Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Openbaring van Johannes en onze Tijd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Openbaring van Johannes en onze Tijd

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daar is in onzen fel bewogen tijd allicht geen boek in de H Schrift, hetwelk meer de belangstelling wekt, en moge wekken, van de geloovige Christenheid, dan de Openbaring van Johannes. En dit wel in hoofdzaak om drieërlei reden.
Vooreerst, omdat we hier vinden een zoo aangrijpende tegenstelling met de wereldbeschouwing des ongeloofs, en dat wel bij een schijnbare overeenkomst. Overeenkomst? Ja inderdaad; een schijnbare overeenkomst. Immers zoowel de Openbaring van Joh. als de hedendaagsche ongeloofstheorie, beide spreken ons van een toekomststaat des heils, beide prediken de verwachting van een heilsstaat, van een nieuw Jeruzalem op aarde. Beide treden ons tegemoet met een profetische boodschap van toekomstverwachting. Dit is de schijnbare overeenkomst. Maar merk nu op het wezenlijke onderscheid. Het ongeloof leert, dat die toekomststaat resultaat zal zijn van den mensch, van zijn worsteling en arbeid; dit rijk is uit de aarde, van beneden, en komt langs lijnen van geleidelijke ontwikkeling, als vrucht van altijd voortgaande ontwikkeling, dus van een evolutie-proces. Maar de Openbaring van Joh. teekent ons, dat dit Jeruzalem niet van beneden is, maar uit den hemel afdaalt van God; vrucht van Gods werk; en dat niet de mensch het veroorzaakt door zijn vernuft, door zijn arbeid, door zijn heldendaden; het komt als een wonder uit de baring Gods; en dat niet langs lijnen van geleidelijkheid of in den weg van stelselmatig opklimmende ontwikkeling, maar integendeel, het komt dwars door bange wereldweeën heen, het gansche schepsel zal er bij in barensnood zijn; deze bedeeling moet eerst onder gaan, het moet eerst een chaos worden, al de leugen van de zonde en haar pogen moet ten voeten uit in de werkelijkheid, in de geschiedenis, in den ondergang, ten tooneele van het wereldgebeuren verschijnen; het nieuwe Jeruzalem daalt neder op de puinhopen van een zichzelf ten ondergang gerijpt hebbende zondewereld, zoodat in dat nieuwe Jeruzalem een herscheppingsdaad Gods zal worden aanschouwd; en niet de mensch maar het Lam in het middelpunt zal staan. Zoo merken we dus de aangrijpende tegenstelling bij schijnbare overeenkomst.
En als we nu de geschiedenis der wereld, en met name het beeld van onzen tijd vergelijken met deze twee opvattingen en voorstellingen, dan blijkt dit wereldbeeld heelemaal niet te passen op de wereldbeschouwing des ongeloofs, maar het klopt volkomen op wat Johannes in zijn Openbaring ons beschrgft. Al de ontwrichting, verwording, ondergang die we rondom ons aanschouwen is in flagranten strijd met de hooggeloofde evolutie-(ontwikkeling)-leer, maar is wel een volledig werkelijkheids-beeld van wat Gods getuigenis ons hier als waarheid heeft geopenbaard. De waarheid van Gods Woord alzoo bevestigd in de werkelijkheid van onzen tijd.
Ten tweede. De Openbaring v. Joh. biedt mij in en bij het aanschouwen van den ondergang dezer wereld een hemelsche rust voor mijn denken. Immers hebt ge er wel aandacht aan geschonken, hoe de Heere hier de oordeelen teekent naar goddelijke orde en maat. De Openbaring v. Joh. geeft ons een perspectief, een vergezicht, waarbij het een uit het ander voortvloeit, naar Goddelijke bedoeling. De oordeelen Gods komen in regelmaat, ze worden dan ook eenmaal „vol” (Openb. 15). Ze zijn drie maal zeven in getal. Eerst worden de zeven zegelen geopend. Daarna de zeven bazuinen geblazen. En eindelijk de zeven fiolen uitgegoten. Uit de laatste van elk zevental komt als weer een nieuwe loot, een nieuw zevental op. Dit wordt in de derde groep tot de volheid. Drie maal zeven. De volheid (zeven) naar goddelijken trant (drie) — Te midden van al de verwarring vraagt ons denken naar een rustpunt. Waar is het te vinden? ’t Lijkt alles één chaos, één verwarring, een niet te ontdraden kluwen. Maar nu heeft Johannes als een blik mogen slaan in de werkkamer Gods, in zijn eeuwigen raad en wereldplan. Ons mogen de dingen overvallen, aan God overvallen ze allerminst. Hoe raadselachtig velerlei ook voor ons is, het verloopt alles naar een vastgemaakt goddelijk bestek; drie maal zeven. Ik weet alzoo, dat in heel deze wereld-breuk God de teugels in handen heeft. Dit is een waarborg voor de uitkomst. De wereldgeschiedenis is de tenuitvoerlegging van Gods raad; van Zijn almachtigen en wijzen wil. God is de waarborg, dat God God is en al zijne oordeelen hoe ondoorzoekelijk ook, vol van diepten des rijkdoms, beide der kennis en der wijsheid zijn.
Ten derde. De Openbaring van Johannes schenkt mij een zalige vertroosting. Immers de menschheid bloedend uit duizend wonden schreit meer dan ooit om troost. Een troost niet van stoffelijken aard. Geen staven goud, geen glorie der wereld kan hier baten. De mensch zelf heeft in onze eeuw over al de scheppingen zijner handen weer evenzeer de fiolen van verachting en walging uitgegoten. Wereldverovering wordt gevolgd door wereldverachting.
De mensch toch is meer dan stof, meer dan verstand zelfs.
En welk een vergezichten opent nu die Openbaring ons; maar voor Jezus Bruidkerk; gelijk de geestelijke en hemelsche goederen alleen genoten kunnen worden voor hen, die geestelijk zijn geworden. Maar hoe zalig is dan voor diegenen niet, wat de Openbaring ons meldt. Hebt ge er wel op gemerkt, waarde lezer, hoe de Apostel-Ziener op Patmos telkens een hemelsch tafereel schildert, eer hij zulk een zevental oordeelen aankondigt ? Eer de zeven zegelen worden geopend, ziet hij de vier-en-twintig gouden tronen in den hemel: uitbeelding van den triumf, van de Koninklijke glorie der verloste kerk. En eer de zeven bazuinen blazen roept hij uit: ik zag op den berg Sions het Lam staande met de 144.000, die den naam Zijns Vaders hadden geschreven aan hunne voorhoofden. Het is alsof de Heere Zijn strijdende kerk hier in de geweldige worsteling als toeroept: laat de hel vrij woeden, de poorten der hel zullen u niet overweldigen, uwe verlossing is gewaarborgd; gij zult met klaar inzicht Gods deugden vermelden, boven de wereldoordeelen uit: de Profetische verheerlijking der kerk van Jezus En eindelijk, eer de zeven fiolen worden uitgegoten, ziet Johannes de zangers staande aan de glazen zee, zij die overwinning hadden over het Beest en zijn getal 666. — Hoe hoog in het eind, in de laatste katastrophe de nood ook moge gaan, — en het zàl er spannen —, het allerlaatste woord zal zijn aan de Bruid des Lams, haar verlossings en liefdelied ruischt aan de oevers, op de stranden der eeuwigheid. Het eeuwig loflied in God overstemt eens alles, in Priesterlijke lofoffers Gode.
De koningsmensch, de profeetmensch, de priestermensch, zij alle drie zullen, hersteld, in God verheerlijkt, het wonderschouwspel voor engelen en duivelen leveren. Laat dan de wereld, deze zondewereld, maar ondergaan; ons is een beter lot bereid. God neemt ons op in Zijne heerlijkheid. —
Utrecht.
G. Wissse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1925

De Wekker | 6 Pagina's

De Openbaring van Johannes en onze Tijd

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1925

De Wekker | 6 Pagina's