Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dr. Hermann Friedrich Kohlbrügge 4

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dr. Hermann Friedrich Kohlbrügge 4

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indrukwekkend zal ongetwijfeld Kohlbrügge's eerste prediking te Loenen a.d. Vecht geweest zijn over Rom. 5 : 1. Hij was immers nog slechts een jongeling van 22 jaren, had een vurig, dikwijls zelfs onstuimig karakter en onmiskenbaar groote I gaven. En wat meer zegt, door middel van dien tekst had hij immers pas den Heere Jezus als zijn Heiland leeren kennen en deelde hij in heerlijken vrede. „De zalige gevolgen der rechtvaardiging eens zondaars door Jezus Christus”, alzoo was dan ook het opschrift zijner predicatie. En elk der preeken uit dien tijd is geheel van denzelfden aard. Zoo die over Rom. 13 : 12: De nacht is voorbijgegaan en de dag is nabij gekomen, enz. In allerlei toonaard klinkt het immer weer, dat het een anderen weg met ons uit moet dan de weg van deugd en eigen werk, van genot en eer. Alleen het geloof rechtvaardigt.
Om K. uit dien tijd te leeren kennen, bied ik u als proeve een paar passages aan uit zijne preek over 1 Joh, 5 : 10 onder het thema: De triumf van den geest der wedergeboorte en des geloofs in den worstelstrijd tegen de wereld.
De wedergeboorte is „de werking des H. Geestes, waardoor de zondige en verdoemelijke mensch, uit enkel genade Gods, zonder eenige verdienste of waardigheid, alleen om Christi wille, door het geloof, uit de prediking, tot een nieuw schepsel wordt, die onder strijden en bidden en lijden den ouden mensch der zonden zoo lang zoo meer zoekt te dooden, met al deszelfs lusten en begeerlijkheden”. Merkt ge op, lezer, hoe in dezen zin de aard des nieuwen levens in betrekking tot de zonde, hoe hierin de heiligmaking uitkomt? Zoo ook in de volgende zinnen: „Christus en Belial zullen nimmer vrede hebben. Wilt ge onder Christus' banier, dan moet ge Christi voorbeeld volgen.” „De Kanaäniet der zonde moet gedood en de wereld verworpen worden.” Doch, zoo gaat hij voort: „Die strijd moet aangevangen worden óók tegen den valschen profeet in het hart, die den mensch vleit en zijn hoogmoed streelt, als had hij nog eenige verdienste voor God, als kwam, jawel, alles uit genade door het geloof, maar als was er toch nog eenig goeds in hemzelve. Hij wete, dat hij geheel zichzelve moet uitvallen, dat alle eigen werk wegvalt, dat eigen zin en bedoelen er uit moet ......”
Die „valsche profeet” was echter, (wien zou het bevreemden, die 's menschen werkheiligheid kent?) óók K.'s hart niet uit. De eisch der heiligmaking stond destijds in zijne prediking nog op den voorgrond. En mogelijk was ook zijne eigen betrachting daarvan nog heimelijk de grond, waarop hij het huis zijner hope wilde bouwen. Dit blijkt althans, wanneer wij lezen, wat hij een achttal jaren daarna, in 1833, doormaakte. Hij schrijft zelf aldus: „Ik heb lang volgehouden, om met de wet in mijn hand tot de volmaaktheid te komen en te strijden tot den bloede toe. Ik zonk er daarbij al dieper in, en waar ik niet dieper kon, maar ver beneden den duivel verzonken lag, dáár, in mijne verlorenheid en radeloosheid, is mij de Heere ontmoet en heeft mij gezegd: zóó als gij zijt, zóó zijt gij mij heilig, daar niets af, daar niets toe! Dat was mij onverwacht, ongedacht. Ik zag een Lam ter rechterhand der heerlijkheid — en daar heb ik afstand gedaan van de wet, van alle heiligheid, van al mijn weten van goed en kwaad, van mijn wedergeboren, bekeerd, vroom zijn, van mijn God kennen, God beschouwen, van alle Godsvrucht, van alles, wat vleesch heeft en geeft en werkt, — en nu is mijn eenig heil in de hoogte en in de diepte: Met ons God, en dat Hij is mijn eenwige, eeuwige vreugde en vrede en blijdschap en Evangelie en wet en gebod — al het andere acht ik, gelijk mij zelve, stof en nul. — Dat had mij toch dronken gemaakt van troost, dat toen ik vanwege mijne ongerechtigheden niet zien kon, toen zij meer waren dan de haren mijns hoofds en mijn hart mij verlaten had, toen mijne melaatschheid met hare plaag tot op het hoogste gestegen was, de Heere tot mij zeide: Gij, melaatsche, zijt rein! Gij hebt den ouden mensch afgelegd, uw oude mensch is mede gekruisigd, gij hebt den nieuwen mensch aangedaan.”
Ik kan mij voorstellen, dat ge, dit lezende, K. niet terstond hierin geheel kunt volgen. Lees en herlees het dan nogmaals, want hier kwam een keerpunt in K.'s leven. Ook één zijner volgelingen noemt dit eene tweede bekeering. Hier wordt Kohlbrügge, de Kohlbrügge, zooals we hem later steeds zien. Hier liggen de wortelen van zijne voorstelling omtrent de heiligmaking.
We weten van deze „tweede bekeering” nog wel iets. Het was Rom. 6 : 14, dat hem het eerst tot dit diepere inzicht bracht. Daarna Jesaia 52 : 3, Gijlieden zijt om niet verkocht, gij zult ook zonder geld gelost worden. K, was destijds in Duitschland. De bekende Krummacher vroeg hem, een preekbeurt te willen vervullen, daar deze ziek was. Een tekst daarvoor zoekende, sloeg hij op Rom. 7 : 14 en las daar in het Grieksch: „maar ik ben vleeschelijk, verkocht onder de zonde”. Nu zegt K.: „Ik weet niet, dat mij in mijn leven iets meer heeft aangegrepen, dan die komma te zien.” Die komma had hij te voren over 't hoofd gezien. En die geeft toch een heel anderen zin aan den tekst. Hij had den tekst opgevat als wilde Paulus zeggen: voorzóóver ik vleesch ben, ook nu nog na mijne wedergeboorte, of wat aangaat het vleeschelijke, dat nog in mij is, ben ik verkocht onder de zonde. Maar nu staat er toch voor den herboren mensch: ik ben vleeschelijk, ik ben verkocht onder de zonde. Het trof hem buitengewoon en hij vond er stof in, om den Heere te loven. Hij heeft er over gepreekt en die preek uitgegeven, waarover o zooveel te doen zou wezen. Doch daarover later D.V.
Lisse,
S. van der Molen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1929

De Wekker | 4 Pagina's

Dr. Hermann Friedrich Kohlbrügge 4

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1929

De Wekker | 4 Pagina's