Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Art. 37 D.K.O. (1) Kerkeraad (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Art. 37 D.K.O. (1) Kerkeraad (4)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vervolgens zegt Art. 37 D.K.O, dat in de kerkeraadsvergaderingen „de Dienaar des Woords (of de Dienaren, zoo daar meerderen zijn, bij beurte) presideeren en de handeling leiden zal.”
In gemeenten dus, waar slechts één predikant is, is deze altijd voorzitter van den kerkeraad. De predikant is niet alleen regeerouderling, maar hij arbeidt ook in de leer en daarin is hij onderscheiden van de regeerouderlingen. Aan hem wordt daarom de leiding der kerkeraadsvergadering opgedragen. Zijn er echter meer predikanten, dan moet telkens een andere Dienaar des Woords de vergadering presideeren. Hier komt weer het presbyteriale karakter onzer kerkorde uit. Van hierarchie of overheersching van den een over den ander wil zij niet weten. In Art. 84. D.K.O. spreekt zij dit beginsel aldus uit: „Geen kerk zal over andere kerken, geen Dienaar over andere Dienaren, geen Ouderling of Diaken over andere Ouderlingen of Diakenen eenige heerschappij voeren.” Volgens dit beginsel moet dan ook bij toebeurt iedere predikant de leiding voeren in gemeenten, waar meer dan één leeraar is. Wanneer altijd de oudste of de meest welsprekende of de vrijmoedigste of meest geleerde het voorzitterschap uitoefende, zou er zoo licht hierarchie ontstaan, en dat wil de K.O. vermijden. Zoo is vroeger in de eerste eeuwen der christelijke kerk de hierarchie ontstaan en kwamen de opzieners, die op den voorgrond traden als bisschoppen hooger te staan als de andere leeraars, die slechts presbyters werden geheeten.
Naast den praeses moet er ook een scriba zijn. Hierover heeft Art, 34 reeds gehandeld. Hij moet opteekenen, wat waardig is opgeteekend te worden. Niet alle discussies behoeft hij te notuleeren, maar de besluiten, die er genomen worden, zoo noodig met de gronden, waarop die besluiten rusten. Vooral in tucht zaken is duidelijke opteekening noodig, De gronden, b.v. waaropeene censure rust, moeten in de notulen worden opgeteekend, zooveel mogelijk ook de aangevoerde bewijzen, welke voor die gronden zijn aangebracht. Zulk een scriba wordt in gemeenten met één Dienaar, uit de ouderlingen gekozen, doch in kleine kerkeraden, waar de diakenen ook tot den kerkeraad genomen zijn, kan, zoo noodig, een diaken tot het scribaat gekozen worden, al is het wenschelijker, dat een ouderling scriba is. Reeds de Synode van Wezel 1568 legde hierop den nadruk in Art. 13 Cap. 4, door te zeggen dat het niet alleen profijtelijk maar ook noodzakelijk was, dat één der ouderlingen, daartoe verkozen, naarstelijk aanteekene in een bijzonder boek de handelingen des kerkeraads. In eene gemeente met meerdere Dienaren, kan ook een Dienaar het scribaat waarnemen, doch niet wanneer het zijn beurt is te presideeren.
Het werk van den praeses is volgens Art. 32 de vergadering te openen met gebed. Vervolgens moet hij de handelingen leiden en de zaken ter tafel brengen, zooals de regeling van den Dienst des Woords, de Catechisaties, het huisbezoek, de tuchtzaken, de ingekomen stukken enz., waarover de kerkeraad heeft te beslissen. In groote gemeenten behoort dit alles tot den smallen kerkeraad, d. i. de vergadering van dienaren en ouderlingen, zonder de diakenen. Zijn de diakenen er bij genomen, volgens Art. 38, dan beslissen zij mede. Tot den breeden kerkeraad, waar ook de diakenen bij tegenwoordig zijn, behoort dan datgene, wat de K.O. aan den kerkeraad met de diakenen toekent, zooals in Art. 4 en 5 de beroeping van predikanten en in Art. 22 en 24 de candidateering van ouderlingen en diaken. Mede de onderteekening van beroepsbrieven en acta van afscheid van een vetrekkend predikant, zie Art. 5 en 10, of van het emeritaat art. 13 en de censura morum Art. 81 D.K.O. Ook moeten diakenen tegenwoordig zijn bij de kerkvisitatie en bij alle zaken, die de armverzorging betreffen. Dit alles geldt van den kerkeraad, zooals die volgens Art. 37 bestaat uit leeraren en ouderlingen, welke dan voor bovengenoemde zaken met de diakenen vergaderen, In kleine kerkeraden, volgens Art. 38, waar de diakenen altijd tot den kerkeraad genomen zijn, zijn ze natuurlijk in alle kerkeraads vergaderingen tegenwoordig en beslissen zij ook in alle zaken mede.

d. B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1926

De Wekker | 4 Pagina's

Art. 37 D.K.O. (1) Kerkeraad (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1926

De Wekker | 4 Pagina's