Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Stad, die fundamenten heeft

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Stad, die fundamenten heeft

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want hij verwachtte de stad, die fundamenten heeft.” Hebreeën 11:10.

Uit eene groote wolk van getuigen worden ons in Hebreën elf onderscheidene voorbeelden uit de oudheid genoemd, waaruit blijkt, hoe aan het geloof een heerlijke verwachting verbonden is.
Te heerlijker wordt die verwachting, als we daarbij bedenken, dat zij op een vasten en onbedriegelijken grondslag steunt.
Groote en heerlijke dingen in de toekomst te verwachten, zegt, op zichzelf genomen, weinig. De H. Schrift en de ervaring in het leven leeren, hoe het allen menschen eigen is, om met toekomstige idealen zich te vleien. Alle menschen hebben voor de toekomst hoop, daargelaten, van hoedanigen aard die hoop ook zij. Hierbij dient echter wel bedacht, dat er een ware en een valsche hoop is. De ware hoop wordt in de H.S. nader onderscheiden als de levende, terwijl alle valsche hoop dood genaamd kan worden, naardien zij niet den minsten levensgrond bezit.
De schrijver van den brief aan de Hebreën spreekt in bovenstaande woorden over de geloofsverwachting van Abraham, den Vader aller geloovigen. In gehoorzaamheid aan God is Abraham uitgegaan, toen hij op Gods bevel, zijn land en zijne maagschap verliet; hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou.
Gekomen aan de plaats, door God hem aangewezen, hem en zijn zaad tot een erfdeel van den Heere geschonken, is hij een inwoner geweest in het land der belofte, als in een vreemd land, en heeft in tabernakelen gewoond. Hoe uitnemend het erfdeel ook was, dat Abraham in 't land Kanaän ontvangen had, toch kan het land van melk en honig vloeiende, het hoogste ideaal niet zijn van dezen grooten Patriarch. Ware dit zijne hoogste verwachting geweest, dan zou hij niet als vreemdeling in tenten hebben gewoond, maar op het bouwen van sterkten en vastigheden zijn bedacht geweest.
In antwoord op de vraag, waarom Abraham zulk een vreemdelingsleven zich getroostte, getuigt de Heilige Geest: „Want bij verwachtte de stad, die fundamenten heeft.”
Onder de zinnebeeldige beschrijving van een stad denken we hierbij niet, gelijk sommigen gemeend hebben, dat men denken moest, aan het aardsche, maar aan 't hemelsche Jeruzalem. Wel worden van het aardsche Jeruzalem heerlijke dingen getuigd, als we lezen, dat zij was eene stad, „schoon van gelegenheid, eene vreugde der gansche aarde”. De stad des grooten Konings, waar de Heere in later tijden Zijnen Tempel had, waar de zetel was van de openbare Godsvereering onder Israël.
In vs. 16 wordt echter alle twijfel weggenomen, waar nadrukkelijk van het „hemelsche” vaderland gesproken wordt, als voorwerp van der vaderen geloovige verwachting.
Meermalen wordt in de H. Schrift onder dergelijke zinnebeelden over de heerlijkheid en zaligheid der toekomst gesproken.
In de openbaring van Johannes lezen we van een stad, welke Johannes zag nederdalen van God uit den hemel.
De steden dezer wereld, hoe vast en sterk ook gebouwd, zijn evenals alle andere aardsche dingen der vergankelijkheid onderworpen.
Sterker dan eenige stad was voorheen het aardsche Jeruzalem, en toch werd die stad herhaaldelijk ingenomen en van alle heerlijkheid beroofd. De stad, die Abraham verwachtte, was op geheel bijzondere wijze gebouwd. Hare fundamenten waren al gelegd, voordat de wereld was geschapen. God Zelf is de bouwmeester van die stad. Naar Zijn wijs bestek en overeenkomstig Zijn eeuwigen en ondoorgrondelijken raad gebouwd, is geen schepsel ter wereld in staat, die stad van haar glans te berooven, veel minder om haar vastigheden aan te tasten. Haar grondslag, haar onwrikbre vastigheden heeft God zelf van eeuwigheid gelegd.
Aan niets minder dan aan de hemelsche gelukzaligheid doet ons dit denken. Abraham, en al de aartsvaderen met hem, hebben geleefd in 't geloof, dat een beter vaderland, dan op deze wereld te vinden was, hen wachtte na dit leven. Was voor het oude volk Gods Jeruzalem de stad der steden, het glanspunt van geheel het land der belofte, ook de hemel wordt bij een stad vergeleken in de H. Schrift.
Deze wijze van voorstelling was vooral geschikt voor de Christenen, aan wie de Apostel hier schrijft, om hunne gedachten op te leiden tot die hoogheerlijke dingen, waarde uitnemendste onder de menschen nog van moet getuigen: „Wij kennen slechts ten deele.”
Toch blijkt alrêe uit de omschrijving van Abrahams geloofsverwachting, welke uitnemende dingen het waren, waaromtrent het geloof van Gods kinderen ook in die dagen werkzaam was.
Zooveel immers blijkt hier voor den aandachtigen lezer der H.S. duidelijk, dat het leven in eene welgebouwde, goed ingerichte en volstrekt heilige stad, geheel iets anders is, dan een leven in vreemdelingschap, een leven, dat in omzwerven bestaat, waarbij men in woestijnen en onherbergzame oorden, aan allerlei gevaar en ontbering voortdurend onderworpen is. In al de moeiten, aan dit vreemdelingschap verbonden, heeft Abraham rijkelijk gedeeld. Zijne geschiedenis is, als zoovele andere, een geschiedenis van velerlei beproevingen. De belofte des Heeren aan hem gedaan was echter voor Abraham genoeg om te volharden in gehoorzaamheid des geloofs.
Met dankbaarheid aan Zijn' God heeft de Vader aller geloovigen de erfenis aanvaard, hem en zijn zaad in het land Kanaan geschonken, maar op grooter, heerlijker en duurzamer goed was zijne hoop gevestigd, met de verwachting van de stad, dat fundamenten heeft. Daarop had de belofte Gods hem uitzicht gegeven. „In uw zaad”, had de Heere gezegd, „zullen alle volkeren der aarde gezegend worden”. God zou de God van Abraham zijn.
Waar Abraham ook henen toog in de dagen van zijn vreemdelingschap hier op aarde; wat hem onder Gods bijzonder voorzienigheid ook ontmoette, de stad, die fundamenten heeft, de door God beloofde gelukzaligheid hield hij in het oog. Met die verwachting in de ziel, kan Gods kind alles dragen en lijden, wat de Heere ons oplegt. Dan wordt ge niet mismoedig, niet wanhopend. Dan zeggen wij den Apostel der heidenen gaarne na: „Het lijden dezes tegenwoordigen tijds is niet te waardeeren, met de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden.” Alle vastigheden dezer wereld zijn wankelbaar.
Alleen de stad, die fundamenten heeft, de stad door God gebouwd, blijft eeuwig. Het koninkrijk des Heeren is een eeuwig koninkrijk. De Verlosser, uit de lendenen Abrahams voortgekomen, is waarborg, voor de eeuwigdurende en ongestoorde gelukzaligheid van al het volk van God. Daartoe is Hij niet slechts der menschelijke maar ook der goddelijke natuur deelachtig.
Waar Hij Zich openbaarde, was meer dan Abraham, want Hij was vóór Abraham. De God Abrahams is niet een God der dooden maar der levenden. Hierdoor is onwederlegbaar bewezen, dat Abraham ontslapen zijnde, de eeuwige rust is ingegaan. Hij geloofde God, en zijn geloof is hem tot gerechtigheid gerekend. Hij is met zijn geloof niet beschaamd uitgekomen.
Hierdoor predikt Abraham nog, nadat bij gestorven is.
De belofte die God aan Abraham deed, „Ik zal u tot een God zijn”, is de belofte welke de Heere aan al Zijn volk heeft gedaan en nog doet. Uit het leven van Abraham blijkt, wat het beteekent in deze belofte des; Heeren te deelen. Dan leven we, en dan sterven we ons zelven niet meer. Dan zijn we het eigendom des Heeren. Dan staat God zelf in alle omstandigheden van het leven, voor de uitkomst in. Dan is ons leven slechts een doorreis door de woestijn van deze wereld. Dan komt ge elken dag nader, bij de stad, die fundamenten heeft, In die stad, dat is in de eeuwige heerlijkheid als in het Vaderland der ruste aangekomen, zijt ge immer veilig. Daar zal al de zorg en moeite van het leven der vreemdelingschap spoedig en voor eeuwig vergeten zijn.
In die hemelstad zal Gods kind niet alleen zijn.
Al de gekochten en verlosten door Jezus' bloed, de geheiligden door zijnen Geest zullen elkander daar ontmoeten.
En wat het grootste van al zal zijn, daar zal in al de kracht van het woord worden vervuld, wat op symbolische wijze van het aardsche Jeruzalem wordt gezegd: „God is in het midden van haar!” God te missen, was het grootste verlies, door de zonde veroorzaakt Gods zalige gunst en tegenwoordigheid eeuwig te genieten, zal de zaligheid van het hemelleven volmaken.
Geen wonder, dat we lezen, dat Gods kinderen begeerig zijn, en vol verlangen naar dat hemelsch Vaderhuis.
Geen wonder, dat onder zooveel zwerven en worstelen dat Gods kind eindelijk met sterk verlangen begint uit te zien, naar het einde van allen strijd.
En wie beschrijft naar waarde de grootheid en heerlijkheid der genade, aan het einde van een veelbewogen leven gekomen, steeds helderder in 't gezicht te krijgen, de stad, die fundamenten heeft.
De stad, waar geen teleurstellingen, geen smarten, geen tranen, geen zonden, geen dood meer zijn, en waar geen inwoner meer zeggen zal „Ik ben ziek.”
Mag Abrahams verwachting door Gods genade ook de uwe zijn, heb dan goeden moed, en weet, — al moet ge als Abraham in vreemdelingschap verkeeren, uw Izak ten offer brengen, de ellende van Sodom aanschouwen, en met zoovele andere zwarigheden U overladen en gekweld zien, — op zijn tijd haalt de Heere Zijne kinderen binnen. De ziel van Lazarus werd gedragen in Abrahams schoot.

Uit de nagelaten papieren van Ds. J. Wisse Czn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1923

De Wekker | 4 Pagina's

De Stad, die fundamenten heeft

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1923

De Wekker | 4 Pagina's