Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vreugdeolie voor treurigheid (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vreugdeolie voor treurigheid (I)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En na dezen is Hij geopenbaard in eene andere gedaante aan twee van hen, daar zij wandelden en in het veld gingen.Marc. 16 : 12.Lukas 24 : 13—34.

Met vele gewisse kenteekenen heeft de verrezen Heiland Zich levend vertoond, veertig dagen lang na Zijne opstanding, zijnde van Zijne discipelen gezien, en sprekende van de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan. Aldus meldt ons Lukas in de Handelingen.
„Met vele gewisse kenteekenen.” De evangelist legt in dit woord sterk den nadruk er op, dat het ontwijfelbaar zeker is, dat de dood den Zoon des menschen niet heeft kunnen houden. En die vele gewisse kenteekenen zijn maar niet gegeven op éénen dag, den dag der opstanding b.v., maar „veertig dagen lang”. Telkens en telkens weer heeft de Heiland Zich levend vertoond. Daar is in die veertig dagen wel niet geweest een verkeer der discipelen met hunnen Heere als voor Zijn lijden en sterven, maar toch een telkens Zich levend openbaren des Heilands aan hen. Dat vertoonen des Heilands is voor de discipelen van groote beteekenis geweest. Hij toch sprak met hen over de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan. Bij de gedurige verzekering van de waarheid Zijner opstanding, ontvingen zij het goddelijk onderwijs van den Messias, die ook in dit onderwijs hun den Vader verklaarde in Zijne groote zondaarsliefde, in Zijne trouw aan Zijne beloften, in de heerlijkheid van Zijn werk tot zaligheid en verheerlijking van zondaren.
Groote beteekenis wordt èn door de evangelisten èn door de apostelen gehecht aan de staving van de historie. En is het waar, dat het kennen van de historie nog niet is het zaligmakend kennen van den Zaligmaker, toch buiten het kennen der historie gaat het niet om. Alleen op den bodem van het voorwerpelijk zekere kan het onderwerpelijk zekere bloeien. Daarom is den discipelen, maar ook ons, in de eerste plaats noodig, dat zij vast zouden gelooven in het feit der opstanding van Christus. Er zijn er, die beweren: het komt op het feit niet zoo zeer aan. Zulke menschen zijn zeker wijzer dan God, die den mensch niet door ideeën maar door feiten redt, God, die de wereld met Zichzelven verzoent door het feit van Christus' overgave aan kruis en graf, die door het feit der opstanding het feit der overgave verzegelt.
Een ruime plaats wordt dan ook in de Schrift ingeruimd voor de verschijningen des Heilands aan Zijne jongeren. En deze alle zijn ons opgeteekend, opdat wij gelooven zouden, dat Jezus is de Christus.

Wat ons de evangelist Markus met een enkel woord vermeldt, wordt ons door Lukas zeer breedvoerig verhaald.
Wij bedoelen de geschiedenis van Christus' verschijning aan de Emmaüsgangers.
Boven ons artikel schreven wij: Vreugdeolie voor treurigheid.
Waar Jezus komt om met Zichzelf de leegte in onze ziel te vullen — en dat deed Hij immers op den weg naar Emmaüs en in dat plaatsje bij de breking des broods — daar geeft Hij stof, om het woord van Psalm 30 tot het onze te maken:

„Gij hebt mijn weeklacht en geschrei
Veranderd in een blijde rei;
Mijn zak ontbonden en mij weer
Met vreugd' omgord, opdat mijn eer
Niet zwijg' Zoo klimt Uw lof naar boven.
Mijn God, U zal ik eeuwig loven.

Vreugdeolie voor treurigheid!
Dat er treurigheid is bij Kleopas en zijn metgezel blijkt wel uit hun gesprek, dat inderdaad droevig genoemd moet worden. Ook de vraag des Heilands, „waarom ziet gij droevig?” wijst er ons op.
Toch spreken zij over een onderwerp, dat voor hen een bron van vreugde had kunnen zijn. „Zij spraken tezamen onder elkander van alle deze dingen (door Lukas te voren verhaald), die er gebeurd waren.” Waar zullen wij beter over spreken dan over het lijden en sterven en over de opstanding van den Heere Jezus?
Maar beiden weten zij wel, dat Jezus is overgeleverd, gekruisigd en gestorven, en beiden hebben zij wel gehoord van hetgeen sommige vrouwen uit den discipelkring gezegd hebben, die vroeg in den morgenstond aan het graf geweest zijn, n.l. dat zij het graf ledig hebben gevonden en een gezicht van Engelen hadden gezien, die zeiden, dat Jezus leefde.
Het eerste is voor hen verschrikkelijke werkelijkheid; het tweede heeft hen ontsteld, d.w.z. zij zijn er door in de war gebracht.
Wat mogen, wat moeten zij gelooven?
Zij kunnen niet gelooven aan de waarheid der opstanding.
Het ontbreekt hun aan geloof!
Waar dat gemist wordt, kan er geene vreugde zijn, daar moet droefheid wezen.
Zonder het geloof moet de liefde treuren. En nu hebben zij beiden den Heiland lief, ongetwijfeld, maar voor hen is het voorwerp hunner liefde gestorven aan het kruis.
Zonder het geloof maakt de hoop plaats voor vertwijfeling.
Hoe groote verwachting hadden zij van den Heiland gehad!
Zij belijden het: Jezus de Nazarener was een Profeet, krachtig in werken en woorden voor God en al het volk. Zij hadden gehoopt, dat Hij was degene, die Israël verlossen zou, maar de over-priesters en oversten hebben Hem overgeleverd tot het oordeel des doods en Hem gekruisigd.
De toekomst leek zoo heerlijk: Israël vrij, de God der vaderen gediend en gevreesd door de wereld! En nu....
Zij spraken over deze dingen, ondervraagden elkander, maar zij komen niet verder.
„Wat is waarheid”, vraagde de twijfelzucht van Pilatus.
„Wat is waarheid”, vraagden hunne harten in twijfelmoedigheid. Zijn dood en begrafenis, ja, maar ook Zijne opstanding?
Droevig is hun gesprek, treurigheid ligt over hunne ziel!
Zullen wij...., maar neen, dat betaamt ons niet, ons, die in rijker openbaring nog deelen dan zij en die eigenlijk zoo menigmaal op hetzelfde vastzitten, zoo menigmaal wel zien de ellende doch niet de verlossing, zoo menigmaal wroeten in het gemis en daarin omdolen als ware het woord „het is volbracht” niet gesproken, als hadde de Vader dat woord met Zijn „amen” niet bezegeld!
Leeft Gods kind in waarheid altijd in het geloof in Christus?
Leeft het altijd in het geloof in den levenden Christus?
Moet Luthers huisvrouw, in rouwgewaad gehuld, het ook ons wel eens niet toeroepen, gelijk zij het haren man deed, toen deze, met droefheid en somberheid vervuld, zijnen weg ging: „God (Christus) is dood!”?

Het is zoo'n voorrecht, dat Christus' discipelen voor rekening van Christus liggen. Dat wil niet zeggen, dat het er niet op aankomt, hoe hunne openbaring, innerlijk en uiterlijk is. Dat leert de levensgemeenschap met den Heiland anders, beter. Juist door die levensgemeenschap is er werkzaamheid, en die levensgemeenschap doet het gemis aan geloof en hoop, het tekort aan liefde een last zijn voor de Zijnen, waaronder zij gebukt gaan, die hen doet zuchten, doet ondervragen. Maar het kind des Heeren is niet voor de kennis en de oefening en bewaring des geloofs op zichzelf aangewezen. De Heere onderhoudt de liefde, sterkt de hoop, verlicht het oog des geloofs. En waar de discipel of discipelen in het duister gaat, daar blijft het èn voor het stoffelijke en het geestelijke, waar:

„Als mij geen hulp of uitkomst bleek,
Wanneer mijn geest in mij bezweek,
En overstelpt was door ellend',
Hebt Gij, o Heer' mijn pad gekend.”

„Om de treurigen te troosten”, is de Heiland in de wereld gekomen, heeft Hij geleden, is Hij gestorven, is Hij opgestaan uit de dooden. Hij kent het pad der Zijnen, weet wat van hen te wachten is, verstaat van verre hunne gedachten en hun zuchten en — komt, op Zijn tijd, om te geven vreugdeolie voor treurigheid. Genadig en barmhartig is de Heere, en groot van goedertierenheid. Als het leven der Zijnen als onder den killen adem des doods dreigt te verstijven, gedenkt Hij Zijne liefde; Hij komt om de gestolde levenskrachten weer te doen vloeien, opdat het leven uitbotte, bloei en vrucht drage tot Zijne kennis, tot Zijne verheerlijking.
Vreugdeolie brengt Hij.
Die olie zal moeten verzachten, heelen in dit geval.
Maar geen olie op eene onreine wonde, Eerst moet deze gereinigd, gezuiverd worden.
Dat doet pijn, maar 't is toch liefde-arbeid.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 april 1924

De Wekker | 4 Pagina's

Vreugdeolie voor treurigheid (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 april 1924

De Wekker | 4 Pagina's