Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Armenzorg. (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Armenzorg. (1)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over dit onderwerp ontving ik de volgende vraag:
„Als een huisgezin nood heeft, b.v. in kleederen enz. een te kort is, moet dan door de Diaconie geholpen worden of mogen de gemeenteleden onderling helpen? Wat is het beste?”
De vraag of gemeenteleden mogen helpen, kan niet anders dan bevestigend worden beantwoord. Liefdebetoon, dat vrijwillig zich openbaart, mag nimmer worden afgewezen. Wanneer er b.v. nood is in een gezin en een lid der gemeente zegt: „Ik wil dien nood lenigen en de zorgen van dat gezin geheel voor mijne rekening nemen”, wie zal dat wraken? Veeleer zou men zoo'n weldoenden verzorger hartelijk dank zeggen.
Doch dit wordt niet alleen gevraagd, maar de tegenstelling wordt gemaakt, of Diaconie of particuliere leden der gemeente in de eerste plaats moeten optreden, met andere woorden of de particuliere liefdadigheid mag voorgaan aan de diaconale.
Het gaat dus in beginsel over de vraag: Welke is de rechte orde in het lenigen van den nood; moet de particuliere barmhartigheid of de Diaconale voorafgaan; moet de eerste of de tweede aanvullend optreden?
Hierop geeft Gods Woord een duidelijk antwoord in 1 Tim. 5. In het vierde vers van dat hoofdstuk zegt Paulus: „zoo eenige weduwe kinderen heeft, of kindskinderen, dat die leeren eerst aan hun eigen huis godzaligheid oefenen en den voorouderen wedervergelding doen; want dat is goed en aangenaam voor God.
In vers drie is gesproken van degenen, die „waarlijk” weduwen zijn; dat zijn zij, die niet eenigen steun hebben, dus geheel voor rekening van de Diaconie komen.
In vers vier bedoelt de Apostel hen, die kinderen of kleinkinderen hebben. Zulke weduwen moeten eerst door hun kroost geholpen worden. Hun kroost moet den eisch van het vijfde gebod vervullen en de ouders eeren, en eerst, als die hulp niet genoeg is, volgt de steun der Diaconie. Godzaligheid oefenen aan eigen huis, onderhoud van eene bejaarde moeder, die weduwe is, is plicht van kinderen en kleinkinderen. Timotheüs moet dat aan de gemeente voorhouden.
Maar hij moet meer doen. Volgens vers 16 zijn er ook nog anderen, die steunen moeten, vóór de Diaconie optreedt. „Zoo eenig geloovig man of geloovige vrouw weduwen heeft, dat die haar genoegzame hulpe doe, en dat de gemeente (d.i. de Diaconie) niet bezwaard worde, opdat zij (n.l. Diakonie) degenen, die waarlijk weduwen zijn genoegzame hulp doen moge”.
Deze kring is ruimer. Hier bedoelt Paulus niet de kinderen en kleinkinderen maar de verre bloedverwanten, vrienden en bekenden. Als dus een geloovige door Gods Voorzienigheid in betrekking is gekomen met een arm lid der gemeente, 't zij knecht of vroegere dienstbode of kennis, dan ligt het op zijn weg om dien nooddruftige te helpen, opdat de gemeente, die ambtelijk door de Diaconie optreedt, niet bezwaard worde. Immers die Diaconie heeft al te zorgen voor hen, die waarlijk weduwe zijn, dus geheel van de diaconie afhangen. In deze verzen geeft Gods Woord dus de rechte orde aan. Eerst de verplichte wedervergelding, dan de particuliere barmhartigheid en ten slotte, als die niet genoegzaam zijn of heel niet optreden, dan de diaconale hulp. Willen dus gemeenteleden zorgen voor de kleeding van een arm gezin en alzoo voorzien in de behoeften der heiligen, dan moet volgens Paulus' Woord de Diaconie dit gaarne aanvaarden en mag zij er zich niet tegen verzetten.
Zegt misschien onze vrager: Is dit geen achteruitzetten van het ambt? Wij antwoorden, Neen, want de regel van Gods Woord is: het natuurlijke gaat voorop. Rom. 15:46 „het geestelijke is niet eerst, maar het natuurlijke”. Eerst de particuliere of door de natuur aangewezen weg en daarna het ambt. Uit de instelling van het diakenambt blijkt, dat het werd ingesteld „omdat de Grieksche weduwen in de gemeente van Jerusalem verzuimd werden in de dagelijksche verzorging”. Dit is typeerend voor het ambt.
Het dient om te steunen, die „geen helper hebben”, de ellendigen, die van hulp zijn ontbloot. De Hebreeuwsche weduwen in Jerusalem werden niet verzuimd, deze werden geholpen door de liefde der gemeenteleden, het diakenambt werd dus allereerst voor de Grieksche weduwen ingesteld en kwam dus achter de liefde der gemeenteleden aan.

d. B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1926

De Wekker | 4 Pagina's

Armenzorg. (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1926

De Wekker | 4 Pagina's