Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze onsterfelijkheid 44

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze onsterfelijkheid 44

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Lazarus, onze vriend, slaapt”. Hebben wij gezien, waarom de Heilige Schrift den dood een slaap noemt, en vonden wij, hoe in dit vriendelijke beeld van den op zich zelf zoo grimmigen dood de heerlijkheid van den Christus glanst, hoe staat het dan met Lazarus? Wanneer het juist is, zoo zegt men, dat de doodslaap niet is een slapende toestand, maar wij juist aan de hoogste verkwikking en stijgende levenskracht hebben te denken, zoodat alle beletsels zijn weggenomen en wij uit de volheid van het leven Gods mogen drinken, hoe komt het dan, dat Lazarus ons daarvan niets heeft medegedeeld. Zij, die de leer van een zieleslaap huldigen, schijnen hier in een veel betere positie te verkeeren. Zij hebben met dit vraagstuk niets geen moeielijkheid. Wanneer Lazarus in het leven terug keert, wanneer hij weer aanzit aan den huiselijken disch in de vriendelijke woning te Bethanië, dan vertelt hij met geen woord, wat hij heeft gezien en heeft doorleefd in de wereld der eeuwigheid. Hoe komt dat? Wat de voorstanders van den zieleslaap antwoorden, is heel eenvoudig. Lazarus had geen bewustzijn, het leven is hem in die sfeer ongemerkt voorbij gegleden. Gelijk iemand, die slaapt, ten morgen niet weet, wat daar rondom hem geschiedt, gelijk voor dezen onopgemerkt de uren zijn voorbij gesneld, zoo was het met Lazarus.
Deze kon ook niets verhalen van wat in dien tusschentoestand is geschied. Men ziet, op dit standpunt is men heel spoedig klaar, terwijl daarentegen de moeilijkheden zich opstapelen, als wij verdedigen een bewust leven van Lazarus nà zijn sterven. Waarom heeft hij dan niets verhaald?
Wat zou van dit spreken de waarde en beteekenis hebben kunnen zijn!
Dit laatste nu betwijfelen wij. Zeker, dan was onze nieuwsgierigheid al meer geprikkeld, maar daarom nog niet bevredigd. En daarbij, niet het woord van Lazarus moet ons richtsnoer worden; ook in deze blijft waar: „zij hebben Mozes en de profeten”. Dat de Heilige Schrift hier het zwijgen bewaart, en Lazarus geen woord rept over zijn verblijf aan gene zijde des grafs, heeft stellig bedoeling. Vooreerst hebben wij Gods Woord niet om alle nieuwsgierige vragen te zien opgelost, 't Is opmerkelijk, in welk een sobere taal de Schrift gewaagt van den staat der zielen nà den dood. Op vele vragen, die wij hier zouden kunnen doen, bewaart de Schrift het zwijgen. Zouden wij hierin niet een les ontvangen om toch niet den weg van het occultisme op te gaan en naar het verborgene, het geheimzinnige te grijpen, waardoor de vraag: „Wat moet ik doen, opdat ik zalig worde” op den achtergrond zou treden? Waar de Schrift ons geen sleutel in handen geeft, daar moeten wij leeren, bescheiden op den drempel te blijven staan, om niet in allerlei redeneeringen en bespiegelingen ons te verliezen. In dit zwijgen der Schrift mogen wij een vingerwijzing des Heeren zien, dat wij omtrent deze dingen geduld zullen oefenen.
Maar hier is ook nog wel iets anders te zeggen, om niet den schijn te geven, dat wij er ons te gemakkelijk van willen afmaken, wat allicht door voorstanders van den zieleslaap bij een dergelijke redeneering zou gezegd worden.
Ik laat geheel buiten bespreking, of het wel juist is, een leergebouw op te trekken, waaraan ten eenemale de fundeering ontbreekt. Als de Schrift hier niets zegt, is het dan niet gewaagd op dit stilzwijgen zulke stellige conclusies te trekken en hier de leer van den zieleslaap te zien gefundeerd?
Waarlijk zulk een fundament is dan nog minder dan een zandgrond, het is louter denkbeeldig, gissing en vergissing. Ook wil ik niet zeggen, dat zij het antwoord hebben gegeven, die bij de opstanding van Lazarus betoogd hebben, dat de Heere bij Lazarus de herinnering heeft weggenomen, zoodat deze van zelf geen woord kon reppen van zijn verblijf aan de andere zijde des grafs. Wij meenen, dat wij hier nog wel wat dieper kunnen peilen en dan zouden wij vooreerst willen aannemen, dat Lazarus niets kon zeggen, omdat onze aardsche taal geen woorden heeft om de heerlijkheid der zaligheid uit te drukken.
Wanneer Paulus opgetrokken is geweest in het Paradijs en daar zalige genietingen heeft gesmaakt, dan vertelt hij daar niets van, dan kan hij daar ook niets van vertellen. In die wereld der eeuwige zaligheid zijn zoo gansch andere verhoudingen dan hier, zoo gansch andere bestaanswijzen, zoo gansch andere taal, zoo geheel andere bewustzijnsvormen, dat wij ons daarvan geen voorstelling kunnen maken. Hier zijn wij aan heilige grenzen gekomen, hier kunnen wij geen taal vinden, geen woorden kunnen uitbeelden den rijkdom van het eeuwig welgelukzalig zijn. Wie in die wereld der zaligheid binnentreedt krijgt ook een bewijstzijnsvorm dienovereenkomstig. Wie uit deze wereld der zaligheid uittrad, ziet wel niet zijn bewustzijn verdwijnen, maar wel dezen bijzonderen bewustzijnsvorm. En zoo was het nu ook bij Lazarus.
Hij ontving weer een bewustzijnsvorm in aardsche kleedij. En nu verklaart het zich zeer wel, dat Lazarus niets gezegd heeft. Hij kon het niet.
Apeldoorn
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1925

De Wekker | 4 Pagina's

Onze onsterfelijkheid 44

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1925

De Wekker | 4 Pagina's