Leviraatshuwelijk
Dat de eene vraag weer eene andere uitlokt, hebben wij ervaren met ons laatste beantwoorden van de vraag inzake het verboden huwelijk van de weduwe met den broeder van haar overleden man. Thans toch komt A.S. te 's-Gr. met de vraag hoe dat verbod te rijmen is met Deut. 25:5, alwaar gezegd wordt, dat een broeder met de weduwe zijns overleden broeders zal huwen, indien zijn broeder geen kinderen heeft nagelaten. Hoe moet ik nu Deut. 25:5 in overeenstemming brengen met Lev. 18:16, vraagt A.S.
Lev. 18 :16 geeft het verbod van bloedschande als algemeene regel. Niemand mag naderen tot de nabestaande zijns vleesches, en dus geen huwelijk van een man met de weduwe zijns overleden broeders. Er is echter een uitzondering op den regel, of liever een uitzondering op dit goddelijk verbod, n.l. wanneer de broeder kinderloos stierf. Deze uitzondering is echter geen gebod, zooals A.S. meent, want volgens Deut. 25:7 heeft de broeder het recht dit Leviraats of zwagerhuwelijk te weigeren. Hij haalt zich dan wel schande op den hals, maar overtreedt niet een goddelijk gebod. De weduwe zijns broeders mag hem zelfs als plichtverzuimer in het aangezicht spuwen, maar hij is geen wetsovertreder.
Nu moet men in het oog houden, dat in Mozes' tijd dit zwager-huwelijk reeds bij Israël bestond. Volgens Genesis 38:8,9, was het reeds in zwang, vóór dat Israël naar Egypte toog. 't Kwam voort uit de bedoeling om den naam van een gestorvene en zijn erfdeel in stand te houden. Nu laat de Heere door Mozes Zijne wetten geven, en heft dit gebruik onder Israël niet op, neen, Hij laat het zwagerhuwelijk voortbestaan en legt het zelfs op als een liefdeplicht, te bewijzen aan den kinderloos overleden broeder. Hierdoor krijgt het zwager-huwelijk van Deut. 25 :5 een ander karakter. Het is dan geen bloedschande meer, maar een liefdeplicht aan een overledene, ja meer zelfs, het krijgt het karakter van een zelfverloochening, want het laat de erfenis van den overleden broeder voor het te verwekken kind, dat staan zal in den naam des verstorvenen. Alzoo is het dus mogelijk, dat in dit bijzonder geval, God zelf de plicht van het leviraatshuwelijk in de wet voorschrijft, want nu is dit huwelijk geen bloedschande maar liefdewerk voor den overledene. Deut. 25:5 heft dus Lev. 18:16 niet op. In beide ligt een en hetzelfde beginsel, namelijk de heiligheid van het huwelijk. Immers, terwijl het huwelijk met den schoonbroeder, indien de overleden broeder niet kinderloos stierf, wordt verboden, als inbreuk makende op de broederlijke betrekking, wordt het, ingeval de gestorvene geen kinderen nalaat, ten plicht gesteld als een liefdedaad om het huis des broeders op te bouwen, om diens geslacht en naam in stand te houden. Door het verbod van het een wordt het huisgezin des broeders in zijn geheel gehouden en bewaard voor eene onreine bloedschendige verbinding, door het verplichte zwagerhuwelijk wordt juist aan het huisgezin des overleden broeders een blijvend bestaan verzekerd, In beide gevallen wordt aan den gestorven broeder eere betoond en de broederlijke liefde als de zedelijke grondslag van zijn huis in acht genomen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1923
De Wekker | 4 Pagina's