Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het heilig Evangelie naar de beschrijving van Markus 1

Bekijk het origineel

Het heilig Evangelie naar de beschrijving van Markus 1

7 minuten leestijd

Wij wenschen met elkander, heel eenvoudig, zonder ons te verdiepen in meer wetenschappelijk exegetische vragen, het Evangelie van Markus te lezen. Met opzet kozen wij dit evangelie, dat èn het kortste èn, wij zouden ook zeggen, het meest teekenende is. Dat wij het kortste kozen is volstrekt niet, om er maar spoedig af te zijn; het zal blijken, dat dit kortste der evangeliën stof te over biedt. Waar wij echter voor een proef staan, n.l. deze, of artikelen van deze soort gewaardeerd worden, meenden wij het beste te doen met Markus te beginnen. Mocht het in den smaak vallen, dan zou, na Markus, een ander evangelie of een brief aan de beurt kunnen komen. Moge 's Heeren zegen op dezen arbeid rusten.
Een enkel woord ga ter inleiding ons lezen nog vooraf.
Het heeft den Heiligen Geest goed gedacht ons een viervoudig bericht te schenken betreffende het leven en sterven van het vleeschgeworden Woord. Hieruit blijkt terstond de belangrijkheid van het feit, dat het Woord vleesch geworden is en onder ons heeft getabernakeld. Tegenover het verkeer van den eersten mensch in Edens hof, welk verkeer is geëindigd met een vallen, vanwege de zonde, onder het oordeel des doods, staat het verkeer van den tweeden Adam in het midden eener zondige, verdorven wereld, welk verkeer evenwel, vanwege de gerechtigheid, is geëindigd daarmede, dat de Borg en Middelaar is verhoogd aan de rechterhand des Vaders. Van even gewichtige beteekenis als Adam's val is de gehoorzaamheid van den Christus Gods. Van deze gehoorzaamheid legt het Evangelie getuigenis af. Als de Gezondene des Vaders heeft onze Heere Jezus den wil des Vaders volbracht. Vergeten wij niet, dat dit de zaligheid is van Gods gekenden. Neem den historischen Christus weg en de zaligheid is een hersenschim geworden.. Daarom zijn de Evangeliën ook van zoo groote waarde.
Wij hebben er vier. Zij zijn niet gelijk, doch verscheiden. Toch zijn zij samen het Evangelie of de blijde boodschap, de blijde boodschap aan een verloren wereld, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken. De bedeeling der wet wees naar het Evangelie heen; de Evangelien teekenen ons het Evangelie; de brieven der apostelen spruiten uit het Evangelie voort.
In geen der Evangelien wordt de schrijver er van genoemd. De kerkelijke overlevering noemt, als vervaardiger van het tweede evangelie, Markus, een neef van Barnabas (Col. 4  : 10) en leerling der Apostelen. Oorspronkelijk heette hij Johannes (Hand. 12 : 12, 25) en was de zoon van eene Maria, te wier huize de eerste christengemeente te Jeruzalem samenkwam. Petrus noemt hem in zijn eersten brief (5 : 13) zijnen zoon, waaruit men heeft willen afleiden, hetgeen niet onmogelijk is, dat het den Heere behaagd heeft hem aan Petrus als vrucht op diens arbeid te schenken. De oudheid noemt hem den tolk van Petrus, waarmede bedoeld wordt, dat Markus onder toezicht van of naar de berichten van Petrus zou geschreven hebben. Bekend is, dat hij Paulus en Barnabas op de eerste zendingsreis heeft vergezeld, doch terugkeerde naar Jeruzalem, toen de reis verder in de heidenlanden van Klein-Azië werd voortgezet. Later wilde Barnabas hem medenemen op de tweede zendingsreis, hetgeen door Paulus evenwel van de hand werd gewezen. Later vinden wij Markus weer in het gezelschap van Paulus. Waarschijnlijk heeft hij zijn Evangelie geschreven te Rome, omstreeks 65. Dat Markus den Heere Jezus persoonlijk gekend heeft, kunnen wij wel aannemen, aangezien hij te Jeruzalem, de plaats van zooveel beteekenis voor het leven en sterven van den Heere Jezus, heeft gewoond. Omdat geen der andere evangelisten het verhaal heeft van den jongeling, die in den nacht der gevangenneming des Heilands de schare volgde, meent men, dat Markus die jongeling is geweest (Mark. 14 : 51, 52). Zekerheid hebben wij niet.
I : 1—3. Eigenaardig begint Markus zijn Evangelie.
Het begin” zoo schrijft hij, „het begin des Evangelies van Jezus Christus, den Zoon van God.” Wij zouden nu eigenlijk verwachten, zooals wij dat in het Evangelie van Lukas vinden, eene beschrijving van de omstandigheden voorafgaande aan of gelijktijdig met de geboorte des Heilands. Van die geboorte wordt door Markus niets gezegd. In plaats daarvan verwijst hij ons naar Johannes den Dooper, den wegbereider van den Christus. Hieruit blijkt, dat Markus met het woord Evangelie niet bedoelt enkel eene levensgeschiedenis des Heilands, doch daaronder verstaat de blijde boodschap, waarvan Jezus Christus de inhoud is. Als zoodanig is het Evangelie zoo oud als de belofte, maar met de komst van Johannes treedt de belofte in vervulling. De moederbelofte en de verdere voorzeggingen onder den ouden dag wezen naar den Christus heen, Johannes wijst Hem in zijne prediking aan. Daarom is, naar het woord des Heilands, onder degenen, die van vrouwen geboren zijn, niemand opgestaan meerder dan Johannes de Dooper (Matth. 11 : 11). Van geen der profeten kon gezegd worden, wat van Johannes wordt gezegd: Gelijk geschreven is in de Profeten: Zie. Ik zend Mijnen Engel voor Uw aangezicht, die Uwen weg voor U henen bereiden zal (Mal. 3 : 1); de stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijne paden recht! (Jes. 40 : 3)
Eene bijzondere plaats wordt hier Johannes den Dooper toegewezen. Het begin van de openbaring des Evangelies ligt in zijne werkzaamheid. Toch komt hij als de boetgezant, maar juist dit doet ons verstaan, dat het Evangelie maar niet is, wat zoovelen onder het Evangelie verstaan, die eigenlijk het Evangelie stellen tegenover de gerechtigheid Gods. Wie meenen mocht, dat het Evangelie de gerechtigheid wegdoezelt, vergist zich schromelijk. Zonder Gods gerechtigheid is er voor het Evangelie van Jezus Christus geen plaats, ja, dat Evangelie is tegelijk genade en recht, recht en genade. Geen heeling, zonder dat er wonden zij; geen licht, als er geen duisternis gevonden wordt; geen leven, zoo de dood niet gekend wordt; geen troost, als er geen ellende is. Het Evangelie van Jezus Christus is niet de prediking: Vrede, vrede, en geen gevaar, maar het wijst aan, het ontdekt de ellende, waarvan verlost te worden noodzakelijk is.
Johannes de Dooper — het begin des Evangelies.
Velen gaan hem liefst voorbij; zijne rede is hard; zij hebben hem niet noodig. Hij is goed voor den zich uitlevenden zondaar, den wereld- en wellust dienaar. Maar is hij ook noodig voor den godsdienstigen mensch, noodig voor hem, die van jongsaf in den dienst van God leefde? Ja, toch! De weg des Heeren moet bereid worden; er moet een pad zijn voor Zijnen voet. Anders moge Hij komen tot het Zijne, maar de Zijnen zullen Hem niet aannemen; er zal geen toegang voor Hem zijn tot hun hart. Hij zal onder hen leven, maar zij zullen Hem nog kennen, noch erkennen. Zoo is het met zoovelen onder ons. Zij spreken over den Heiland maar niet als over eenen, dien zij noodig hebben, immers het begin des Evangelies is hun vreemd! Onbekend met hun staat, tevreden met hun toestand, is er geen wachten op de komst des Heilands! Treurige toestand! Johannes is hun werkelijk — naar de beteekenis, die men in den regel aan dit woord hecht — „de stem eens roependen in de woestijn”, en — zij meenen de stem van Christus te verstaan !
Johannes de Dooper — het begin des Evangelies!
Gelukkige waarheid! O, het schijnt zoo niet, als een zondaar ontdekt wordt aan zijne zonden en ongerechtigheden; als de eisch der bekeering in hem dreunt; als hij geplaatst wordt voor het recht van God; als in zijne woestijn de stem klinkt, die hem tot rekenschap vordert. Is het geen verloren zaak? Spreek hem er maar niet over, dat het nu juist goed met hem staat; hij kan u niet gelooven Maar het hart dergenen, die den weg des Heeren kennen is vol hope. Waarom? Als waarlijk de Engel komt, die voor 's Heeren aangezichtden weg bereidt, dan is zekerlijk de Heere op komst; dan kan Hij niet uitblijven! Want de Engel doet Zijn werk. Johannes maakt plaats voor den Christus, die gereed is, die plaats in te nemen. Er is troost voor de treurenden en zij zullen vertroost worden. De weg voor den Curistus is het verbroken en verslagen zondaarshart, en dat kan er niet zijn zonder dat de Christus er is, om het te heelen en te reinigen.
Gave God, dat wij allen Johannes den Dooper leerden kennen, het begin des Evangelies !
Zonder deze kennis geene behoefte aan Hem, die het Evangelie is, de Verlosser van zondaren !
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 november 1925

De Wekker | 6 Pagina's

Het heilig Evangelie naar de beschrijving van Markus 1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 november 1925

De Wekker | 6 Pagina's