Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zalig! — Wie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zalig! — Wie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Zalig (zijn) de reinen van hart; want zij zullen God zien.”

XVII.

Zalig — de reinen van hart!

2.

Het is jaren geleden, dat ik ergens een Zondag zou prediken. Zooals gebruikelijk, had ik het oogenblik mijner komst bijtijds gemeld en daar ik op reis geene vertraging had, kwam ik op den aangegeven tijd ook ter plaatse, waar ik wezen moest; niet te vroeg, op tijd dus. Toen ik de woning bereikt had, waar ik zou logeeren, werd mij de deur geopend door eene vrouw, die er allesbehalve zindelijk uitzag. De kamer, waarin zij mij liet, was rommelig en stoffig. De vrouw morrelde wat in de kachel en streek bare handen wat af langs haar schort. Daarna kwam de Traag, of ik een kop koffie wenschte. Zoo iets is na een lange reis wel op zijn pas. Op mijn toestemmend antwoord nam zij een kopje van een tafeltje. Zij deed dat — schrik niet! — niet aan het oortje, maar met den duim in het kopje. Toen zij het op tafel zette stond haar duim in afdruk binnenin. Ik vond dit wel wat erg en maakte haar opmerkzaam op dien afdruk. Wat was het antwoord? Een schouderophalend „Is het anders niet?”

Het beeld van den onreine, den vuile Tan hart in het natuurlijke!

Dat „Is het anders niet?” teekende die vrouw als eene, die voor reinheid geen oog, geen gevoel had!

En nu het tegenbeeld!

Een anderen keer kwam ik te vroeg ter plaatse, waar ik den volgenden dag het Woord bedienen zou. Ook toen werd ik aan mijn logies ontvangen door de vrouw des huizes; zij was nog in haar werkpakje! „Maar, Dominé! U al hier? U moet maar niet naar den rommel kijken; ik ben nog druk in mijn werk!” Met dien rommel viel bet best mede. De kamer, waar zij mij binnenleidde, was netjes in orde; geen stofje was er te zien. Toch ging de punt van het voorschoot nog even over een hoekje der tafel. „Het spijt mij werkelijk, dat ik er zoo uit zie”, zei mijn gastvrouw. Ik beduidde haar, dat een zindelijke vrouw er niet altijd zindelijk kan uitzien; dat het werk met zich bracht, dat de kleeren meer degelijk dan mooi waren; dat zij het zich volstrekt niet behoefde aan te trekken, want dat ik haar een beetje overvallen was; dat....maar wat ik ook zeide, zij was niet tevreden te stellen. Zij bleef zich schamen over haar voorkomen en over het voorkomen van haar huis. Bij haar niet: Is het anders niet? — maar: Het had anders moeten zijn! De ontevredenheid in haar gaf blijk van — hoogmoed, zullen enkele minder rein aangelegden zeggen, maar zij hebben het mis; hare ontevredenheid sprak van reinheid des harten ten opzichte van het natuurlijke — zoo zullen flinke, schoone vrouwen het verstaan!

Het zal, na het bovenstaande, niet moeilijk vallen, om te begrijpen, wat wij o. i. onder rein van hart hebben te verstaan. Dat het hier niet gaat over het natuurlijke leven, al ontkomt dit niet aan den invloed van het rein van hart zijn, behoeft niet gezegd te worden. Het gaat om het geestelijke en de geestelijke dingen; om de vraag, of onze zaken rein zijn bij God, in overeenstemming met Zijne heilige wet, beantwoordende aan Zijne openbaring, aan Zijne liefde. Van rein van. hart kan dan ook geen sprake zijn, tenzij wij naar God geschapen, d. i. wedergeboren zijn. Zonder dat kennen wij de reinheid niet, gelijk wij haar moeten kennen, zal zij ons beheerschen en ons schenken het ideaal voor ons streven. Zonder haar zijn wij onrein, vuil van hart. Wil dat zeggen, dat zij, die geen nieuw leven bezitten, allen de zonde indrinken als water, zich baden in de ongerechtigheid, als grove zondaren zich openbaren? Geenszins! Maar, neem den onbekeerde op zijn best, laat hem zijn een kerkelijk, go sdienstig mensch, laat hem over de dingen des geestelijken levens kunnen spreken als de beste, rechtzinnig, gemoedelijk, — als het er op aankomt, wie hij is in zijne verhouding tegenover den Heere, niet wat hij er menschen of zichzelf van wil laten gelooven, dan zal..... God maar tevredenmoeten zijn met hetgeen hij is en doet! God moet hem maar nemen, gelijk hij is; hij is nu eenmaal zoo en niet anders. Wat kan hij er aan doen? Immers niets? En de zonden worden gering geacht en de ongerechtigheden niet geteld! „Is het anders niet?” — daarmede stellen zij zich tevreden. Ook de meest punctuëele, beschaafde en godsdienstige onbekeerde dekt zich daarmede. En hij vergeet, dat hij te doen heeft met een alwetend God, een God, die de binnenste schuilhoeken des harten doorzoekt, die harten en nieren proeft; voor wien niets verborgen is en bij wien geen onderscheid is tusschen groot en klein der ongerechtigheid, wat betreft de veroordeeling er van als zonde. Als Gods doel ons doel niet wordt, Zijn ideaal niet ons ideaal, Zijn vraag niet onze vraag en Zijne behoefte niet onze behoefte, hoe zullen wij dan kunnen zeggen, op goeden grond, dat wij een ander leven kennen, het leven uit Hem, het leven van den naar Godgeschapene? 't Is waar, dat doel is hoog en het ideaal ver boven ons bereik, maar de Heere beware ons er voor, dat wij iets zouden afdoen van het woord des Heilands: Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk Uw Vader, die in de hemelen is, volmaakt is! Matth. 5:48. Wie vuil van hart is, dekt zijne overtredingen toe: tracht aan de verantwoordelijkheid voor zijne daden te ontkomen; acht zijne overtredingen licht. Of bij dit nu vroom doet of onvroom, de zaak verandert er niet mede. Wat zal zijn einde zijn, indien hij dus zijn weg blijft vervolgen?

Met de reinen van hart is het anders gesteld. Zij kunnen zich niet zoo gemakkelijk redden als de” onreinen van hart; indien zij het al eens doen, wordt hun dit straks bij ontdekking een bezwaar, een last der ziel. Zij hebben te doen met God en zien dan ook hun levensroeping niet bepaald door hetgeen ligt binnen den grens hunner voorstelling, maar door den grens, dien de Heere trekt in Zijn Woord, het Woord, dat zij liefhebben als het Woord des Heeren. Neen, het gaat niet over de vraag, met hoe weinig zij zouden kunnen volstaan, maar over de vraag, wat God van hen eischt! Dit klinkt mogelijk een enkele mijner lezers te scherp; men hoort liever spreken over de rechtvaardigmaking dan over de heiligmaking. Is er de aandacht wel eens op gevallen, dat wij nergens lezen: Zonder rechtvaardigmaking zal niemand God zien, en wei: Zonder heiligmaking zal niemand God zien? Bedenken wij toch, dat uit de heiligmaking de rechtvaardigmaking zal moeten blijken; zonder heiligmaking is geene rechtvaardigmaking denkbaar.

De reinen van hart staan zeker naar de rechtvaardigmaking, maar in rein van hart worden zij geteekend als degenen, die zoeken naar de reinheid, die bestaan kan voor den Heere, en daaronder moeten wij niet alleen verstaan de reinheid, die zij in Christus hebben, doch tevens de reinheid in wandel voor Gods aangezicht. Hun leven is niet zoo gemakkelijk. Hoe zou het kunnen? Altijd kleeft de boosheid hen aan; in den strijd tegen de zonde zijn zij volstrekt niet altijd overwinnaars; tot hinken en tot zinken gevoelen zij zich maar al te veel gereed. Dat is hunne smart, daarover schamen zij zich en rouwen zij. Dat brengt hen telkens en telkens weer in bidding en smeeking voor het aangezicht des Heeren om aan den troon der genade weer verzoening over hunne zonde te zoeken. En daarin gaat het dan niet om hun behoud; wie God heeft leeren kennen in waarheid, zal leeren, dat Zijne eere tenslotte gaat boven het eigen welzijn en behoud. In de ontmoeting Gods wordt geleerd, wat het zegt zichzelven te verliezen. Wenscht gij zulk een reine van hart te beluisteren, lees dan onze heerlijke psalmen; denk er vooral om, dat Psalm 51 zoo uitnemend uiting geeft aan wat de reine van hart voor God leert te zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 maart 1928

De Wekker | 4 Pagina's

Zalig! — Wie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 maart 1928

De Wekker | 4 Pagina's