Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veluwsche Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veluwsche Brieven

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarde Broeder!
In antwoord op uw schrijven naar aanleiding van den Veluwschen brief van voor 14 dagen, waarvoor ik U dankbaar ben — het is altijd aangenaam, als er notitie genomen wordt van hetgeen men schrijft — diene het volgende.
Het is, zooals u zegt, dat de mensch in de wedergeboorte lijdelijk is, passief.
Zoo kan hij vóór de wedergeboorte niets doen, wat Gode welbehagelijk zou kunnen zijn. Versta wel, dat dit niet ziet op hetgeen hij als mensch, als niettegenstaande zijn val nog redelijk schepsel, in zedelijk of burgerlijk opzicht zou verrichten. Dat kan wel degelijk goed zijn, en dat draagt dan ook wel degelijk Gods goedkeuring weg. Jezus beminde den rijken jongeling. Als Achab zich verootmoedigt, nadat Elia hem de oordeelen Gods heeft aangekondigd, dan zendt de Heere Elia bij vernieuwing tot Achab en zegt: Hebt gij gezien, dat Achab zich vernedert voor Mijn aangezicht? Daarom, dewijl hij zich vernedert voor Mijn aangezicht, zoo zal Ik dat kwaad in zijne dagen niet brengen; in de dagen zijns zoons zal Ik dat kwaad over zijn huis brengen.
Geestelijk goed ligt echter buiten het vermogen van den natuurlijke mensch.
Kan hij bidden, gelijk het betaamt? Neen, want hij kent God niet en weet dus ook niet wat zonde is en hoe hij God door zijne zonden vertoornt en bedroeft. De dingen der eeuwigheid zijn hem verborgen; die des Geestes begrijpt hij niet.
Neemt dit nu zijne verantwoordelijkheid weg? Geenszins!
Niemand gaat verloren, omdat hij onmachtig ligt onder de zonde van nature. Ware dit het geval, wie zou dan zalig kunnen worden? Wanneer wij verloren gaan, dan is het om onze schuld. Trouwens, wie weet, dat hij onmachtig is, dan hij, die door den Geest van God is wedergeboren?
Zouden wij het weten, dat wij onmachtig zijn, alleen omdat wij in de waarheid zijn onderwezen en dus het dogma, de leerstelling, in ons hoofd hebben? Immers neen! Zullen wij iets van de geestelijke dingen waarlijk weten, dan moeten wij ze weten met het hart, d.i. wij moeten ze gelooven! Het geloof is ten opzichte van die dingen alleen een zeker weten, niet in den zin van het een-of-ander weten, maar in dien van het vast en stellig weten. De onmacht ligt velen in den mond en niet in het hart, en daarom kunnen zij er over spreken en klagen maar zij blijven dezelfde menschen er bij. Waar is dit een bewijs van? Hiervan, dat zij het leven missen. Als de onmacht werkelijkheid voor ons wordt, dan, wij zullen het gevoelen, dan wordt zij dat alleen in de dagen van gevaar, van nood. Zulke dagen komen er voor den niet-wedergeborene niet, of hij zal zich er wel uitredden en bewijst daar dus mede, dat hij eigenlijk niet onmachtig is in zichzelf. Is dan de ware nood, de ware ellende wel aanwezig geweest? Als ik mij helpen kan met mijn theorie, met mijn klacht, met mijn bidden, met mijn deugdoefening, met mijn — zoek zelf nog maar meer valsche-rustgronden — dan belijd ik misschien wel, dat ik onmachtig ben, maar de beleving van die belijdenis is verre. Ook bij den oprechte kan dit gevonden worden; bij den godsdienstigen, den rechtzinnigen onbekeerde zal dit de practijk zijn.
Dat de onbekeerde aldus handelt is, omdat hij dood is door de zonden en de misdaden; omdat hij onmachtig ligt oner de zonde; maar hij wendt zich niet tot God, omdat hij niet slechts onmachtig, doch ook onwillig is. Dien onwil zal hij tenslotte trachten te dekken met zijne onmacht. Maar het is de onwil, die hem doet blijven buiten God, die hem ten verderve voert! En nu zoudt ge weer kunnen vragen, of hij dan kan willen? Wij zouden zoo in een cirkel blijven redeneeren. Maar niet aan ons, aan God is het laatste woord. De Heere zal dit laatste woord eenmaal spreken, en wanneer in den dag der dagen de mensch zal worden verwezen naar de buitenste duisternis, dan zal het zijn, omdat hij het bloed des kruises onrein heeft geacht, omdat hij de zaligheid naar den wil van God niet heeft gewild!
De natuurlijke mensch is onmachtig en onwillig onder de zonde, maar nooit kan dit het kleed zijn, waarmede hij zal kunnen bestaan in het gericht.
Niet één mensch heeft het recht, en inzonderheid: niet één mensch, die onder het aanbod der genade leeft, om onbekeerd te blijven.
Blijft hij het, dan, niettegenstaande zijn liggen onder de zonde, maar het zal hem veroordeelen!
Maar hoe nu met het kind des Heeren? Is hij niet onmachtig en blijft hij niet onmachtig? In zichzelf altijd! Zullen wij dan nu maar ophouden om hem te vermanen tot den Heere te gaan met al zijne nooden? Is hij in zichzelf onmachtig, datgene wat uit God geboren is, is het niet. Door dit laatste is de passiviteit, de lijdelijkheid, opgeheven; de wedergeborene is in de activiteit, in het werkzame, gezet door den Geest van God! Daarom kan de waarachtig bekeerde ook geen vrede hebben met zijn onmachtig zijn, tenzij hij — maar dan is hij juist machtig — tegenover zijne onmacht ziet en ervaart de macht van den Drieëenige. Hij wordt dan echter niet door zijn onmacht, maar door de macht des Allerhoogsten bevredigt, die in hem werkt dat zoeken buiten zichzelf van de zaligheid, die hij nooit in zichzelf vinden kan; die in hem werkt het toevluchtnemen tot en het zich bergen in den Heere.
Wordt evenwel voor den bekeerde de onmacht een beletsel op zijn weg, brengt zij hem tot lijdelijk afwachten, waaraan het uitgaan tot den Heere ontbreekt, dan vaart die bekeerde eigenlijk in hetzelfde schuitje als de onbekeerde, die zich beroept op zijne onmacht. O neen, dat is de bedoeling niet, dat wil — is dit niet een weinig tegen de onmacht-belijdenis? — dat wil men niet, maar toch doet men het. Is dat ter eere van Hem, die ons roept?
Waar moeten wij heen, neen, laat ik het anders vragen, al lijkt het misschien wat oneerbiedig, waar moet God de Heilige Geest heen met al de vermaningen, welke Gods Woord ons brengt, als wij ons achter de onmacht verbergen?
Kunnen Gods kinderen dan bidden? Kunnen zij gelooven? Kunnen zij wandelen in de vreeze des Heeren? Ja, maar met God, in de gemeenschap van den Heere Jezus Christus, door den Heiligen Geest!
En dan hebbe het kind des Heeren de rechte onderscheiding en schuive niet op de onmacht, wat behoort tot onzen vlee-schelijken onwil!
Mocht het eens zonde worden, dat wegblijven van God door het zien op onze onmacht. Zijt gij een kind des Heeren, d.i. woont zijne vreeze in U, leer dan toch de listen des satans en van uw vleesch-en-bloed kennen! Uwe onmacht staat den Heere niet in den weg, maar gij maakt van uwe onmacht een staketsel, waarbinnen gij uwe ziel opsluit.
Wat ik voor 14 dagen schreef, herhaal ik: Wie op zijne onmacht blijft zien en in lijdelijkheid nu maar afwacht, is niet op den weg des geloofs, maar op dien van het ongeloof. En ongeloof is zonde voor God!
Dat wij — ten besluite — nu den dooden zondaar aanzeggen, dat hij zich bekeeren moet, dat hij moet bidden, enz., niettegenstaande hij onmachtig is, is, omdat God dat wil, omdat het den Heere behaagt door de — ook in dit opzicht — dwaasheid der prediking zalig te maken. Gelooven moeten en niet kunnen, wordt alleen in den weg des geloofs opgelost, niet zoo, dat wij het zouden begrijpen met het verstand, maar dat wij het ervaren zouden aan onze ziel.
Wij weten, dat God wederbaart door Zijn Woord en Geest, en Hij wederbaart onmachtigen. Wij weten echter niet, wie de Heere wil en dus ook zal wederbaren, aan wie Hij dus de prediking zal heiligen op Zijn tijd. Wij kunnen het beste gelooven van iemand, en ook het slechtste; in beide kunnen wij ons vergissen. Wij hebben het Woord uit te dragen naar 's Heeren wil.
Met de beste wenschen voor uw stoffelijk en geestelijk heil, den Heere bevolen.
t.t.
F. Lengkeek
13-12-29.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1929

De Wekker | 6 Pagina's

Veluwsche Brieven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1929

De Wekker | 6 Pagina's