Om mij te behouden
„Wees mij tot een sterken Rotssteen, tot een zeer vast Huis, om mij te behouden.” Psalm 31:3b.
Wat een mensch, die in nood verkeert, al doet tot redding, is niet om te zeggen. Dan wordt het uiterste beproefd. Als er maar waarlijk nood is! Gelukkig, wie dan in de keus der middelen zich maar niet vergist. Een drenkeling, in ’t water liggend, kan is gelegenheid zijn, om een vast voorwerp te grijpen, waardoor hij boven water blijft, tengevolge waarvan anderen in gelegenheid zijn, zoo iemand te redden. Maar een ander is er, die in ’t zelfde lot verkeert, en evenzeer in de gelegenheid is om zulk een vast voorwerp te grijpen, maar in plaats daarvan grijpt deze een handvol papier of stroo, dat op het water drijft, en zinkt daarmee weg in de diepte. Koning David, in nood en gevaar, wendt zich al biddende tot den Heere, en zoekt veiligheid bij zijnen God.
„Wees mij”, zoo luidt zijne bede, „tot eenen sterken Rotssteen, tot een zeer vast Huis, om mij te behouden”.
Meermalen had David, door zijne vijanden vervolgd, in rotssteenen en spelonken een schuilplaats gevonden, waarin hij, door God bewaard en beveiligd, geborgen was tegen het kwaad, dat hem bedreigde. Somtijds scheen het hem achter, alsof er voor hem geen veiligheid meer was. Denk slechts aan hetgeen hem gebeurde, toen hij in Kehila, een vaste stad, veilig scheen te zijn, maar door verraad zou omgekomen zijn, als de Heere hem niet in bescherming had genomen. Niemand wist dan ook beter dan hij, dat geen enkele plaats en geen enkel middel veiligheid kan geven, als niet de Heere zelf de veiligheid van David was. Vandaar zijne bede, gelijk we die hier lezen, waarbij deze zwaar beproefde zich den Heere aanbeveelt en toevertrouwt.
Is de Heere Zijn Rotssteen in Zijn Huis, dan zal blijken, wat lagen hem gelegd, welk kwaad tegen hem gesmeed, welke middelen tegen hem te werk gesteld worden, die Rotssteen is sterk genoeg om alle middelen te trotseeren, dat Huis is veilig, hoe het ook mag gaan.
Aan dat ééne heeft David genoeg. Daarin stelt hij een vast vertrouwen. Daarom zal hij niet vreezen; wat zal een nietig mensch hem doen? Zoo ziet het geloof over alle tweede oorzaken heen, om op recht kinderlijke wijze tot den Heere te spreken en van Hem alleen heil en hulp te verwachten in allen nood. En als dan straks alle vijandelijke machten worden vereenigd, en alles zal samenspannen om te vernielen en te verderven, — en als naar menschelijke berekening geen ontkoming mogelijk is, dat blijkt van achter, dat er nog een hooger macht is dan die der menschen, en nog een hooger wijsheid dan die van nietige stervelingen.
Een rotssteen op de aarde kan omsingeld en op onderscheiden wijze worden overmeesterd. De meest sterke vesting kan door krijgslist en geweld van wapenen veroverd worden, maar de Rotssteen in den hemel is onbereikbaar voor de vijanden des Heeren. Wie zijn toevlucht heeft in God, die kan zeggen, een zeer vast Huis te hebben, waar onmogelijk een vijand kan binnendringen. En nu was het bij Koning David maar niet een opwellende gedachte van een oogenblik, dat hij verlangt om behouden en gered te worden, en daarom zijn toevlucht tot den Heere neemt, Hoe goed dat op zichzelf genomen ook zij, weten we echter, dat er zooveel menschen zijn, die God alleen noodig hebben, als zij in uitersten nood verkeeren. Zoo was het met David niet. Dit blijkt onder meer hieruit dat we op onderscheidene plaatsen lezen, dat David den Heere Zijn Rotssteen noemt, als bewijs, dat hij den Heere als zoodanig kende. Geheel de geschiedenis van den man naar Gods harte bewijst daarenboven, dat hij zich niet schaamde dit te belijden, daarvoor uit te komen, en in dit heil zich te verheugen. Hoe ook beproeft, hierin bleef David getrouw. Hij begeerde geen andere toevlucht. Als anderen roemden van wagens en van paarden, dan was zijn roem alleen, te mogen vermelden den Naam des Heeren. In alle ziels- en lichaamsnooden, in alle gevaren van welken aard ook, is dit het eenige, wat beantwoordt aan al onze behoeften, zijne behoudenis te zoeken in en bij den Heere.
Omdat God de Heere almachtig is niet alleen, maar ook bereidwillig om ellendigen te helpen en te redden, gelooft en belijdt geheel de kerk des Heeren, dat het een welgelukzalig volk is, dat Jakobs God tot Zijne hulpe heeft. Hij is de nooit beschamende Rotssteen, wiens werk volkomen is. Die op Hem vertrouwt, zal niet beschaamd worden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1923
De Wekker | 4 Pagina's