Approbatie der gemeente I
Art. 22 D.K.O.
Wordt door één of meer gemeenteleden bij den Kerkeraad bezwaar ingebracht tegen een of meer gekozen kerkeraadsleden, dan heeft de kerkeraad te beoordeelen of de ingebrachte bezwaren gegrond zijn al dan niet. Oordeelt de Kerkeraad, dat ze niet gegrond zijn, of van zoo luttele beteekenis, dat zij niet als gegrond erkend kunnen worden, dan trachte hij den inbrenger van bezwaren hiervan te overtuigen, om zich dus bij de benoeming neer te leggen. Gelukt dit den kerkeraad niet en verklaart de bezwaarde, dat, nu de kerkeraad zijn bezwaar niet deelt, hij zich dan op de eerstvolgende classicale vergadering wenscht te beroepen, dan kan de bevestiging niet doorgaan, althans niet van den persoon, tegen wien bezwaar is ingebracht en moet de kerkeraad de uitspraak der classicale vergadering afwachten.
Stemt echter de kerkeraad in met den bezwaarde en wordt hij overtuigd, dat de gekozene, gezien de ingebrachte bezwaren, geen kerkeraadslid kan zjjn, dan moet hij de verkiezing ongeldig verklaren en eene nieuwe verkiezing uitschrijven, indien het bezwaar de wettigheid der verkiezing geldt, en zoo het leer of leven van den gekozene geldt, maakt de kerkeraad bekend, dat de benoeming van den gekozene niet kan plaats hebben en dus eene nieuwe verkiezing zal gehouden worden.
Bij appèl echter van den bezwaarde op de classicale vergadering, moet de bevestiging uitgesteld tot de classis uitspraak gedaan heeft. Want al deelt de kerkeraad de bezwaren niet, hij mag niet vooruitloopen op de uitspraak der classis. Veronderstel, dat de bevestiging doorging en de classis stelde den klager in het gelijk, wat zou dan moeten geschieden met de reeds bevestigde ouderlingen of diakenen? Feitelijk moesten zij dan uit het ambt weer ontzet worden. Daarbij dan zou de classis eenigszins in haar uitspraak beperkt zijn. Want zij zou er tegen opzien de bevestigde broeders uit het ambt te ontzetten en daarom, staande voor een voldongen feit, zoo licht de verkiezing geedkeuren, omdat nu eenmaal de broeders in het ambt waren. Om dus de classis onpartijdig te laten oordeelen, moet de classis ook geheel vrij staan en de bevestiging tot zoolang wachten. Van deze gedachte is ook prof. Rutgers in zijne kerkelijke adviezen. Op de vraag of de benoemden kunnen bevestigd worden, zoolang er een appèl bij de classis hangt, antwoordt hij: neen. En wel om de volgende redenen:
1. In gevallen van appèl moet altijd, zoo min mogelijk, op de beslissing der meerdere vergadering gepraejudiceerd worden.
2. Door uitstel kan geenerlei moeilijkheid of verwarring ontstaan, want de thans dienstdoende ouderlingen en diakenen moeten dan natuurlijk in fnnctie blijven totdat opvolgers, tegen wier benoeming geen bezwaar is, aanwezig zijn. Alles blijft dus zijn geregelden gang gaan; te meer nog wanneer herkiezing plaats had, en dus de gekozene, tegens wiens herbenoeming bezwaar werd gemaakt, als nog zittend lid moet aanblijven. Voor denzulke komt de zaak dan enkel hierop neer, dat hij op anderen grond nu een tijdlang in den kerkeraad is (n.l. als aftredend lid, dat nog niet kan heengaan), in afwachting of hij een nieuwen diensttijd kan aanvaarden. Indien men daarentegen nu terstond bevestigt, en indien dan later de classis de benoeming van onwaarde verklaart, dan is er een tijdlang een onwettige kerkeraad geweest, die besluiten nam, enz. 't geen veel moeite kan geven.
Een ander geval wordt het, wanneer de beklaagde, ook na de classicale uitspraak onbevredigd, in hooger beroep gaat bij de provinciale en generale synode. Wanneer toch de bevestiging moest uitgesteld, tot de provinciale of generale synode uitspraak had gedaan, zou b.v. één klager de bevestiging drie jaren kunnen ophouden en zoo de gemeente in groote moeilijkheid kunnen brengen. Wanneer dan ook de classis het appèl van den klager afwijst, doet zij wijs er dan tevens bij te bepalen, dat de bevestiging nu kan doorgaan, ook al zou er appèl komen op Provinciale en Generale synode. Terecht zegt prof. Rutgers hierover: „Immers, altijd is aangenomen, dat één enkel gemeentelid door eene klacht de zaak niet drie jaren kan ophouden, en dat dus de meerdere vergadering door zijn besluit zulks voorkomen mag. Komt er dan appèl en zou dan de synode de benoeming toch van onwaarde verklaren, dan is de wettigheid van den alzoo opgetreden kerkeraad toch gedekt door het besluit der classis.”
Apeld.(Apeldoorn), de Br.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1923
De Wekker | 4 Pagina's