Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van verre en van nabij XXXIII

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van verre en van nabij XXXIII

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voorheen en Thans. Welke overwinningen de leer der veronderstelde wedergeboorte behaald is verbazend en tevens typeerend. In dit opzicht is het weekblad „de Wachter” in de Gereformeerde Kerken leerrijk. Er is bijna geen Kerkelijk blad ??????????zijn positie zoozeer heeft gewijzigd ten opzichte van het leerstuk der veronderstelde wedergeboorte. Wie bijv. „de Wachter” opslaat uit den jare 1903 1en Jaargang en daarnaast legt de nummers 21en Jaargang 1923 komt dan tot de slotsom, dat de naam van 't blad wel gebleven is, maar de inhoud grootelijks veranderd. Het gaat niet aan daarop gedurig te wijzen, terwijl bij mij al meer de overtuiging begint te rijpen, dat in een rustige uiteenzetting der Waarheid in het licht van Gods Woord en de Gereformeerde belijdenis de kracht onzer beginselen moet gezocht. Toch mag het niet geheel onopgemerkt voorbijgaan, dat in „de Wachter”, zij het dan niet een snelle, dan toch een stellige afloop der wateren valt te constateeren. Wij zeggen dit niet, om „de Wachter” eens een hak te kunnen zetten. Integendeel, wij meenen het oprecht, als wij betuigen, dat zulk een verandering van positie op zulk een allergewichtigst punt der leer ons smart. Er zijn tijden geweest dat wij bij het lezen van „de Wachter” ons afvroegen: wat scheidt ons toch eigenlijk van deze broeders, want wij zijn het op de kardinale punten der Gereformeerde leer hartelijk eens? Dan waakte bij ons weer krachtig het verlangen op naar eenheid met hen, die ons toch zoo na staan.
Maar thans? Ik heb nu in de laatste weken met aandacht in „de Wachter” gevolgd de stukken van den emeritus predikant Ds. Diemer, die meent het recht te hebben de Chr. Geref. Kerk te kapittelen, omdat zij de leer der veronderstelde wedergeboorte verwerpt, Nu willen wij dezen ouden dienaar des Woords veel toegeven; een man op zulk een leeftijd mag iets meer zeggen dan anderen, al kan het ook altijd den toetst niet doorstaan. Daarom laten wij hem meestal liefst alleen aan het woord. Maar ditmaal kan ik niet zwijgen.
Wie mij toch vóór 20 jaren had gezegd want toen was Ds. Diemer reeds medewerker van „de Wachter dat deze zoon der scheiding ook langzaam maar zeker onder de narcose van de leer der veronderstelde wedergeboorte zou komen, dien had ik zeker toegevoegd: „maar dan kent gij Diemer niet.”. Ds. Diemer en — de veronderstelde wedergeboorte — 'k zou nog veel eer gelooven, dat Prof. Hepp Christ. Gereformeerd werd, dan dat Ds. Diemer voor de leer der veronderstellingen zou buigen. En zie — reeds heeft hij in meer dan één artikel in den laatsten tijd in „de Wachter” deze leer verdedigd. Ja, waarlijk, het kan verkeeren! Nu weer in Num. 18 bespreekt hij het werkje van R. van Mazijk: „Schriftuurlijke Verbondsbeschouwing” en rekent het ook dezen schrijver als een groote fout aan, dat hij de leer der veronderstelde wedergeboorte niet huldigt en tracht dan aan te toonen, dat onze Gereformeerde vaderen het subjectieve standpunt innamen, zoodat het echt Gereformeerd is, om aan veronderstellingen te doen.
Wat ik hierop zou willen zeggen! Wel laat ik er niets op zeggen. Maar wat zegt ge van het volgende stukje, dat als antwoord aan 't adres van Ds. Diemer zij gericht.
„In onze sceptische tijden is er een veiligheidsklep uitgedacht, om zich te redden in zijn bewustzijn, en die veiligheidsklep is: ik veronderstel.
De een zegt bij den doop: ik veronderstel, dat de doopeling een wedergeborene, een ander: ik veronderstel, dat de doope­ling een uitverkorene is, en zoo zoekt men overal die veiligheidsklep. Bij de ouders, die hunne kinderen laten doopen wordt verondersteld, dat zij geloovigen zijn; als jongelieden belijdenis doen en het H. Avondmaal zoeken, wordt verondersteld, dat zij het met een oprechtheid doen enz. Tot dolwordens toe kan men in den dagelijkschen trein des levens met die veronderstellingen doorgaan en, bij het ontvangen van een brief van iemand, die iets mededeelt, ik veronderstel dat het de waarheid is, maar de mogelijkheid van het tegendeel bestaat ook; als iemand mij een wissel betaalt, ik onderstel, dat hij het geld niet gestolen heeft, maar de mogelijkheid van het tegendeel bestaat ook; als iemand op den preekstoel de waarheid preekt, ik onderstel, dat hij meent, gelooft, wat hij preekt, maar de mogelijkheid van het tegendeel bestaat ook, en zóo kan men voortgaan met elken dag wel tien en honderd onderstellingen te maken, het steekt niet op een tiental meer of minder, maar men kweekt zoodoende ook een achterdochtige maatschappij. waarin het vertrouwen tenslotte geheel ontbreekt ????????? , als men in het dagelijksche leven gebruik wil maken van die veiligheidsklep voor het eigen bewustzijn, alle menschen zijn leugenaars, maar ik protesteer, als men die veiligheidsklep ook gaat toepassen op de verklaringen en beloften Gods. Als ik bij den doop ga veronderstellen, dat het kind wedergeboren is, kan ik evengoed veronderstellen, dat het niet wedergeboren is, of dat het een uitverkoren kind, of dat het een niet uitverkoren kind is, want voor beide gevallen zijn voorbeelden genoeg aan te wijzen. In welk een doolhof van veronderstellingen komt men zoodoende terecht. — Weg daarom met de veiligheidsklep, bij de beloften en verklaringen Gods — zij ondermijnen het onvoorwaardelijk geloof. Of onze kinderen uitverkoren en bij den doop reeds wedergeboren zijn, dat weten wij niet, dat moet van achteren blijken, maar dat onze kinderen, zoolang zij in de geloovige ouders begrepen zijn, gelijk Levi begrepen was in de lendenen van Abraham, toen deze tienden gaf aan Melchizedek, bondgenooten Gods zijn en hun door den doop verzegeld en bekrachtigt wordt de vergeving der zonden door het bloed van Jezus Christus, het lidmaatschap van het lichaam van Christus en de aanneming tot kinderen Gods.
Alle de kleine kinderen der geloovigen zijn in en met hunne ouders bondge-nooten Gods, geene uitgezonderd, maar zij zijn niet alle uitverkoren of weder-geboren — dat zal blijken, als zij later bij het opgroeien het verbond Gods persoonlijk voor eigen hoofd aanvaarden en als bondgenoot Gods wenschen te leven”.
Wat zegt ge nu van zoo'n prachtig stukje? Het zegt tot Ds. Diemer: „weg met uw veronderstellen”. Maar ik moet eerst nog even melden van wie dit stukje is? Het is van Ds. W. Diemer! uit de Wachter van 7 Aug. 1903.
O Wachter! Wachter! — Conveant consules!

A(peldoorn), S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1923

De Wekker | 4 Pagina's

Van verre en van nabij XXXIII

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1923

De Wekker | 4 Pagina's