Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONZE KERKREGEERING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONZE KERKREGEERING

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

ART. 56 D.K.O. WETTIGHEID VAN DEN DOOP.

III.

De bepaling van Zwolle 1882 luidde aldus:

„De Doop van genootschappen of vereenigingen, die formeel met het trinitarisch geloof gebroken hebben, kan niet erkend worden. Doch overigens worden, met handhaving van de bepalingen der Synode van Groningen 1872 Art. 17 en in aansluiting van de beginselen van Calvijn, aan de belijdenisschriften der Gereformeerde Kerk, en in overeenstemming met de besluiten der Synode van 1571 tot 1618-19, personen, die, hetzij als kinderen, hetzij als volwassenen den Doop ontvangen hebben buiten de Christ. Geref. Kerk, zoo zij tot haar overkomen, als gedoopten beschouwd, ingeval zij gedoopt zijn in, of vanwege eene vergadering van Christenen, door een, door zulk een vergadering geroepen en erkend Dienaar des Woords, met water en in den naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes”.

Met deze bepaling had de Synode een vaste lijn gegeven, zoowel wat de gedoopten in de Ned. Herv. Kerk aangaat, als zij, die in kringen van onvast kerkverband door personen gedoopt waren, die geen wettige zending hadden.

In 1870 toch had de Synode der Ned. Herv. Kerk het aangedurfd te bepalen, dat de Doop met gebruik van de Doopsformule Matth. 28:19 niet verplichtend was, In dit genootschap met zijne vele dwaalleeraars was terwille van de modernen vergund allerlei formules bij den doop te gebruiken. 't Was zelfs vergund iemand te doopen met de woorden: „Ik hoop, dat ge een braaf mensch moogt worden”. Hiertegenover nu bepaalde onze Synode, dat de doop moest plaats hebben gehad met water en in den naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. Had echter een modern predikant die Bijbelsche formule gebruikt, dan was ook zijn doop nog wettig. Terecht vermeed men het Doopersche beginsel van de wettigheid af te leiden uit den persoon. Alleen wanneer het genootschap gebroken had met de belijdenis der Heilige Drieeenheid, zooals unitarische genootschappen en de moderne „Vrije gemeente” te Amsterdam, dan was de doop onwettig.

Overigens werd het ruime standpunt der Synode van Dordt 1618-19 ingenomen. Wettig werd de doop erkend, die bediend was buiten de Christ. Geref. Kerk, als zij, die overkwamen tot de kerk den doop hadden ontvangen:

1. In een christelijke gemeente, al was die ook ontstaan uit afscheuring van de Christ. Geref. Kerk of uit independentisme, zooals zoovele zoogenaamde „vrije” of oud-Gereformeerde of Ned. Geref. gemeenten, of hoe men zich ook noemt. Tegenwoordig zijn er in ons land onderscheidene van die groepjes.

2. Indien de voorganger van zulke gemeenten in die vergadering beroepen en erkend is.

3. De doop was bediend met water en met gebruik van de doopsformule.

Ter Synode van 1885 kwam weder een doopsvraag n.l. of de doop van den heer S, als wettig erkend moet worden. Deze heer S. was geordend door een afgezet predikant onzer kerk. Op grond van de bepaling van Zwolle, werd geadviseerd dien doop voor wettig te houden. Sedert dien tijd kwamen geen nieuwe vragen meer in. Er was nu een maatstaf, waarnaar elk geval beoordeeld kon worden.

Ten slotte wijst de bepaling van Zwolle 1882 terug naar Art. 17 van de Synode 1872, welke aldus luidt: „Voortaan zal aan allen, die leden onzer kerk wenschen te worden en zich daartoe bij den kerkeraad aanbieden, gevraagd worden, of zij voor zichzelven er zeker van zijn, dat zij en hunne kinderen met den christelijken doop, d.i. in den Naam van den Drieeenigen God gedoopt zijn. Wordt dit bevestigend beantwoord, dan wordt de wettigheid van den doop erkend. Bij een twijfelachtig of, ontkennend antwoord worden de redenen door den kerkeraad gevraagd en de kerkeraad beslist, of de Doop al dan niet moet worden toegediend.” Of die vraag steeds door den kerkeraad gesteld wordt, wagen wij te betwijfelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1928

De Wekker | 4 Pagina's

ONZE KERKREGEERING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1928

De Wekker | 4 Pagina's