Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

C.A. te A. vraagt „of het wel kerk-rechtelijk in orde is, dat wanneer een kind gedoopt wordt, de vader (geen lid der Gemeente) opstaat, ja antwoordt en zelf (niet de moeder) het kind ten doop houdt?”
De vragen van het Doopsformulier worden alleen gesteld aan hen die belijdende leden der Gemeente zijn. voor dat evenwel het kind gedoopt wordt, heeft de leeraar of ouderling reeds een bezoek in de ouderlijke woning afgelegd en natuurlijk gesproken over de Doopsbediening. Ingeval òf de vader òf de moeder geen lid is, ligt het voor de hand, dat er aan herinnerd wordt, dat alleen zij, die door belijdenis aan de Gemeente verbonden zijn, de vragen hebben te beantwoorden. Een schoone gelegenheid om met zachten drang op het afleggen van belijdenis aan te dwingen. En als dan toch een vader of moeder, hoewel geen lid, ook het jawoord geeft? Ja, dat kan moeilijk verboden worden. Men zou het kunnen voorkomen, door rechtstreeks van hem of haar, persoonlijk het antwoord te vragen. Maar 't is een methode, die pijnlijk is voor degene, dien feitelijk als een nul er dan bijstaat. Wanneer de leeraar hem of haar, die geen lid is, niet laat antwoorden, en hij of zij doet het ongevraagd, welnu dan is er een bijzondere gelegenheid om te wijzen op de hooge verantwoordelijkheid, die men ongevraagd op zich neemt.
Een andere vraag is, of niet elke ouder krachtens het ouderschap verplicht is, afgedacht van het al of niet lid zijn, zich daartoe te verbinden ? Niet dat ik hieruit het recht zou willen opbouwen, dat men zonder belijdenis de doopsvragen beantwoordt maar alleen om te bewijzen, dat men een ouder in zulk een geval niet het zwijgen kan opleggen. Dat die vader, zooals A. opmerkt, zalf het kind ten doop houdt, is van minder beteekenis. Dat heeft met het kerkrecht niets uit te staan. In vele plaatsen is het altijd de gewoonte, dat niet de moeder, maar de vader het kind ten doop presenteert.

P. de J., te Z. vraagt: „of het een Christen geoorloofd is op een huwelijksvoorwaarde te huwen, of zijn er in Gods Woord aanwijzingen, dat zulks niet mag geschieden?”
Opgemerkt dient allereerst te worden, dat een Christen niet onder een andere wet staat, dan b.v. een Jood of een Turk. Als Gods Woord iets tot zonde stempelt is dat zonde voor alle menschen of ze Christenen zijn of niet. Er is slechts één wet, die het leven van alle menschen regelt. Wat een kind van God niet mag doem is ook den wereldling verboden.
Letterlijke uitspraken, waarmede de H. Schrift bedoelde huwelijken veroordeelt, ken ik niet, en J. ook niet, anders zou hij het niet vragen. Maar mij dunkt, de aard van het huwelijk sluit bindende voorwaarden uit. Twee gevallen noemt Gods Woord, waarin het huwelijk ontbonden wordt of kan worden. Allereerst verbreekt de dood den huwelijksband, dat is dus van Gods wege. Maar ook kunnen echtgenooten van elkander scheiden, wanneer tegen de huwelijkstrouw gezondigd wordt. In zulk een geval geeft de Heere vrijheid tot verlating van elkander: 't is evenwel geen verplichting.
In deze twee gevallen is scheiding dus mogelijk. De liefde, welke man en vrouw saamsnoert, stelt geen voorwaarden, maar doet wederkeerig zeggen: „al het mijne is het uwe”. Deze twee zijn tot één vleesch omgegroeid. Het huwelijk, levende in en opkomende uit dat beginsel, stelt de H. Schrift als beeld van de vereeniging van Christus en Zijn Bruidkerk.
Maar er worden huwelijken gesloten, waarin niet de liefde het hoogste woord voert, maar berekening voorzorgsmaatregelen treft. Nu kunnen er soms gevallen zijn, b.v. in verband met onmondige kinderen, die enkele bepalingen noodzakelijk maken.
Maar overigens stelt het Christelijk huwelijk twee voorwaarden: Oprechte, belangelooze liefde en een ernstig voornemen om in het huwelijk saam den Heere te dienen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1923

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1923

De Wekker | 4 Pagina's