Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze onsterfelijkheid 42

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze onsterfelijkheid 42

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog moet er de aandacht op gevestigd, dat toch de Heilige Schrift meermalen den dood bij een slaap vergelijkt. Al zal dit grif door iedereen worden toegegeven, het gaat deswege nog niet aan, om, op de klank van een woord afgaande, dadelijk tot een zieleslaap te besluiten. Wie toch niet al te haastig in zijn oordeel is, zal bij Schriftuurplaatsen als „Lazarus, onze vriend, slaapt”, of „die in Christus ontslapen zijn” e. a. nooit aan een bewusteloozen toestand kunnen denken. Immers zal iedereen moeten erkennen, dat de slaap veel meer een zaak des lichaams dan des geesten is. Begin u zelf maar eens af te vragen: wat slaapt er nu, als ik slaap? En dan zal ieder de tijden kennen, dat, al rust het lichaam en al zijn de oogen gesloten en de handen werkeloos, de ziel nog niet rust. Reeds Elihu wist ervan, dat er een sprake is in den droom als een diepe slaap op de lieden valt in de sluimering op het leger. Vooral in de laatste jaren, waarin de wetenschap den mensch meer naar zijn diep verborgen geestelijk bestaan heeft onderzocht, wordt al duidelijker en wordt algemeen toegestemd, dat de ziel des menschen in den slaap wel terdege wakker is. Dat is het zoogenaamde „nachtbewustzijn”, dat van zoo groote waarde is om eigen ziel in haar verborgen roerselen te leeren kennen. In een wakenden toestand, midden in onzen drukken arbeid of ook midden in de zondeverleiding, kan de ziel haar zelf niet naar haar eigen diepe wezen uitleven. Dan zit zij nog te veel vast in de omklemming van het aardsche, het stoffelijke. Dan wordt zij nog sterk beinvloed door al de lichamelijke organen, want, al weten wij niet veel van het innig verband tusschen lichaam en ziel, vast staat, dat het lichaam een zeer groeten invloed op de ziel uitoefent. Maar in den slaap komt de ziel meer geheel zelfstandig, op haar eigen terrein. Dan wordt die band met het werkelooze lichaam niet zoo meer gevoeld. Dan komen de hebbelijkheden, de neigingen, de prikkelingen meer vrij en onafhankelijk uit het diepst der ziel omhoog en krijgen wij alzoo te duidelijker het portret van ons innerlijk wezen voor ons. Dan leven wij ons zelf wel eens uit naar onze donkere zijde en dan komen er dingen op uit dat onderbewustzijn, die schandelijk zijn om te zeggen en die ons laten zien, dat het bedenken des vleesches ook in den slaap, niet op nonactiviteit is gesteld. Ook daarin moeten wij beluisteren een sprake Gods, „Alleen ken uwe ongerechtigheid.”
Naar het diepzinnige woord van Elihu toch (Job 33 : 15—16) spreekt God in de sluimering, op het leger en dan openbaart Hij het voor het oor der lieden en Hij verzegelt hunne kastijding. Hiermede wordt bedoeld, dat God bezig is, ook in den slaap, om den mensch op te voeden, om den mensch te wennen aan 's Heeren wegen, om den mensch de tuchtiging Godes te Heren, om den mensch aan de breuke van zijn bestaan al dieper te ontdekken. Immers dat zegt Elihu met nadruk, als hij onmiddellijk wijst op de bedoeling des Heeren in dit nachtelijk onderwijs „opdat Hij den mensch afwende van zijn werk en van den man de hoogvaardij verberge¨, d.w.z. dat de Heere den mensch van zijn zondigen weg wil afkeeren, opdat deze breke met zijn hoogmoedig, zelfzuchtig bestaan. Wie dat verstaat, verbaast zich er over, dat God zich zooveel moeite geeft met den mensen en de Allerhoogste altijd dag en nacht, nacht en dag bezig is om den mensch tot de orde te roepen, opdat die mensch zich zelf zou leren kennen en Zijn Schepper gerechtigheid toebrengen, David had hier verstand van gekregen, toen hij zeide, „zelfs des nachts onderwijzen mij mijne nieren” òf „Gij hebt mijn hart beproefd, des nachts bezocht”. Zie, dan kan men zeggen: „Heere als ik wakker word, dan ben ik nog bij U”. Dat is diepe, misschien wel de diepste en de rijkste zielswerkzaamheid, als wij ook in den slaap ervaren: „Heere, Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd”, en wij kennen „mijne overdenking van Hem zal zoet zijn”. Want dat is ook een kenmerk in 't genadeleven, of het werk Gods in de ziel verborgen ligt, of m.a.w. de wortel der zaak in ons is, als niet alleen des daags, maar ook des nachts bij het rusten des lichaams uwe ziel de genietingen des Heeren proeft, of, zoo niet, uw ziel haar arbeid kent om toch 's Heeren eigendom te zijn. Wanneer het ons werkelijk ernst is, wanneer ons godsdienstig leven geen comediespel is en geen parade-vroomheid, maar wanneer het innig zielewerk is, dan zal ook in den slaap de ziel haar werkzaamheden kennen. Hoe meer wij kennen geestelijke oefeningen met den God des Verbonds en wij het woord der Schrift verstaan: „oefen u zelf tot godzaligheid”, hoe dieper indruk de ziel daarvan zal meenemen ook in den slaap en dan denk ik aan het versje:

„Laat mij slapend op U wachten,
O, dan slaap ik zoo gerust,
Geef mij heilige gedachten,
En wees in des slaap mijn lust.
't Lichaam slaapt, maar het harte waakt”.

Mij dunkt, hierdoor wordt wel duidelijk, dat van een zieleslaap, alsof de ziel in een toestand van onbewustheid en werkeloosheid zou overgaan, geen sprake kan zijn. Maar waarom noemt dan de Heilige Schrift den dood een slaap?
Apeldoorn
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1925

De Wekker | 4 Pagina's

Onze onsterfelijkheid 42

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1925

De Wekker | 4 Pagina's