Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het statuut van 1869

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het statuut van 1869

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de pers der „Geref. kerken” werd in de laatste weken nogal eens geschreven over het besluit onzer Synode te Groningen om het reglement van '69 in te trekken. Nu zouden wij ons over zulk een attentie kunnen en mogen verblijden, ware het niet, dat men soms wel wat al te scheeve voorsteling van zaken kreeg te lezen. Men gaf den indruk alsof het bestaansrecht der Chr. Geref. kerk van het reglement van '69 afhing. Men merkte niet zonder een beetje sarcasme op, dat alweer een stut der Chr. Geref. kerk was gevallen. Nog een paar van die duwtjes en heel de Chr. Geref. kerk viel in puin. Men betoogde niet zonder pathos, dat er nu nà opheffing van het reglement toch feitelijk heelemaal geen verschil was tusschen de Chr. Geref. kerk en de Geref. kerken, En Ds. Jansens, de vroegere predikant bij de Chr. Geref. kerk, wist in de Gorcumsche Kerkbode te vertellen, dat het synodaal besluit na langdurige discussie genomen was. Nu hij is een man, die het weten kan. Maar als hij alle dingen zoo goed weet als dit, dan ziet het er heel droevig met 's mans wetenschap uit.
Wat nu de zaak zelf betreft, kan ik mij niet herinneren, dat de Chr. Geref. kerk ooit het reglement van '69 als een beginselkwestie tegenover de Geref. kerken heeft gesteld. Ik zou ditzelfde niet durven beweren tegenover de Doleantie. Wie de geschiedenis kent weet, hoe Prof. Lindeboom en Ter Hoor dit reglement tegenover de Doleantie-aantijgingen hebben verdedigd. Het boekje van Ten Hoor „Afscheiding en Doleantie” heeft in dit opzicht historische waarde en wie het standpunt van Prof. Lindeboom wil kennen, moet maar eens de Synodale acta vóór 1892 naslaan. Ja, tegenover de Doleantie had het zin om hier een beginsel te handhaven, maar thans! Er zijn twee feiten, die heel deze zaak hebben gewijzigd. Vooreerst dat de doleantie is verloopen en gebleken is een fiasco te zijn. En vervolgens, dat reeds vóór '92 de Chr. Geref. kerk besloot dit reglement te wijzigen.
Hierom hebben wij er nooit een beginselkwestie van gemaakt, tegenover de „Geref. Kerken”, maar dan moet men ook nu niet den indruk wekken, alsof er na het wegdoen van dit reglement geen verschil meer zou zijn. Waarlijk, de verschillen tusschen ons en de Geref. kerken zijn niet van juridischen maar van confessioneelen aard. Wij staan in precies dezelfde verhouding in de rechtsfeer van den Staat als de Geref. kerken of welke kerk ook. De wet op de kerkgenootschappen van 53 geeft aan geen enkele kerk een zekere prioriteit, en of een kerk nu het reglement van 69 of de Dortsche kerkorde indient, dat laat de regeering koud; in beide gevallen hebt ge uw statuut ingeleverd. In zooverre nu dit ingediend statuut met de wet van '53 overeenstemt zal ongetwijfeld de rechtbank hiermede rekening houden, maar daar, waar het presbyteriale strijdt met het collegiale, zal de rechter voor het laatste kiezen. Immers onze wet op de kerkgenootschappen is dóór en dóór collegialistisch.
Merkt men op, dat toch de Chr. Geref. Kerk nà '92 dit reglement weer heeft aanvaard en bij de regeering ingediend, dan kan hier opgemerkt, dat dit niet is geschied om confessioneele, maar om juridische redenen. Men liet in '92 niet los de aanspraak op de Kerkelijke goederen. Men stond vast in de overtuiging, dat men naar confessioneelen maatstaf bleef de wettige voortzetting van de Kerk der scheiding, en nu meende men in de rechtsfeer van den Staat ook in juridischen zin dit te kunnen handhaven door indiening van het reglement. Dit laatste nu bleek niet juist, maar wierp daarom het eerste nog niet onderste boven.
Wie over dit verschil van continuiteit in confessioneele en juridischen zin meer wil lezen, sla het werk op „na 25 jaren” Bldz. 82—83 Waarlijk de beginselkwestie ligt wel wat dieper dan het reglement van '69 en het Synodaal besluit tot wijziging.
Zoolang de Geref. Kerken blijven handhaven haar verklaring van de belijdenis, uitgesproken in haar Synode 1905, zoolang kan de Chr. Geref. Kerk niet zeggen, dat wij één in belijdenis zijn. Het enkele zeggen „wij hebben beide de formulieren van eenigheid,” is te oppervlakkig en daarom te kinderachtig, dan dat wij er verdere aandacht aan hebben te geven. Het tweezinnige, dat in de belijdenis der Geref. Kerken, gezien haar uitspraak van 1905, schuilt, is oorzaak, dat de Chr. Geref. Kerk nog niet aan vereeniging met de Geref. Kerken kan denken.
Zeker ook wij zouden den dag loven dat weder bijeen kwam, wat saam behoorde te zijn. Het stemt ons niet zóó blijde, dat wij afzonderlijk staan naast en soms ook tegenover andere Kerkgroepen, die zeggen met ons dezelfde belijdenis te hebben. Wij wenschen, wij bidden om de eenheid van allen, die de Geref. belijdenis lief hebben. Maar op dit program staat, dat er voor en boven alles zij, niet in naam, maar in der daad en waarheid, een eenheid in belijdenis.
Apeldoorn
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 september 1925

De Wekker | 4 Pagina's

Het statuut van 1869

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 september 1925

De Wekker | 4 Pagina's