Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

S. te D. vraagt: „Of het wel mogelijk kan zijn, dat een lid, nog wel een oprecht kind des Heeren, Avondmaal met den Heere gevierd heeft, terwijl zij op haar plaats bleef zitten, en geen deelnam aan de zichtbare Avondmaalsviering?”
Het is zoo moeilijk, vragen als deze van uit de verte te moeten beantwoorden. In dit speciale geval moet onderzocht of genoemd lid ook wettige redenen had om niet met de Gemeente het Avondmaal te vieren. Mochten er evenwel geen bezwaren zijn geweest, dan is de bewering van dat lid in strijd met Gods Woord. Voor ons mag niet in de allereerste plaats gelden het beweren van een mensch, ook al zou die als een oprecht kind des Heeren bekend staan. De ervaring der gemeenschap met God moet gegrond en in overeenstemming met de H. Schrift zijn. Nu heeft de Heere de geloovigen gebonden aan het liefdebevel: „Verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt.” De naleving van dit liefdebevel is niet overgelaten aan menschelijke willekeur, maar is eisch Gods. De belijdenis (zie Nederl. Geloofsbel. art. 33—35 en Catechismus, Zondag 25—30) doet ons de beteekenis en de waarde van het Sacrament kennen. Zal het leven des geloofs groeien en bloeien, dan kan dit alleen in gebondenheid aan het Woord des Heeren. In de onderhouding van ’s Heeren geboden vindt het kindschap der geloovigen zijn schoonste kenmerk en zijn zaligst loon. Alles wat hiermede niet in overeenstemming is, zijn ziekelijke verschijnselen in het leven der Gemeente, welke door de gezonde bearbeiding met het Woord des Heeren, dat het eenige zichtsnoer voor geloof en wandel is, moeten bestreden worden.

W. H. te R. „hoorde meermalen in een particulier gesprek de stelling verdedigen, dat een zondaar in den verlossingsweg al de wegen des Heeren moet gaan; dat hij alles, wat Christus doormaakte, ook moet passeeren. Naar aanleiding van deze voorstelling vraagt hij eenige toelichting.”
Het is goed te begrijpen, dat een mensch door al die „menschelijke vindingen” wel eens in de war raakt. Het Woord van God is zoo duidelijk en eenvoudig in het aanwijzen van den weg der zaligheid. Het geloof in den Heere Jezus Christus is de weg des behouds. Het is dat oprechte geloof, waarvan de Catechismus in Zondag 7 en 23 en. de Nederl. Geloofsbel. in art. 22 en 23 spreekt. Dat geloof vereenigt met Christus, die in den staat Zijner vernedering de zaligheid verwierf, en in den staat Zijner verhooging komt toe te passen door den H. Geest. Dat geloof doet zalig rusten in wat Hij deed om met God te verzoenen, om van den vloek der Wet te verlossen. Niet genoeg kan er op gewezen, dat heilzoekende zielen toch biddend het Woord Gods onderzoeken om door den H. Geest daaruit onderwezen te worden. Laat het licht der Schrift toch. klaar uitstralen! Zoodra de mensch zijn meening zegt over wat ter zaligheid dient, wordt niet zelden het licht der Schrift getemperd. De Bereërs werden boven die van Thessalonika geprezen, omdat zij het Woord met alle toegenegenheid ontvingen, onderzoekende dagelijks de Schriften, of deze dingen alzoo waren. Laten de Bereërs ons ten voorbeeld zijn, om alles wat we zien en hooren toch te toetsen aan Gods Woord.

J. J. M., te L., vraagt: „In hoeverre is een lid der Gemeente door den Kerkeraad vervolgbaar op grond van art. 7 en 15 der D. K. O., die zich een paar malen heeft gegeven om te evangeliseeren in een gebouw van den Jeruel-kring?”
Genoemde artikelen der Kerkorde zijn op dit geval niet van toepassing, kunnen niet de grond zijn, waarop de Kerkeraad u kan behandelen. Maar al bieden deze artikelen geen basis om u met de censure te behandelen, iets anders is, of uw optreden te verdedigen is. Dat u evangeliseert, is geen strafbare zaak, hoewel het toch wel aanbeveling zou verdienen, dat de Kerk in het algemeen hieraan hare aandacht meer wijdde om eenige controle te hebben over de personen, die evangeliseeren en hoe dat ze dat deen. Deze arbeid is maar niet aan het particuliere iniatief overgelaten, maar is roeping der Kerk. Maar ter zake. Uw Kerkeraad zal het voornaamste bezwaar hebben, dat u optreedt in den Jeruël-kring. En nu moogt u zeggen, dat u het zuivere Woord moogt brengen, dat neemt toch niet weg, dat het niet de kring is, waar voor belijders der gereformeerde leer het arbeidsterrein ligt. Versta u eens met Uw Kerkeraad, wellicht kan het aanleiding geven, dat hij zich wat meer met het werk der evangelisatie inlaat, en gij onder toezicht van den Kerkeraad kunt evangeliseeren.

D. d. H. te D., vraagt: „Zou het niet toelaatbaar zijn, dat de Kerkeraad personen, over wie geruchten van zonden gaan, verzoekt zich van het H. Avondmaal te onthouden, ook al is de Kerkeraad overtuigd, dat de geruchten onwaar zijn?”
In de vraag ligt het antwoord. Als de Kerkeraad overtuigd is, dat de leden der Gemeente ten onrechte van zonden worden beschuldigd, dan mist hij het recht hen zelfs te verzoeken zich van de Tafel des Heeren te onthouden. H. heeft met zijn vraag de bedoeling, dat de Gemeente, die deze wetenschap mist, door het aangaan van bedoelde leden niet ontsticht worde; en zeker heeft de Kerkeraad toe te zien, dat alle ergernis zooveel mogelijk vermeden worde. Maar het betreft hier een andere zaak. Omtrent leden gaan geruchten, maar de Kerkeraad weet, dat ze valsch zijn. Wat is nu zijn roeping? Te trachten hen van het H. Avondmaal af te houden, opdat de Gemeente niet ontsticht worde? Maar wie kan nu gelooven, dat dit de weg is, waarin de eer en het goed gerucht dier leden worde bevorderd? Daardoor zou de Kerkeraad eerder bevorderen, wat hij wenscht te voorkomen, n.l. vasten vorm aan de geruchtan te geven. Roeping van den Kerkeraad is, om èn tegenover de Gemeente èn tegenover bedoelde leden, de geruchten als laster af te wijzen, en alzoo den naam en de eer der belasterden te zuiveren. Eer is teer en een goede naam is beter dam goede olie.

A. (Apeldoorn) G.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1927

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1927

De Wekker | 4 Pagina's