Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een voor het volk (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een voor het volk (I)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En een uit hen, namelijk Kajafas, die deszelven jaars, Hoogepriester was, zeide tot hen: Gij verstaat niets, en gij overlegt ndet, dat het ons nut is, dat één mensch sterve voor het volk, en het geheele volk niet verloren ga. Joh. 11 : 49, 50

Het is van oude tijden de gewoonte in de Christelijke Kerk, om de zes Zondagen, welke de herdenking van de opstanding van onzen Heere Jezus Christus voorafgaan, te wijden aan de bijzondere gedachtenis van het bitter lijden en sterven van den gezegenden Borg en Middelaar, zoo gepast en dierbaar voor God, die in Hem genoegdoening vond voor Zijn recht, en zoo gepast en dierbaar voor een ieder, die in waarheid schuldenaar voor God mag worden.
Indien deze gewoonte maar niet een gewoonte is, doch wij op die Zondagen waarlijk zien mogen op Hem door de toepassing des Heiligen Geestes, dan is de bijzondere overdenking van het lijden wei geschikt ter verkondiging van het Evangelie der zaligheid.
In het lijden en sterven toch van den Heere Jezus zien wij, als voor de oogen geschilderd, het recht Gods gehandhaafd, maar ook juist daarin de liefde des Vaders in de overgave Zijns Zoons voor een doemschuldige wereld; de liefde des Zoons, die het kruis heeft verdragen en de schande veracht, opdat Hij verzoening zou aanbrengen voor zondaren door Zijn bloed.
In dat lijden en sterven wordt ons getoond de grootheid van zonde en ellende, waarin wij van nature liggen, en — de overvloedige rijkdom van de genade Gods.
En de toenemende diepte en zwaarte des lijdens, dat kwam over den Zoon des menschen, die de pers alleen trad, terwijl niemand der volken met Hem was; die zwarte nacht van tranen, bloed en lijden, doet ons te meer de groote beteekenis kennen van den morgen van den derden dag, toen de Vader het zegel drukte op het woord Zijns Zoons: Het is volbracht!
Wie ook maar in beginsel verstaat, dat niet het voorbeeld en de leer, maar het bloed van Jezus Christus reinigt van de zonden, hij slaat de bladzijden des lijdens op met de bede: Laat mij iets mogen zien, o Heere, al zijn het maar de achterste deelen van de diepte des rijkdoms, beide Uwer wijsheid en kennis, opdat het lijden en sterven van Uwen Zoon mij tot versterking en bevestiging des geloofs, tot verootmoediging des harten, tot troost in smarte, tot sterkte in bestrijding, tot blijdschap en vrede strekken.
De lijdensweken worden ons weken van zegen in de ontmoeting Gods in Christus Jezus!
Onze tekstwoorden verplaatsen ons binnen Jeruzalem, in den Joodschen raad, het Sanhedrin!
In de nabijheid van de stad Davids, te Bethanië, is een opmerkelijk teeken geschied door Jezus van Nazareth. Een man, die vier dagen in het graf gelegen had, wiens stoffelijk overschot, door het verderf des doods, reeds riekte, was op het machtwoord van Christus opgewekt. Toen de Heere Zijn: Lazarus kom uit! met groote stem riep, kwam de gestorvene uit, gebonden aan handen en voeten met grafdoeken, en zijn aangezicht omwonden met een zweetdoek. De Heere liet hem bevrijden van die doeken. Alzoo hadden Maria en Martha haar gestorven broeder weder.
Van welk een macht sprak deze daad des Heeren! Hoe werd opnieuw Zijn gezonden-zijn van den Vader hierdoor gepredikt! De grootste vijand, de dood, heeft zijn prooi moeten wedergeven; het graf heeft zijn buit niet mogen behouden. Velen, zeer velen in Bethanië en omstreken geloofden in Jezus als den Messias en zij hebben den Heere geprezen en geloofd en gedankt voor Zijne Gave.
Maar er zijn anderen, die ook getuigen geweest zijn van het wonder, die eigenlijk onaandoenlijk zijn voor de groote werken Gods, die in hetgeen geschied is, niet meer zien dan het werk van een mensch, die, wie weet door wat krachten, er toe in staat was. Zij kennen Hem als dengene, wien de oversten des volks geen goed hart toedragen, die door dezen beschouwd wordt als gevaarlijk voor natie en godsdienst. De oversten gelooven niet in Hem. Als Hij werkelijk was de beloofde Messias, dan zouden toch zeker de Oversten Hem aanhangen en volgen. En in plaats, dat zij met de anderen God verheerlijken, achten zij zich verplicht, verslag te doen aan de Farizeeërs van hetgeen er met Lazarus van Bethanië is geschied.
Het verhaal van die heerlijke wonderdaad wordt voor de grooten en wijzen der wereld — der wereld, al zijn ze nog zoo godsdienstig en vroom — een oorzaak van vreeze en ontsteltenis! Ware het maar een oorzaak van goede vrees en ontsteltenis geweest! Dan had het hen uitgedreven om in de erkenning, dat God hier sprak, zich te buigen voor den Heere. Zij kennen echter noch de vreeze Gods, noch de vreeze voor God; wat zij vreezen is niet de zonde en ook niet de straf, maar dat zij hun eigen positie niet zouden kunnen handhaven, dat hun invloed en overwicht op het volk schade zou lijden. Ach, zij kennen Hem, voor wien ze bang zijn, evenmin als hunne berichtgevers. Zij zien in Hem een rustverstoorder, inzonderheid hunne rustverstoorder. Want ook hun hebben de teekenen niets te zeggen. Al is het, dat zij niet begrijpen, vanwaar .Jezus de macht heeft, om de dooden op te wekken, de gedachte, dat deze macht van God en een teeken Zijner Godheid en goddelijke zending zou zijn, komt in hen niet op.
Hadden zij dan iets op de daad van Christus aan te merken? Was die daad niet goed? Zeker, — maar?
Als het licht een punt zet, maakt de duisternis er een komma van, om een „maar’ te doen hooren. En zij, die tot Christus niet komen wilden, konden ook niet dulden, dat de schare het deed, want zij hadden de duisternis liever dan het licht! Daarom was hun licht duisternis en doolden zij op de paden van eigenwijsheid en eigengerechtigheid, en hun verdorven hart zette hen aan om Hem naar het leven te staan, die dooden het leven gaf.
Haat tegen Jezus was er in hunne ziel. Afgunst, omdat zij niet meer de eersten, de grooten, de meest gevierden dreigden te worden in de oogen der schare, die zij in hun hart verachtten, en wier vereering zij toch zoo zochten. Jaloerschheid leefde er in hen, want zij moesten altijd weer ervaren, dat zij de minderen waren en dat Jezus de meeste was. Nijd, omdat Hij de vijgebladeren, waarmede zij zich trachtten te dekken, hun ontrukte en hen openbaar maakte als zelf-dienaars.
En nu is Lazarus opgewekt! In Bethanië, zoo dicht bij Jeruzalem! Als eens geheel Jeruzalem de zijde van Jezus koos! Als Hij — want dit meenden zij in hunne dwaasheid — als Hij Zich eens plaatste aan het hoofd des volks, om in opstand te komen en Zich te dekken met de kroon van David, uit Wiens geslacht Hij is, wat dan?
De Raad wordt samengeroepen. Overpriesters en Farizeeën willen maatregelen tegen Jezus! Wat zullen ‘wij doen, want deze mensch doet vele teekenen? aldus klinkt het onderling. Indien wij Hem alzóó laten geworden, zij zullen allen in Hem gelooven, en de Romeinen zullen komen en wegnemen beide onze plaats en ons volk.
Wij merken hier op, dat geen enkele beschuldiging tegen den Heere wordt ingebracht; de vraag loopt bij hen alleen over het zelfbehoud.
En terwijl zij vragen, en de een voor den ander niet durft uitspreken, wat er eigenlijk leeft in de harten, verheft Kajafas zich, Kajafas, die dat jaar Hoogepriester was in de plaats van zijn schoonvader Annas.
De Hoogepriester! Van hem mag verwacht worden, dat hij zich zal uitspreken naar den wil des Heeren, hij, die toch nog meer dan de overige priesters staat tusschen God en het volk, tusschen het volk en God. Is hij het niet, die op den grooten verzoendag ingaat als in Gods dadelijke tegenwoordigheid in het binnenste heiligdom, het Heilige der heiligen? Voor dien zal hij eerst verzoening hebben te doen voor ‘zijn eigen zonden, daarna voor die des volks. Bij hem vooral raag gevraagd worden een teer leven voor het aangezicht des Heeren, een dienen der waarheid met verloochening van zichzelf. Maar ach, dat hij Hoogepriester is, is niet in orde; het bekleeden van het priesterschap, door hem is vrucht van onderiing geknoei, om de macht te behouden. Welke rechte weg kan dan van hem worden verwacht? Hoe zal hij de gerechtigheid en de heiligheid dienen, de heiligheid, waarvan de gouden plaat spreekt, die zijn hoofdbekleedsel siert in zijn dienst, de heiligheid des Heeren? Reeds zijn vergaderen met de anderen teekent hem als den man, wien de machtsvraag ter harte gaat, en die het recht zal buigen, als er maar een schijn van recht voor kan zijn, ter handhaving van zijn positie.
Is hij niet het beeld dergenen, die de kudde des Heeren weiden om des gewins wil; die zich zelf weiden in plaats van de gemeente? Zeker, een geroepen leeraar kan in dit kwaad vallen, maar hoeveel te lichter zal dit het geval zijn met iemand, die zichzelf heeft opgeworpen! Wat groote schuld laden de zoodanigen op hunne ziel!
Kajafas spreekt het woord uit, dat op dit oogenblik voor de vergaderden het gewenschte is, dat een einde maakt aan de onzekerheid. En hij doet dat met zekere hoogheid. Gij verstaat niets! Voorzeker geen compliment voor de aanwezigen, maar zij zullen niet boos worden; laat Kajafas hen beleedigen, als hij den weg maar wijst. En gij overlegt niet, dat het ons nut is, dat één mensch sterve voor het volk, en het geheele volk niet verloren ga.
Daar spreekt het berekenende verstand, dat de stem des gewetens tot zwijgen brengt. Hoe eerlijk is Kajafas in zijn spreken; het is ons nut, zegt hij, ons, den leiders des volks. Maar ook weer, hoe oneerlijk! Want de bedoeling is niet in het belang des volks te werken. Het doel is een mensch op te offeren aan zijn, aan hun eigen belang! .Jezus moet weg, want hij is hun een belemmering, een gevaar!
Is het nog niet zoo, dat Jezus de wereld, en niet het minst de schijnvrome wereld, in den weg staat?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1930

De Wekker | 4 Pagina's

Een voor het volk (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1930

De Wekker | 4 Pagina's