en aardbeving het geheim der aankomst Gods verwacht, dan op 't laatst luistert hij vol heiligen eerbied „en het geschiedde als Elia dat hoorde, dat hij zijn aangezicht bewond met zijn mantel. De zichtbare verschijnselen verdwijnen, alleen het geheim van luisteren blijft. „Als Paulus opgetrokken is geweest in den derden hemel” dan heeft hem niet in heilige extaxe gebracht wat hij daar zag, maar wat hij daar hoorde, want hij heeft gehoerd onuitsprekelijke dingen, die een mensch niet geoorloofd is uit te spreken. Ook hier het luisteren het diepe mysterie van het geestelijk hemelsch leven.
Luisteren … dat verrukt dikwerf nog meer dan het zien. Wanneer God gewijde orgeltoonen (in een harmonisch koor van schoone stemmen het driemaal heilig zingen en langs statige bogen laten ruischen, zie, dan luistert het oor, neen de ziel in geheimnisvolle ontroering. Of hebt ge wel eens bij nacht een wandeling gemaakt door het woud, wanneer de stilte van den nacht zijn zwijgend wonder van licht en donker over de aarde spant, de stem van het vogelenkoor niet meer klinkt en alles zoo vereenzaamd is rondom u, wel, dan heeft ook zelfs die stilheid een stem en gij luistert en gij denkt aan het woord van den zanger: „de lofzang is in stilheid tot u o God.“
Of wanneer die nachtelijke stilte wordt gebroken door de schoonheidstriller van den nachtegaal— — gij luistert. — Het was zijn zang, die uw oor boeide en ge blijft staan om nog eenmaal in dat wijde woud de melodieuse klank op te vangen. Dat lied in den nacht, die zang in het woud is mij het beeld van een lied, dat ruischt door den nacht van den tijd, door het oerwoud der zonde, een lied, een nachtegaalslag vol diepe vrede, vol zalige troost. Maar op die nachttochten, die de menschheid maakt, zijn er weinigen, die naar deze nachtegaalslag luisteren. Hoe zal ook een doove luisteren, waar hij het orgaan mist om die tonen op te vangen. Maar wanneer uw ziel een gehoorzaal heeft ontvangen dan hooren wij in ons zielsoor trillen een lied van rust en vrede, dat blijdschap geeft in de hut van den arme en op het ziekbed van den lijder, die nadert tot de poort des doods.
Het is het lied der genade, dat ons bezingt hoe in Jezus Christus het heil voor den goddelooze kernt. Luistert gij mijn lezer, naar dat lied?
A. (Apeldoorn) S.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1922
De Wekker | 4 Pagina's