Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze onsterfelijkheid 39

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze onsterfelijkheid 39

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er zijn er geweest, die hebben trachten aan te toonen, dat het alleszins aannemelijk was om het voortbestaan der zielen te aanvaarden. Men zocht dan zijn toevlucht in verschillende theorieën en één van deze is dan de leer der psychopannychie of zieleslaap. Volgens deze leer is de ziel nà het verscheiden uit het lichaam geheel en al bewusteloos. Zij is als in een diepen slaap verzonken, heeft elk contact met haar omgeving verloren, kan niet denken, niet genieten, niet waarnemen.
Nu moet ge niet beginnen om dadelijk deze leer met een glimlach en schouderophalen voorbij te gaan, of te meenen dat dit standpunt slechts door een klein getal van „achterlijken” wordt gehuldigd. Laat ik u dan vooreerst mogen opmerken dat niet alleen onder de Heidensche filosofen, maar ook onder de theologen vooral in de Middeleeuwen er verscheidene waren, die deze leer meenden te moeten verdedigen. Vooral zocht men dan in deze leer het materiaal ter weerlegging van het vagevuur. Heel de leer der Roomsche Kerk omtrent het vagevuur wordt op eens te niet gedaan, wanneer juist blijkt, dat de zielen na den dood tot den opstandingsdag toe in een slapenden toestand verkeeren. Het louteringsproces in het vagevuur heeft dat geen betekenis meer en alle „aflijvige” zielen wachten dan op den grooten oordeelsdag, wanneer heel de wereld voor de vierschaar van den Zoon des menschen zal verschijnen.
Daarbij komt, dat er verschillende gegevens zijn, die den zieleslaap aannemelijk maken. Begin eens met uwe oogen te sluiten, en uw ooren te stoppen, dan zal er o zooveel zijn, waarin uw ziel niet meeleeft. Hieruit leert ge aanstonds, dat het Zieleleven in 't nauwst contact staat met de buitenwereld en dat uw ziel om te ervaren en te genieten meestal aan het lichaam is gebonden.
Hieruit volgt, dat de ziel wel buiten het lichaam kan bestaan, maar niet buiten het lichaam met bewustheid leven kan, De ziel blijft in al haar handelingen van 't lichaam afhankelijk, en zelfs dan, wanneer de ziel in den slaap meer afzonderlijk werkzaam is, dan dient toch nooit vergeten, dat de ziel bij al deze werkzaamheden in den slaap, toch nog altijd de band met het lichaam heeft behouden en dat het meestal in den slaap voorstelingen der ziel zijn, die uit het gecompliceerde alledaagsche leven te voorschijn zijn getreden. Wanneer dus vast staat, dat de ziel haar bewustheid in den slaap behoudt, maar dat dit bewustzijn ten nauwste verband houdt met het lichaam en het leven in de buitenwereld, dan verklaart het zich te makkelijker, dat alle werkzaamheden der ziel ophoudt, als de dood intreedt en daardoor alle band met dezen wereld wordt verbroken. Bij zulk een redeneering schijnt er veel voor te zeggen te zijn om de leer van den zieleslaap te aanvaarden. Als straks elke band met het lichaam is verbroken, als alle waarneming in de buitenwereld heeft opgehouden, als er geen oog meer ziet, geen oor meer hoort, geen hersenen meer functioneeren, dan is het voor velen verstaanbaar, dat de ziel in een bewusteloozen toestand moet wegzinken. Behalve deze redelijke aanwijzing schijnt ook de Heilige Schrift deze leer van den zieleslaap te begunstigen. Heeft de Heiland zelf niet zijn zegel aan deze leer gehecht, toen hij van het dochtertje van Jaïrus zeide „het dochtertje is niet dood, maar slaapt”, of als hij van Lazarus sprak, „Lazarus onze vriend slaapt.” En Paulus in het bekende 1 Corinthe 15 „daarna is Hij gezien van meer dan vijfhonderd broederen op eenmaal, van welke het meerendeel nog overig is en sommigen ook zijn ontslapen.” En wie onzer weet niet, dat op tal van andere plaatsen in de Heilige Schrift de dood een slaap genoemd wordt. Hieruit verklaart het zich volgens deze leer ook, dat de uit den dood teruggekeerden, zooals Lazarus, niets zich konden herinneren en daarom ook niets verteld hebben over dan toestand aan gindsche zijde van het graf. Ware de ziel in den tusschentoestand zich bewust, dan moest toch ook hieruit volgen, dat deze teruggekeerden het een en ander zouden hebben medegedeeld over de wereld en haar verhoudingen aan gindsche zijde van de donkere diepte des doods.
De vraag, die dus nu besproken dient te worden is, of de Heilige Schrift een zieleslaap leert. Wie toch dit terrein gaat betreden, alleen voorgelicht door de natuurlijke rode, verliest zich ten slotte in gissingen en hypotheses, die op 't laatst noch rust voor het denken noch rust voor de eeuwigheid geven. Want al dient erkend, dat de menschelijke rede gaarne door deze leer van den zieleslaap zich laat bevredigen, het laatste woord kan hier alleen gesproken door det Woord, waarin niet de dood noch de bewusteloosheid, maar het leven, het eeuwig zalig leven triumfeerend de fakkel omhoog heft.
Apeldoorn
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 januari 1925

De Wekker | 4 Pagina's

Onze onsterfelijkheid 39

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 januari 1925

De Wekker | 4 Pagina's