Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van verre en van nabij (XVIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van verre en van nabij (XVIII)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een herlevend Judaïsme. Het is alleszins bekend, hoe de Joden ten tijde van Christus' omwandeling op aarde zeer sterk particularistisch dachten. Het Joodsche volk, geknecht door dienstbaarheid en bukkend onder den scepter van vreemde heerschers, zag niet zonder droefheid naar zijn gouden verleden, toen Davids troon blonk es Salomon's regeering wereldberoemd was. Maar die gloriezon was ten avond gedaald en duisternis was de rouwmantel, die over de schouders van het Joodsche volk was geworpen. Verklaarbaar, dat dit eens zoo groote volk in vorheffende toekomst-idealen zich wiegde en dat het hoopte op het Messiaansche rijk, waarvan Jeruzalem het middelpunt zou wezen, en waar de Messias als wereldgebieder zijn troon zou stichten en — Hem zullen de volken gehoorzaam zijn.
Heel die opvatting van het Messiasrijk werd dus hoe langer hoe meer wereldsch en politiek.
De Messias was een tweede David, die de Joodsche natie in haar macht en heerlijkheid zou herstellen, die het juk der vreemde heerschappij zon afschudden en de Joden als een vrij zelfstandig volk weer tot het toppunt van hun glorie zou voeren.
Wij weten, hoe deze typisch Joodsche gedachte zelfs onder de discipelen van Jezus met voorliefde werd gehuldigd. Er zijn zelfs Schriftverklaarders, die vermoeden, dat het verraad van Judas zijn diepste oorzaak niet vond in satansch bedoelen maar dat hier zou zijn geweest een politiek overleg. Het zou Judas te langzaam zijn gegaan, de heilstaat, waarop hij met de andere discipelen hoopte, zou te lang op zich hebben laten wachten. Om Jezus nu te prikkelen tot een daadwerkelijk krachtig optreden, om den stoot te geven aan Zijn Koninklijke heerschappij in Israël, zou hij het conflict met het Joodsche Sanhedrin gezocht hebben.
Ik zeg niet, dat ik dadelijk gereed ben deze verklaring te onderschrijven, maar zij is in zooverre teekenend, als zij ons zegt, hoe diep de gedachte aan dat aardsche Messiasschap en aan die vleeschelijke verwachtingen er bij de Joden inzat. Dit moet voor den Heere Jezus altijd een pijnlijke gewaarwording geweest zijn, als hij zoo dikwerf moest merken, dat zelfs zijn discipelen hem zoo weinig begrepen. Het moet het lijden van den Christus verzwaard hebben, als zelfs zij, die dagelijks met Hem omgingen es die steeds Zijn onderwijs ontvingen, altijd weer gewaagden van het Koninkrijk in Joodschen zin.
Wanneer de hemelvaarts morgen wenkt es meer dan ooit het hemelsch karakter van Christus' Koninkrijk hen voor den geest moest staan, dan nog zitten zij zoo verward in hun vleeschelijke idealen. dat zij den Heiland bedroeven door hun vraag of Hij nu heel spoedig aan Israël het Koninkrijk zou oprichten.
Welnu, tegenwoordig leeft datzeftde Judaïsme weer op, en dat niet alleen onder de Joden, maar ook onder de Christenen. Wie een blaadje als „het Zoeklicht” leest, vindt daarin voortdurend diezelfde tendenzen, in zoooverre als het de echt vleeschelijke verwachting voedt, dat de Joden als natie nog eens in Palestina hun politieke herstelling zullen vieren. Zie, dat zulk een gedachte nu leeft in de kringen van het Zionisme, verwondert niemand. Sinds toch dat Theodor Herzl is 1896 „de Judenstaat” in het leven riep, wordt een groot gedeelte van het Jodendom bezield door het blij vooruitzicht, straks weder de pennen te mogen slaan in den bodem, die met het goud van Gods belofte is gekroond.
Deze Zionistische beweging schijnt nu ook sommige Christenen in 't gevlei te komen om hun Joodsche aspiratiën te versterken. Immers er zijn ook Christenen, die meenen, dat het wezenlijk behoort tot de komst van het Koninkrijk der hemelen, dat de Joden als volk weer terug zullen keeren naar Palestina om daar een zelfstandig rijk te vormen.
Misschien vraagt iemand mij of ik dan zoo vijandig sta tegenover de verwachting van een terugkeer der Joden naar Palestina. Hierop zou ik willen antwoorden, dat zulk een terugkeer door mij niet als het onmogelijke zal worden aangeschreven, maar dat, al zou deze staatkundige herstelling der Joden in vervuiling gaan, dit voor den Christen van zeer ondergeschikte beteekenis moet geacht worden.
Al kas ik niet veel aanwijzingen in de uitspraken van den Heere Jezus vinden, die recht geven aan zulk een politieke herstelling te denken, al kan hier eerder het tegendeel aangetoond, toch kan heel de prikkeling van dit nationaal opleven der Joden geen wezenlijk element zijn in het Koninkrijk der Hemelen. En juist dit is het bezwaar, dat tegen deze Joodsche speculaties dient ingebracht. Het is een terugkeeren tot het oude Judaïsme, een miskennen van de heerlijke Nieuw Testamentische bedeeling, wanneer van Christelijke zijde aan deze Joodsche verwachting steun geboden wordt.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1922

De Wekker | 4 Pagina's

Van verre en van nabij (XVIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1922

De Wekker | 4 Pagina's