Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een jubileum

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een jubileum

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een jubileum wacht in 1929. Zie er uw jaarboekje maar niet op na, waarin naast den kalender een enkele aanteekening melding maakt van zoo iets. Dit jubileum zult ge er — ik zie den redacteur van het jaarboekje een weinig kleuren, dien redacteur, tevens redacteur van „Luctor et Emergo” — gij zult dit jubileum er niet in vinden. Het is het zilveren jubileum van den Bond van Christelijke Gereformeerde Jongelingsvereenigingen in Nederland. Ge begrijpt nu dat kleuren wel een beetje.
„'t Mocht wat”, hoor ik iemand zeggen, die een jongelingsvereeniging een liefhebberij en een bond van jongelingsvereenigingen een liefhebberij in het kwadraat vindt, „'t mocht wat! Dat ook al in het jaarboekje? Als het nu nog iets van beteekenis was, maar een bond van jongelingsvereenigingen! Het ware beter, dat onze jongelingen zich niet zoo druk maakten en dat ze wat meer dachten over de zaligheid hunner ziel. Wat doen ze op zoo'n vereeniging anders dan elkander in de hoogte steken en den hoogmoed kweeken; wat groeit er uit zoo'n vereeniging en zoo'n bond dan eigenwijze, voorwerpelijke menschen; wat……”
Och, lieve vriend, stop even; werkelijk ik kan het niet bijhouden. Zijt ge wel eens op een jongelingsvereeniging geweest? Ja? — En?
„Wel, ze zaten daar over den Bijbel te spreken, of ze er alles van wisten.”
Hoe hadden ze 't dan moeten doen? Of ze er niets van wisten? Dan was er zeker ook niets van terecht gekomen. Maar, zeg eens. hoe oud moet iemand wezen, voor hij den Bijbel lezen mag, en hoe oud, voor hij met anderen er over mag spreken?
„Daar is natuurlijk geen leeftijd voor, maar……”
Neen „nu eens geen „maar”; er is geen leeftijd voor! Wat hebt ge er dan op tegen, dat jongelingen het doen, jongelingen, die aan den ingang van het publieke leven staan; jongelingen, van wie we toch ook verwachten, dat ze op den drempel staan, om belijdenis des geloofs af te leggen; jongelingen, onder wie er zijn, die het reeds deden. En, om nog eens terug te komen op dat spreken over den Bijbel, volgden ze daarbij geen leidraad of zoo iets? Hebt ge soms hooren spotten met het Woord?
„Ach, wat zal ik zeggen; ik weet het niet, maar het stond me toch niet aan. U zult toch ook niet alles goedkeuren, wat die jongelingen doen?”
Zeker niet, maar ik kan best begrijpen, dat die „jongens” doen, wat der jongens is. Is 't al lang geleden, dat ge jong waart? Zoo naar uw spreken te oordeelen, want zien kan ik u niet, moet het al heel lang geleden zijn; ik geloof, dat ge uw jeugd vergeten zijt. Mag ik uw geheugen eens even opfrisschen? Een jongelingsvereeniging had u nooit onder hare leden. Zijt ge vreemd gebleven aan betweterij? Hebt ge nooit over de waarheid gesproken, terwijl ge eigenlijk de waarheid nog niet in haar diepte verstond? Ik hoop, dat dit nu het geval niet meer is. Hebt ge als jongeling u altijd zoo klein gevoeld, dat ge u geen oordeel hebt aangematigd over dingen, die boven uwe bevatting lagen? Zijt gij getrouwd? Ook al kinderen? Wel zoo, al volwassen zoons en dochters dus. Wat doen ze zooal bij u thuis? Ze gaan toch zeker niet naar een Vereeniging?
„De dochters wel; dat is nuttig, daar werken ze voor de armen, maar daar beginnen ze ook al te spreken over opstellen maken en dergelijke dingen. Alles de nieuwe tijd!”
Maar uw zoons, wat doen zij met hun avond?
„Die, ja wat zal ik zeggen? Ze hebben overdag d'r werk, en 's avonds dan zijn ze moe en zitten bij de kachel, of als ze niet te moe zijn, dan gaan ze uit. Een jongen moet toch wat hebben?”
Als dat „wat” maar wat goeds is. Maar als ze uit zijn, waar zitten ze dan?
„Hoor eens, met al die vragen van je heb ik niets op; ik kan de jongens toch niet bewaren? In zeven slooten tegelijk zullen ze wel niet loopen, en bekeeren. dat kunnen we onze kinderen toch niet, dat moet……”
Ja, ja, zwijg dat maar, er is ook een vroom misbruik maken van den Naam des Heeren. Ik zou er toch eens ernstig over nadenken, of een jongelingsvereeniging bezoeken en voor die jongelingsvereeniging werken, niet beter is dan langs de straat loopen.
Ik hoor een gemompel van: Dat is ook al zoo'n oppervlakkige! De deur klapt dicht en ik ben weer alleen, alleen met mijn jubileum.
Alleen met mijn jubileum, en — vol van gedachten over de miskenning, of moet ik zeggen: den onwil, die het vereenigingsleven te verduren heeft, en die het verenigingsleven belemmert in zijn groei.
Nooit heb ik iets hooren aanvoeren tegen dat leven, wat steek hield; 't was altijd zooiets als boven.
Ik voor mij geloof, dat het heel noodig en nuttig is, dat onze jongelingen elkaar zoeken en saamkomen ter bespreking van Gods Woord, de belijdenis der Kerk, de geschiedenis, en zelfs, neen niet de practische maar de beginselen der politiek. Ik geloof, dat die minder opzettelijke dan toevallige (dit woord te nemen als tegenstelling van opzettelijk) opvoeding in den kring van gelijken groote waarde heeft, vooral als het verkeer en de bespreking staat onder goede leiding. Ik heb huisgezinnen gekend, waar slechts één kind was; nooit kwam dat kind eens goed in aanraking met andere kinderen. Altijd werd door de ouders zorgvuldig gewaakt tegen mogelijke schadelijke invloeden. En het gevolg? O, dan, als de ouders werkelijk kind met hun kind waren, werd er veel vergoed, maar in hoe weinig gevallen is dat zoo. Het gevolg van een dusdanige opvoeding is in den regel een oud en eigenwijs zijn voor den tijd, een onbruikbaar zijn in het maatschappelijke en het kerkelijke leven. Zelfgenoegzamen kweekt men, als men kinderen niet met kinderen, jongens niet met jongens, en jongelingen niet met jongelingen laat omgaan. Er zijn en blijven gevaren. Waar zijn die niet? Maar daartegen zal een gezond vereenigingsleven waken. Is ook de kerkeraad niet het aangewezen lichaam om een oogje in 't zeil te houden? En de waarlijk medelevende ouder, de ouder, die zijn zoon maar niet wegstuurt naar de vereeniging om hem kwijt te zijn, maar die zich interesseert voor de vereeniging zal die ouder juist daardoor niet gunstig inwerken op die samenleving? En dan hebben we nog onzen Bond, die leidend en corrigeerend optreedt. Vergeten we dien niet. Een voorname factor om het vereenigingsleven in 't rechte spoor te brengen en te houden door zijn blad, zijn vergaderingen, leidraden, enz.!
De Bond is 25 jaar geleden opgericht. 't Was een teer kindje bij de geboorte, die ik als gevader mocht bijwonen. Nog is de Bond niet, wat hij wezen kan. Heeft het jubileum niets te zeggen aan u? Een jubileum vraagt een felicitatie en ook nog wat anders. Men verzocht mij de aandacht op dat jubileum te vestigen door het afdrukken eener circulaire in „De Wekker”. Gij vindt die onder „Ingezonden” in dit nummer. Lees die circulaire eens en……
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1929

De Wekker | 6 Pagina's

Een jubileum

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1929

De Wekker | 6 Pagina's