Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een afgezonderd volk 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een afgezonderd volk 1

7 minuten leestijd

„Ik heb u van de volkeren afgezonderd, opdat gij Mijn zoudt zijn. Lev. 20 : 26b.

Er zijn zoo van die gedeelten in Gods Woord, welke niet bij voorkeur gelezen Worden; waarbij menigeen in verleiding komt, ze over te slaan. Het is te verstaan. Een lange reeks van namen of van maten of van wetsbepalingen lokt niet aan. Bij de gemeenschappelijke lezing heeft men liefst iets pakkends; iets, waarin meer gang zit, geschiedenis of leer. Men vindt bedoelde gedeelten te dor. Nu zullen wij er niet te sterk den staf over breken, als niet alles in den huiselijken kring gelezen wordt. Maar Gods Woord wordt toch — of vergis ik mij? — niet alleen aan tafel gelezen? Het is zoo nut, dat wij voor onszelf het Boek der boeken lezen en bestudeeren. Laat ons dan niet nalaten, onze leden tot dienstbaarheid te dwingen. En wanneer wij dan, laat het zijn met hulp van eene verklaring (de kantteekeningen in onzen Staten-Bijbel zijn uitnemend), eens rustig en biddend dle gedeelten lezen, dan blijken ze minder dor te zijn, dan bij voorlezing gedacht wordt.
Tot die gedeelten behoort ook het boek, waaruit bovenstaande tekst genomen is. Tal van voorschriften vinden wij er in, geldig voor Israël, zoo voor het burgerlijke als het godsdienstige leven. De rechte weg wordt Israël gewezen, tot het houden zoo van de eerste als van de tweede tafel der heilige wet. Het is toch den Heere niet hetzelfde, hoe Hij gediend zal worden; het moet zijn geheel in overeenstemming met Zijnen heiligen wil.
Telkens, als de Heere Zijne geboden geeft, sluit Hij met de woorden, die aan het hoofd van de wet der zeden staan: Ik ben de HEERE, uw God, die u uit Egypteland heb uitgeleid, of ook wel alleen: Ik ben de HEERE.
Die toevoeging dient tot lieflijke opwekking en ernstige vermaning, opdat Israël niet vergete in 's Heeren geboden te wandelen.
In ons hoofdstuk vinden wij geboden tegen 1 den afschuwelijken Moloch-dienst, 2 de verleidelijke, van den Heere afvoerende waarzeggerij, 3 het vloeken van vader of moeder, en 4 de vermenging der geslachten.
Ernstig waarschuwt de Heere Israël, dat het toch al Zijne rechten en inzettingen zal onderhouden en doen, opdat het land, waarhenen Hij Israël brengt, om daarin, als in het land der belofte, te wonen, het niet uitspuwe. Het land zouden zij erfelijk bezitten, doch geen der gebruiken der volken des lands overnemen. Scherp moest onderscheiden worden tusschen rein en onrein.
„Gij,” zegt de HEERE, „zult Mij heilig zijn, want Ik de HEERE ben heilig, en Ik heb u van de volkeren afgezonderd, opdat gij Mijn zoudt zijn.”
De afzondering van Israël spreekt ons van eene genadige onderscheiding en toont ons eene heilige roeping.
Israël aan den Sinaï kon voorzeker een afgezonderd volk genoemd worden. Verlost uit de macht der Egyptenaren vertoefde het in eene omgeving, die als van nature van afzondering sprak. De vlakte toch, waar Israël zich bevond, was aan alle zijden door bergen ingesloten. Geen enkel volk stond in eenige betrekking tot Israël. Het had alleen met zijnen God te doen.
Dat had de Heere bewerkt. Hij had het volk geleid, niet langs den veel korteren handelsweg, die van Egypte naar Kanaän voerde, maar naar de Schelfzee en door de Schelfzee. De redding van Israël werd de ondergang van den belager. Als een vrij volk stond het aan de overzijde van de Roode Zee, waar het den Heere loofde voor de wondere en krachtige daden Zijner hand. Vandaar had Hij Zijn volk geleid over Mara en Elim naar Rafidim. Het altaar, daar opgericht, met den veelzeggenden naam „de HEERE is onze banier”, getuigde weer van de bijzondere genade des Heeren. Het volk, gerukt uit de Gode-vijandige macht van Egypte, had de evenzeer Gode-vijandige macht van Amalek, onder den kennelijken zegen des Heeren verslagen. Daardoor was Israël afgezonderd gebleven.
Dat Israël evenwel een afgezonderd volk was, ligt niet alleen daarin, dat het gered is geworden uit de banden van slavernij en wapengeweld.
De HEERE heeft Israël naar den Sinaï gevoerd, opdat het in geheel bijzonderen zin een afgezonderd volk zou zijn, afgezonderd van de andere volkeren door godsdienst en zeden. De eenige, waarachtige God zou Israëls God zijn en waar de andere volkeren zich bogen voor hout en steen, het werk van menschenhanden, daar zou dit volk geleid worden op den weg van het dienen des Heeren in geest en in waarheid. Daartoe heeft Hij Israël gegeven Zijne wetten en instellingen, alle getuigen van Zijne rechtvaardigheid en heiligheid, Zijne liefde en genade.
Welk eene onderscheiding !
Terwijl andere volken werden overgelaten aan het goeddunken huns harten, om, als ongebreideld, den weg der zonde tot eindelijk verderf af te loopen, wordt Jacobs zaad omtuind door 's Heeren wet, wordt het als met het aangezicht naar de gelukzaligheid geplaatst en ontvangt het de onverbrekelijke belofte, dat in den weg des Verbonds de volmaking in heerlijkheid zal gevonden worden, dat, wie volharden zal tot den einde zalig zal worden; de toezegging, dat in de gehoorzaamheid des Heeren de zaligheid van Zijne gemeenschap èn hier in beginsel èn eenmaal in volkomenheid zal worden gesmaakt. God de God van Israël; Israël het volk van God, in bijzondere verbondsbetrekking.
Dat wij daarmede niet bedoelen, dat nu krachtens die verbondsbetrekking geheel Israël, hoofd voor hoofd, ook de verbondssluiting van ganscher harte en van ganschen gemoede heeft ingewilligd, zult gij verstaan. Daartoe is een, niet als volk in het geheel, maar persoonlijk ontmoeten Gods noodig. Aan den Sinaï zullen er geweest zijn, in wier hart de vreeze des Heeren woonde, doch ook voor wie de gansche openbaring Gods wel eene grootsche vertooning was, doch wier hart er niet door bewogen werd in zijne diepten. Uit het vervolg van Isrsëls geschiedenis blijkt, dat niet allen het evangelie zijn gehoorzaam geweest ; zij behoorden tot Israël doch waren niet het Israel.
Dat de HEERE Israël van de volkeren afzondert, spreekt ons van souvereine genade, van den welbehagelijken wil van God.
Waarom beeft Hij Israël genomen ? Waarom niet een ander volk?
Gij zult zeggen: „Daar ligt eene belofte voor de afzondering van Israël; de belofte aan Abraham gegeven,” Dat is waar! De belofte, aan Abraham gegeven, rust evenwel ook enkel op genade. Geen grond in hem! Ezechiël zegt tot Israël: „Uw vader was een Amoriet; uwe moeder eene Hethietische.” En nu blijft de Heere de Getrouwe; er is bij Hem geene verandering of schaduw van omkeer. Ook die trouw van God leeren wij echter als genade kennen. Wanneer de Heere dan ook Israël afzondert, dan is er geen grond in dat Israël, waarom Hij het doen zou. Heeft het volk het niet verzondigd? Denk aan Israëls murmureeringen na de redding uit Farao's macht! Denk aan Israëls gedraging in Egypte, waarvan de Heilige Schrift ons meldt, dat het ook daar, in het land der dienstbaarheid den God van Abraham, Izaäk en Jacob heeft vergeten en verlaten en zich heeft gebogen voor de verfoeiselen der heidenen!
Zoo de Heere had gehandeld naar Israëls ongerechtigheden, Hij had dat volk doen omkomen, onder den druk of in de woestijn vanwege zijne zonden verteerd !
Heeft de Heere Israël dan afgezonderd, omdat Hij iets goeds voorzag in Israël, omdat Hij verzekerd was, dat dat volk Zijne wetten en Zijne inzettingen in reinheid en oprechtheid zou houden? Ook dat niet!
Lees met aandacht Israëls geschiedenis na de wetgeving, de verbondssluiting op den Sinaï! Eene aaneenschakeling van overtreding en murmureering, van zonde en Godverlating.
Noch om hetgeen Israël was geweest, noch om hetgeen het was, noch om hetgeen het zijn zou, heeft de HEERE Israël verkoren en afgezonderd.
Enkel uit genade!
En hoe staat het met het Israël van den nieuwen dag?
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 augustus 1925

De Wekker | 4 Pagina's

Een afgezonderd volk 1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 augustus 1925

De Wekker | 4 Pagina's