Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

8 minuten leestijd

Volgens belofte zal ik ditmaal iets over den nood van Saksen vertellen, in verband met het bezoek van pastor Spranger. Hij is hier van 7—14 October geweest en heeft Zondag in Utrecht, Maandag in Meppel, Dinsdag in Halfweg, Woensdag in Leiden, Donderdag in Arnhem en Vrijdag in Dordrecht gesproken. Verder heeft hij op den dag verschillende besprekingen gehad, zoodat hij hier een welbestede week heeft doorgebracht. Ik had het genoegen hem Dinsdag en Woensdag te vergezellen en daarvan wil ik nu het een en ander vertellen. Ds. Groenewegen, de Gereformeerde predikant van Halfweg, en ik wachtten hem aan den trein van 12.37 te Amsterdam op. Wat was die lieve broeder vermagerd, sedert ik hem in Juli van dit jaar had gezien. Zijn gelaat was gelijk was. En die baard maakte zijn geheele verschijning nog triester. De ontmoeting was hartelijk. Ik ben blij weer eens in Holland te zijn zeide bij. Maar toen ik vroeg of zijn vrouw meegekomen was, vertelde hij, dat zij het had moeten opgeven. Geheel overspannen en volslagen uitgeput, lag zij thans met zware zenuwpijnen te bed. Zij had de verdeeling van de kleederen, die uit Holland voor Saksen gezonden werden een tijd lang voor haar rekening, maar dit werk had haar zoo geweldig aangepakt en zij had zooveel ellende en kommer uit de verschillende pastorieën vernomen, dat zij het niet langer meer had kunnen dragen.
's Avonds heeft hij voor een groote schare in de Geref. Kerk van Halfweg over den nood in Saksen gesproken, waarbij ik als tolk dienst deed en Woensdagavond sprak hij in de Pieterskerk te Leiden, waarbij ik het slotwoord sprak. Ik heb hem dus tweemaal over den nood in Saksen hooren spreken en mijn totaal indruk is, dat de toestand in de meeste pastorieën onhoudbaar is. Men kan niet langer het hoofd boven houden, men moet ondergaan, tenzij dat er krachtig hulp geboden wordt. Men staat in Saksen tegenover een regeering van socialisten en communisten, die het als haar eerste en voornaamste taak beschouwt om het geheele onderwijs in communistische banen te leiden en de kerk uit te roeien. Daarom is men begonnen met alle godsdienstonderwijs op de school te verbieden. Gods woord mag er niet meer worden gelezen en godsdienstige liederen mogen er niet meer worden gezongen. De kerk werd dadelijk alle financieele steun onthouden en de tractementen der predikanten werden niet meer uitbetaald. De gemeenten zijn dadelijk met dat alles op de hoogte gesteld en wonderlijk: er kwam zulk een liefde en zulk een offervaardigheid, vooral in de kleinere gemeenten, dat aanvankelijk de toestand nog dragelijk was. Er werd veel geleden, maar het kwam niet aan het licht. Totdat de inflatie of de waardevermindering van het geld zulke reusachtige afmetingen aannam, als wij dan in de laatste twee maanden hebben gezien, want toen ik verleden jaar om dezen tijd in Saksen was, stond de gulden nog op 100 Mark en thans staat de gulden op 2 000.000.000 Mark. Een halve cent is in Duitschland een millioen mark waard. Ieder gevoelt, dat de Saksische gemeenten tegen deze waardevermindering niet konden opbrengen. En toch hebben zij het onmogelijke gedaan, want in de laatste maand brachten zij vrijwillig nog 20 milliard bijeen.
Maar er was 200 milliard noodig. Dus 180 milliard waren ongedekt. Gevolg van dit alles was een naamlooze ellende, juist in de pastorieën, want daar stonden de inkomsten bijna geheel stil. En dat terwijl de prijzen van de levensmiddelen, de schoenen en de kleederen met geweldige sprongen naar boven gingen. De jongere predikanten zochten bijwerk in de fabrieken, in de mijnen, op kantoren, bij boekhandelaren. Zij namen alles aan, wat zij maar krijgen konden. Maar de oudere predikanten konden dat niet meer doen. Dus voor hen was het juist het allerontzettendste. Kort voor Ds. Spranger naar hier kwam had hij dan ook van een ouderen broeder een schrijven gekregen dat sloot met de woorden: „ik kan niet meer, een half jaar van honger en ontbering heeft mij zoo uitgeput, dat ik het moet opgeven. Temeer daar ik nu zelfs geen droog brood meer heb. Had ik dat nog, dan zou ik nog moed houden.”
Maar op wien deze ellenden vooral drukken, dat is op de vrouwen en de kinderen. Vleesch, boter, melk, kleederen, manteltjes en hoeden, schoenen en kousen voor de kinderen kent men er niet meer. De prijzen voor al deze artikelen zijn zoo fabelachtig hoog, dat geen predikantsvrouw daaraan meer denken kan. Wanneer geen hulp van buiten komt, heeft men geen ander vooruitzicht, dan dat er in dezen winter velen zullen bezwijken van koude en ellende.
Ook de kraamvrouwen hebben het vreeselijk. Velen bezwijken en er is geen geld om ze behoorlijk te laten begraven. De tuberculose en de kinderverlamming, als de directe gevolgen van de ondervoeding nemen met den dag grooter afmetingen aan. In de nabijheid van Leipzig woont een jonge pastor. Op een avond in September van dit jaar komt hij tehuis en zijn vrouw ligt in de kamer. Zij is gestorven aan ondervoeding, verklaarde de dokter. De man blijft met drie kinderen over. Maar hij bezit geen penning om haar te laten begraven. De man schreef aan Ds. Spranger, die voor alles kon zorgen, Een predikantsvrouw schrijft hem, dat haar man „zusammen gebrochen” is. De dokter schrijft hem een verblijf in een bad voor. Maar wie zal dat betalen, schrijft zij. Dat kost millioenen. Ds. Spranger schrijft: wij, met het geld uit Holland. Er is een rusthuis opgericht, dat hij Holländische Hilfe heeft genoemd en waar maandelijks 10 predikantsvrouwen worden opgenomen wie de strijd in de pastorie te zwaar geworden is. Het tweede tiental was pas weer naar huis teruggekeerd en het derde tiental kwam.
Maar ik vertel niet meer van het lijden daar ginder. Ik vertel nu nog iets van de heerlijkheid, want daar is in Saksen ook heerlijkheid. Daar is de heerlijkheid des lijdens, daar is de zegen der beproeving, is de vrucht der kastijding. Wat heeft Ds. Spranger daar heerlijk over gesproken. Dan was hij pas in zijn volle kracht. Dan begon alles in hem te trillen. Dan kwam er over dat bleeke gelaat een glans der heerlijkheid. Nog hoor ik hem in de Pieterskerk te Leiden met groote stem uitroepen: „als die in alles verdrukt worden, doch niet benauwd, twijfelmoedig, doch niet mismoedig, vervolgd, doch niet daarin verlaten, altijd de dooding van den Heere Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus in ons lichaam zou openbaar worden.” Dat leeren en doorleven onze broeders en zusters daar in Saksen. De Heere legt hun zware lasten op, maar Hij helpt ook dragen. In dat teeken staat op dit oogenblik het leven van onze broeders en zusters daar. Zij worden gelouterd door het lijden. Meer dan eens heeft pastor Spranger mij persoonlijk gezegd: es ist gut für uns; wir lernen wieder beten, d.i. het is goed voor ons wij leeren weer bidden. Woensdagmiddag was hij bij mij aan huis en stelde ik hem de derde ƒ 1000 uit onzen kleinen kring ter hand. Een en al verbazing was de man. „Haben Sie das für meine Brüder und Schwestern in Saksen zusammen gebracht” riep hij met tranen in de oogen uit. Wij hadden allen tranen van dankbaarheid in de oogen. „Wollen Sie die lieben Brüder und Schwestern in Niederland aus herzliches grüzen, zeide hij. En ik beloofde het te zullen doen ƒ 3000 hebben wij nu voor Saksens nood bijeen gebracht en ik heb beloofd, voor het Kerstfeest nog eene inzameling te houden, en die ga ik dan zelf naar Saksen brengen. Misschien gaat er wel een van onze predikanten mee, dan kunnen wij met eigen oogen daar allen eens zien. Ik zou zoo gaarne voor 15 December nog ƒ 1000 hebben. Broeders en zusters, het is heel veel, wat ik vraag.
Maar wij kunnen ook veel, als wij maar willen. Nog lang niet alle gemeenten hebben voor dezen geweldigen nood gecollecteerd. Ik preekte Zondagavond uit den Heidelberger Catechismus en ik dacht aan Saksen. Want Saksen is het land van Zacharias Ursinus en Caspar Oliveanus. Er ligt een eereschuld voor de Nederlandsche Christenen en wij willen allen helpen om thans die eereschuld gedeeltelijk in te lossen voor 15 December.
Wanneer een of meer broeders mij zouden willen vergezellen, pastor Spranger heeft zijn huis aangeboden, ik verwacht dan bericht.

d.H.


Ik mocht dezen week nog ontvangen:
Nagiften Hoogeveen ƒ 5.—
Collecte Valtermond ƒ 8.—
Collecte Zeist ƒ 104.—
van d.B. te Medemblik ƒ l,—.
In „De Wekker” van 5 October is tengevolge eener vergissing de uit Rotterdam ontvangen giften tot een bedrag van ƒ 11.— verantwoord als te zijn ontvangen uit Schiedam.
Die nog kleeren of kousen of iets anders voor Saksen heeft, verzende dit aan onderstaand adres: Gereformeerd Burger Weeshuis, Oude Gracht, Utrecht, met bijvoeging „voor Saksen.” Voor den Haag en Omstreken: den heer P. van Trotsenburg, Prius Hendrikstraat 74 te 's Gravenhage.

Met hartelijken dank voor alles.
Den Haag.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1923

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1923

De Wekker | 4 Pagina's