Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De noodzakelijkheid van deze verhooging is verdedigd met dit argument: dat het kamerlid maatschap zooveel eischt, dat iemand er zich geheel aan moet kunnen wijden, en dat hij uit dien hoofde ook een bezoldiging moet ontvangen, die hem in staat stelt er zonder drukkende zorg van te kunnen bes aas. Met die redeneering gaas wij accoord en wij gelooven zelfs, dat zij juist is. Wanneer een kamerlid zijn functie goed wil bekleeden en de dingen, die in behandeling komen, grondig onderzoeken, dan vereischt dat tijd, heel veel tijd. Die wel eens een begrooting gezien heeft, zal dat kunnen begrijpen. Daarom klopt daarom de conclusie, dat zoo iemand een behoorlijke bezoldiging geniet bijv. ƒ 5000 per jaar. Maar daarmede is nu in lijnrechten strijd het feit, dat er ook onder onze kamerleden zijn, die er nog een zeer drukke lands-, of provinciale- of gemeentelijke betrekking bij waarnemen, die niet minder goed bezoldigd wordt. Deze kamerleden ontvangen dus dubbel tractement. En dat klopt niet. Of de eerste redeneering is een leugen, en, dan is de verhooging niet gemotiveerd of de eerste redeneering is waar, maar dan is daarmede de dubbele gesalarieerde functie van vele kamerleden in strijd. Hier is iets niet in orde en ik geloof, dat het een of ander zal moeten geschieden, wil onze volksvertegenwoordiging in de ogen van het volk de achting houden, die zij noodig heeft. Men zal een ander stelsel voor de vergoeding moeten bedenken, en ik ben van meening, dat dit zeer gemakkelijk kan, óf men zal de onvereenigbaarheid van het kamerlidmaatschap met andere gesalarieerde betrekkingen bij rijk, provincie of gemeente moeten uitspreken. Voor deze laatste oplossing zou ik zeer veel gevoelen, omdat dit aan onze volksvertegenwoordiging ten goede komen zon. Ik geloof dat dit dan ook een punt is, dat op de kiesverenigingen dient besproken te worden.
Op een der zaken, die mijn aandacht getrokken hebben, wil ik nog even de aandacht vestigen. De kerkelijke specialiteit van de antirevolutionaire kamerclub, prof. Visscher, heeft bij de algemeene beschouwingen over de VIIde Afdeeling van Hfst. VIIB een ietwat opzienbarende rede gehouden over de Herv. Kerk. Deze rede heeft heel wat stof opgejaagd. Want prof. Visscher is niet iemand om een band voor den mond te nemen. Hij zegt precies, hoe hij over de dingen denkt en hij zeide het ditmaal zoo forsch, alsof hij op een verkiezingsmeeting sprak. De Kamer was er dan ook letterlijk door overweldigd.
't Was de maiden-speech van den professor en als zoodanig was er nog al heel veel professorale geleerdheid in, die met de zaak zelf niet veel te maken had. De rede zelf bad wel onze instemming, omdat zij den vinger legde op de wondeplek van ons kerkelijk leven: de Ned. Herv. kerk. Want zoolang deze kerk onder haar tegenwoordige organisatie blijft, worden wij én kerkelijk én staatkundig nooit, wat wij zijn kunnen en met het oog op de toekomst van ons volk ook zijn moeten. Want wij zullen ook op politiek gebied tot nauwer samenwerking moeten komen. Wij zullen het ons niet blijvend kunnen veroorloven, dat wij als Christelijk Historische en Antirevolutionaire es Gereformeerd Staatkundige partij afzonderlijk blijven bestaan en trots aller samenwerking elkander toch bestrijden. Wanneer wij daarmede voortgaan, ondermijnen wij zelf de Christelijk-protestantsche grondslagen van ons volksleven en spelen in Rome's kaart, Ik ben geen anti-papist en doe niet mee aan cursussen en protestmeetings tegen Rome. Ik neem het Rome ook niet kwalijk, dat het arbeidt aan den bloei der Roomsche kerk is ons vaderland, maar ik ben volstrekt niet blind voor de gevaren, die het protestantisme van die zijde bedreigen. Ik geloof echter, dat mes onzerzijds deze gevaren niet voldoende onderkent. Want deze gevaren blijken niet op kerkelijk én ook niet op dogmatisch, maar voornamelijk op politiek terrein. Men vergete toch nooit en wij zijn er dezen zomer neg machtig aan herinnerd, door het veto den Bisschoppen, dat de Roomsche politiek geheel in dienst staat van de Roomsche kerk in Nederland. En als wij is dat licht de Roomsche kerk bekijken, dan moeten wij zeggen, dat zij aan politieken; invloed barder vooruitgaat dan eenige andere kerk of partij. De politieke invloed van Rome neemt gaandeweg toe en tegen dezen vooruitgang is maar één middel: vereeniging van allen, die op den positieven grondslag van het protestantisme staan in één Staatkundige partij. Maar dat behoort tot de vrome wenschen, zoolang de Hervormde kerk onder haar tegenwoordige organisatie blijft. En ik geloof, dat prof. Visscher dat goed beziet.
Daarom heeft hij zijn rede gehouden en gezegd tot de regeering: „Gij hebt eenmaal de Ned. Herv. Kerk van hare vrijheid beroofd, en haar geklonken in de boeien van een organisatie, die hare vrije levensuiting belemmert, welaan, verbreek zelf deze boeien en maak baar vrij. Dan eisch van prof. Visscher is de zedelijkheid: zelve. Wanneer ik iemand van zijn vrijheid beroofd heb, is er maar één middel om dat gepleegde onrecht goed te maken:) en dat ik hem zijn vrijheid teruggeef, m. a. w. dat ik hem weer terugbreng in den staat, waarin ik hem gevonden heb.
Maar pref. Visscher weet even goed als ik, dat de regeering dat niet doen kan. Het fatale van den toestand den Ned, Herv. Kerk is, dat er geen oplossing voor is, althans niet een oplossing, lange vredelievenden weg. Want als de minister prof. Visscher antwoordt en zegt: de Ned, Herv. Kerk is vrij, en zij kan haar organisatie precies maken en haar kerkregeering set zoo inrichten, als zij zelf dat verkiest, dan spreekt de minister daar mede een waarheid uit, die geen professor in het kerkrecht kan weerleggen. De Hervormde Kerk wordt in geen enkel opzicht van regeeringswege verhinderd om de organisatie van 1816 te vervangen door de Dordsche kerkenordening. En wanneer zij daartoe besloot, zou er geen regeering den moed hebben haar daarin tegen te staan. Als zoodanig is de Herv. Kerk dus volkomen vrij. Prof. Visscher heeft dit ook niet ontkend, noch weerlegd, maar het bleek uit zijn repliek, dat het hem feitelijk om wat anders te doen was Daarover een volgende maal. Mag ik mijn lezers en lezeressen een schuldbelijdenden uitgang van 1922 es een rijk gezegenden ingang van 1923 toebidden.

d.H. (den Haag) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1922

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1922

De Wekker | 4 Pagina's