Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Kerkregeering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Kerkregeering

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Art. 58 D. K. O. Formulieren III.
Het formulier van den Kinderdoop wordt besloten door een dankzegging. Over deze dankzegging is in verschillende Synoden gesproken. Er waren in de Christ. Geref. Kerk, ook vóór 1892 verschillende predikanten, die na den doop terstond overgingen tot het gebed vóór de predicatie of zoo de doopsbediening plaats vond na de prediking, met een dankgebed na de prediking. Het dankgebed uit het doopsformulier werd dan niet gebruikt. De Synode van 1908 sprak echter uit: „dat het dankgebed in 't doopsformulier niet in strijd is met de leer onzer kerk en geen voedsel geeft aan de Neo-Gereformeerde leerstellingen; dat de Kerk de dankzegging dus handhaaft en het wenschelijk acht, die dankzegging te gebruiken.”
Deze uitspraak is in het eerste gedeelte zeer beslist; in het tweede gedeelte zeen gematigd. Men wilde niet bevelend optreden om in eens te veranderen wat in den loop van vele jaren was ingeburgerd in enkele gemeenten en dat reeds in het verminderen was, maar men wilde wel positief uitspreken, dat bezwaren tegen het dankgebed op misverstand berustten. De doop toch verzegelt niet, dat het kind begenadigd en wedergeboren is (de practijk leert het anders), maar hij verzegelt het verbond en de beloften deszelven. Nadat God nu in den doop de beloften des Verbonds, de beloften van genade en verzoening verzegeld heeft, dankt de Kerk voor de verzegeling dier beloften. Wij loven en danken U, dat Gij ons en onze kinderen door het bloed Uws lieven Zoons al onze zonden vergeven hebt, wil dus zeggen: Wij danken U Heere, dat Gij door den doop aan de Kerk en haar zaad verzegeld hebt de beloften van verzoening en vergeving der zonde. In Zondag 27 van den Heidelbergschen Catechismus is gezegd, dat aan de kinderen der gemeente niet minder dan aan de volwassenen de beloften Gods toekomen en in overeenstemming daarmede dankt nu de Kerk in het dankgebed voor de weldaad, dat God in den doop die beloften aan het zaad der Kerk weer heeft verzegeld. God zeide tot Abraham: „Ik ben Uw God en Uws Zaads God, en dit zegt Hij onder den N. Test. dag nog tot de Kerk. Dit is meer dan: Ik wil uw God zijn. Neen, God verzekert ons, dat Hij is de God van dat kind, de God van het Zaad des Verbonds, de Verbonds God van heel Israël, van heel de Kerk. Het zaad der Kerk staat in Verbondsrelatie tot God en God zegt tot dat Zaad: Gij zijt Mijne .Dit is nu niet zóó te verstaan als: Gij zijt wedergeboren, maar gij zijt Mijn verbondseigendom en door eene verbondsheiligheid afgezonderd van het heidendom en van de wereld.
Ds. de Cock zeide hiervan: dat is niet eene inklevende heiligheid door wedergeboorte, maar eene verbondsheiligheid, niet met uitsluiting van de genade. Immers, er zijn er onder die kinderkens, die niet alleen eene verbondsheiligheid, maar ook eene heiligheid door wedergeboorte bezitten, gelijk de jonge Johannes de Dooper hiervan als voorbeeld in de Schrift wordt genoemd. Het is dus eene valsche beschuldiging als men ons in de schoenen schuift, dat wij enkel eene uitwendige heiligheid stellen. De verbondsheiligheid kan met personeele genade gepaard gaan, maar ook zonder dezelve zijn. De kinderen zijn dus verbondsgewijze in Christus, maar velen breken later dat verbond en leven naar het bedenken des vleesches. Daarom wordt ook in het dankgebed gebeden, dat zij mogen wassen en toenemen in Christus. Met dat wassen wordt bedoeld: voortbrengen van vruchten der godszaligheid. Maar kan er dan een in-zijn in het Verbond zijn, zonder die vruchten? Lees dan eens Joh. 15 van de ranken in den wijnstok Christus, die geen vrucht drgen en uitgeroeid worden. Dat het dankgebed hierop doelt en niet op een onderstelde wedergeboorte, die moet wassen en toenemen door eene naar buiten openbaar wordende bekeering, blijkt hieruit, dat bij de oude formulieren op den kant der bladzijden bij de woorden „wasse en toeneme” gedrukt is: Joh. 15 : 5. De schoone beteekenis der dankzegging wordt het duidelijkst weergegeven in het formulier van 1578, waar de aanvang luidt: „Wij danken U, dat gij ons met ons zaad in Uw verbond genomen hebt en ditzelve met den H. Doop aan onze lichamen verzegelt en bekrachtigt. Wij bidden U, dat Gij dit kind wilt wasschen met het bloed en den Geest Jesu Christi, dat is, wil hem zijne zonden om des bloedstortens Christi wil, niet toerekenen en door Uwen H. Geest wederbaren en vernieuwen, opdat het Christelijk en Godzalig opgebracht worde”, enz. Het verdere gedeelte is gelijk het tegenwoordige. Wat is die dankzegging van 1578 duidelijk. Zij neemt veel misverstand weg, bidt om wederbaring en vernieuwing en geeft dus geen voedsel aan de Neo-Gereformeerde leerstellingen.
P.J.M. de Bruin

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 april 1929

De Wekker | 4 Pagina's

Onze Kerkregeering

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 april 1929

De Wekker | 4 Pagina's