Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Brieven des Heilands aan de zeven Gemeenten van Klein-Azië 25

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Brieven des Heilands aan de zeven Gemeenten van Klein-Azië 25

De Brief aan Filadelfia 2

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Openb. 3 : 7—13.

Het zal de gemeente van Filadelfia als een groote zegen geschonken worden, dat de Heere tot haar zal toedoen, die zalig worden, 't Is zeker een voorrecht, als in eene gemeente alles geregeld gaat zonder bijzondere moeiten; grooter voorrecht is, als de gemeente mag wassen in geloof en liefde; het grootste, dat God haar gebruikt tot de komst van Zijn Koninkrijk,
Die zegen is niet afhankelijk van de grootte of sterkte der gemeente. Wij verwachten het in dit opzicht ook dikwijls van „de heuvelen en de bergen”, van „ruiters en wagenen.” „Een koning wordt (evenwel) niet behouden door een groot heir; een held wordt niet gered door groote kracht; het paard feilt ter overwinning en bevrijdt niet door zijne groote sterkte. Zie, des Heeren oog is over degenen, die Hem vreezen, op degeenen, die op Zijne goedertierenheid hopen.” (Ps. 33 : 16—18). En hierin beantwoordt en zegent de Heere Zijn eigen werk.
Klein is de kracht van Filadelfia's gemeente. Haar bestaan trok de aandacht, zeker, maar niet, omdat zij zulk eene machtige organisatie was. In vergelijking met de overige bevolking van Filadelfia telt zij niet mede. Wat dat betreft, mag de vijand de schouders minachtend ophalen. De gemeente beteekent niet veel.
En toch, toch is de beteekenis van haar niet gering. Wat is het zuurdeeg tegenover de drie maten meels? Een klein stukske, en toch ….! Wat zijn die enkele korrelen zouts tegenover alles, wat bereid moet worden? Niet veel, en toch ….! Wat is een brandende kaars tegenover de nachtelijke duisternis? Niet veel, niet zoo veel als de zon, die de duisternis voor zich henen drijft, en toch ….!
„Gij hebt kleine kracht,” zegt de Heiland. De nadruk moet hier vallen op „kleine”. Wij willen dezen echter ook laten vallen op „kracht”.
Filadelfia stond, als klein en niet-beteekenend voor de wereld, in haren Heiland sterk Ook in Filadelfia kende men het woeden en het vleien des satans en der wereld; ook daar droeg men in de dadelijkheid kennis aan het woord des Heilands, „in de wereld zult gij verdrukking hebben!” Jood en Heiden hadden getracht de ergernis en dwaasheid uit Filadelfia te verdrijven. Het was hun niet gelukt. De kleine, zwakke gemeente des Heeren had hun het hoofd geboden. Zij heeft bewaard des Heeren Woord, want het was haar waarlijk eene kracht Gods tot zaligheid. Onafscheidelijk was zij aan dat Woord gebonden, omdat zij uit het Woord geboren was. En dat was haar kracht. Dat deed haar staande blijven, als men aandrong den Naam des Heilands te verloochenen. Hem niet te belijden en te verkondigen als den Heilige en Waarachtige, God uit God en Licht uit Licht. Zij — het moge strijd gekost hebben, maar — zij was uitgekomen voor haren Heere, had „alle dingen schade geacht, om de uitnemendbeid van de kennis van Christus”.
En zoo stond het kleine Filadelfia, klein — maar rein. Met een Jozef had het gesproken: Zoude ik zulk een kwaad doen en zondigen tegen God? Met een Mozes had het verkozen met het volk van God smadelijk behandeld te worden, liever dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben.
Getrouw bevonden te worden, welk een weldaad !
Hoe heeft Filadelfia het gekund? Hoe is de moed behouden, het geloof bewaard?
De Heere heeft het gedaan! Juist, maar niet zonder de gemeente. Moed en trouw worden verkregen en bewaard in den weg des gebeds. Ook die weg ligt in 's Heeren hand, 'tis waar. Maar de verborgen dingen zijn voor den Heere, de geopenbaarde voor ons en onze kinderen. Filadelfia heeft zich geplaatst gezien voor het geopenbaarde en 't heeft haar in de binnenkamer gebracht, om straks, als met een stralend aangezicht, het den vervolgers en verdrukkers toe te roepen: Onze God woont toch in den hemel! Een overwinnende gemeente is een biddende gemeente.
Van zulk eene gemeente kan worden verwacht het bewaren des Woords, de belijdenis des Naams. En zulk eene gemeente zegent de Heere! Niet alleen met bewaring, ook met, mogen wij dat woord gebruiken, verovering.
En al weder is het: Gode alleen de eere!
„Zie,” zegt de Heilige en Waarachtige, „Ik geef u eenigen uit de synagoge des satans, dergenen, die zeggen, dat ze Joden zijn, en zijn het niet, maar liegen; zie. Ik zal maken, dat zij zullen komen en aanbidden voor uwe voeten, en bekennen, dat Ik u liefheb.”
Uit deze woorden kan worden afgeleid, wat in de eerste tijden bijna overal het geval was, n.l. dat de vijandschap tegen het lichaam van Christus zich inzonderheid openbaarde bij de Joden.
De Heiland zegt van hen, dat zij zeggen Joden te zijn en zijn het niet. Hij spreekt van eene synagoge des satans. Ach, onder het voorgeven den Heere te dienen, kwamen zij te samen tegen den Heere en Zijnen Gezalfde. Joden, dat zijn Godlovers, en wat waren zij? Zij volhardden in de verwerping van den Christus, terwijl hun die toch gepredikt was als de waarachtige God en het eeuwige Leven. Zij lasterden en smaadden Hem. Zij vergrepen zich aan Zijn lichaam, Zijne gemeente. Zij vervolgden haar en dwongen haar te lasteren.
Een synagoge des satans, „het volk uit Abraham gesproten, dat zooveel gunsten bad genoten”, het volk der belofte, de kinderen Israels. Maar, indien zij Abrahams zaad waren, zouden zij Abrahams werken doen. Die deden zij niet. Zij wendden zich af van den Beloofde en verbraken daarmede de gemeenschap met Abraham, die begeerd had Zijnen dag te zien en hem ook gezien heeft. Naar het vleesch mogen zij Joden zijn, naar de besnijdenis, maar naar den geest behooren zij tot de anti-goddelijke en anti-christelijke wereldmacht. En in de synagoge wordt gevoed hun trotschheid, hun haat tegen den Heilige. Feller vijanden dan godsdienstige vijanden kent Christus' kerk niet, evenmin als Christus feller vijanden gehad heeft, dan die alleszins godsdienstige wetbetrachters, eigenzinnige, overdreven God-dienaars, die de mug uitzijgden en den kemel doorzwolgen, maar noch van de ware gerechtigheid noch van de ware liefde eenig besef hadden.
Een vloekpsalm over hen?
Gewis, ook Filadelfia zal eens haar lust aan hare haatren zien.
Daar komt een tijd van vergelding, een tijd, waarin de gerechte straf die haters en vervolgers treffen zal.
Maar, waar de Geest des Heeren ziel-zaligend ondersteunt in den strijd, de wonden balsemende, de krachten vernieuwende, het geloof bewarende, daar leeft de liefde. En die liefde, die de zonde haat en zich één kent met het oordeel Gods, die liefde bidt, bidt om der vijanden behoud.
Gelijk de Borg, zoo leeren ook de Zijnen bidden: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet, wat zij doen!
Wisten die Joden dan niet, wat zij deden? Ja en neen! Ja, voor zoover de historische waarheid ook hun ter oore was gekomen. Neen, omdat zij niet geloofden. Te veronderstellen, dat alle vijanden de Kerk schuldig staan aan de zonde tegen den Heiligen Geest, neemt het gebed weg. En het blijkt, dat, zijn er onder de vijanden ook zoodanigen, er toch ook zijn, die niet schuldig staan aan dat willens en wetens verwerpen van den Zaligmaker.
De Heere zal eenigen uit hen nemen en Filadelfia in anderen zin haar lust aan hare haatren doen zien, in zulk een zin, dat het hart zal overvloeien van weelde, van dank, van lof. „Een volle beek van wellust zal elk in liefde dronken maken.” Wie de liefde Gods kent, verheugt zich in de overwinning dier liefde.
Neen, niet die vijanden maar hunne vijandschap zal gebroken worden.
Zij zuilen komen en aanbidden aan de voeten des Engels van Filadelfia.
Niet den Engel, maar den Heere, en „zij zullen bekennen,” zegt de Heiland, „dat Ik u liefheb”, erkenning des Heilands als Heiland, als den beloofden Messias, den Heilige en Waarachtige.
„Ik zal maken” zegt de Heiland,
Daarin ligt de kracht voor allen arbeid in het koninkrijk Gods, zoo ambtelijk als niet ambtelijk. Dat is de kracht van de bediening des Woords, de kracht van de Zending.
„Ik zal maken” zegt de Heiland, Hij. die alle dingen draagt door het woord Zijner kracht.
Als Hij Zijne vijanden verslaat in den tijd der genade, dan wordt dat voor de verslagenen een zalig verlies, waarin de hemel zich verheugt. Dan maakt Hij van dreiging en moord blazende farizeën, bidders en smeekelingen aan den troon der genade; dan leert Hij hen roepen om het heil der liefde, dat zij in de oprechte discipelen des Heeren zien. En wat Hij biddende maakt, vindt in Hem en om Hem verhooring bij God, Ook zij zullen eenmaal in de liefde des Heilands roemen!
Welk een zegen voor Filadelfia!
De rijkste vruchten zal de Heere in haren schoot werpen, maar — terwijl zij arbeidt, want, „Ik heb u een geopende deur gegeven,” en een geopende deur is er niet om er over te praten en te redetwisten of er gemoedelijk over te peinzen, maar — om er door te gaan.
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1925

De Wekker | 4 Pagina's

De Brieven des Heilands aan de zeven Gemeenten van Klein-Azië 25

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1925

De Wekker | 4 Pagina's