Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opmerkingen en gedachten van wijlen Doc. F. P. L. C. van Lingen (VII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opmerkingen en gedachten van wijlen Doc. F. P. L. C. van Lingen (VII)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niets.

Niets noemt de Schrift alles, wat zonder waarde is, zonder eenige kracht of nuttigheid. Zoo noemt Paulus (1 Cor. 8 : 4) een afgod „niets”, omdat die is, zooals Jeremia (10 : 5) dien beschrijft: zij kunnen niet spreken, zij moeten gedragen worden, want zij kunnen niet gaan; vreest niet voor hen, want zij kunnen geen kwaad doen, ook is er geen goed doen bij hen.
Met datzelfde woord wordt -ook de mensch in zijne geringheid geteekend. Zelfs nog sterker drukt het Jesaja uit (40 : 17): Alle volken zijn als niets voor Hem en zij worden bij Hem geacht minder dan niet en ijdelheid.
Van het onreine wenscht men verlost te worden, van al wat schadelijk is en afkeer inboezemt. Beter is het ledig te zijn dan met onreinheid beladen. Dat toch is minder dan niets, en daarom ook de mensch, die in zijn natuurstaat wandelt en alle liefde en eerbied voor den Heere mist.
Ons hooge hart staat tegen die teekening van ons wezen op, en genade alleen kan ons daarmede doen instemmen. Het eerste werk dier genade is dan ook den mensch te ontledigen van elke deugd en waarde. „Het onedele der wereld en het “verachte heeft God uitverkoren en hetgeen niet is, opdat Hij hetgeen iets is, te niet zou maken.” (1 Cor. 1 : 28). Alles te verliezen is alles te winnen. Alles moet worden verlaten om Jezus’ discipel te zijn. Dat alleen is de weg om tot rijkdom te komen. Uit verlies van alles de winst van het hoogste geluk. Wanhoopt dan niet, wanneer gij armer en armer wordt, als elke tak breekt, waaraan gij u zocht vast te houden. Als uw laatste steunsel wijkt, is de dag der vreugde nabij!

Alles.

Toen Jacob den Pniëlsnacht had doorgeworsteld, kon hij zeggen: Ik heb alles (Gen. 33 : 11), want hij had den Heere gevonden. Hij kon het altaar noemen- Israels God is God (Gen. 33 : 20), terwijl hij vroeger slechts had kunnen spreken van den God zijner vaderen. Die God bezit, heeft alles wat Godes is en dan is niets uitgezonderd, want Hij is de eigenaar van het heelal, van hemel en aarde. Die onmetelijke rijkdom, die onschatbare zaligheid is toegezegd aan hem, die in den strijd tegen de zonde en de hel door des Heeren kracht de zege behaalt. Die overwint zal alles beërven” (Openb. 2 : 7). Die het vele zoekt, verliest alles; die niets wordt voor God, heeft de beloften des tegenwoordigen en des toekomenden levens.

Toornen.

Het is geen goed teeken, als een mensch niet meer toornen kan. Dan is er een onverschilligheid, een ongevoeligheid ingetreden, welke onvatbaarheid ook voor andere indrukken verraadt. God is een God, die te allen dage toornt. Ook het kind des Heeren toornt, als zijn God wordt beleedigd en wordt met verontwaardiging vervuld, als het heilige wordt aangerand. Daarom zegt ook de Apostel: Wordt toornig! Maar hij voegt er bij: En zondigt niet! Ook bij rechtmatig toornen kan de zonde intreden. Daarom is de vraag: welke dan een heilige, een Godewelgevallige kan zijn. Onze Heere heeft geleden, ons een voorbeeld nalatende. Hij heeft de smaadheid verdragen en hier geleefd onder zondaren, die het heilige ontheiligden. Nu is de vraag, hoe de Heere daaronder verkeerde, en het antwoord wordt ons gegeven in Mark. 3 : 5, waar wij lezen: Als Hij hen met toorn rondom aangezien had, met een bedroefd zijnde over de verharding van den mensch.
De discipelen toornden uit liefde tot den Heere over de Samaritanen en wilden vuur van den hemel laten komen; Christus was bedroefd, als Hij toornde en zocht het behoud. Daaraan kunt gij uzelf nu beproeven. Is uwe verstoordheid verbonden met de begeerte naar een oordeel of met de bede tot God om genade?
Het is dikwijls zwaar om te verdragen, nog veel meer om, zooals de Heere voorschrijft, voor onze vijanden te bidden. Toch is dat onze hooge roeping. Zoo wij niet vergeven, wij hebben geene vergeving te wachten. De Schrift beveelt ons alles den Heere over te laten in dat woord (Rom. 12 : 19): Wreekt uzelven niet. beminden! maar geeft den toorn plaats, want er is geschreven: Mij komt de wrake toe; Ik zal het vergelden spreekt de Heere. Wij moeten, zoo zegt ons dus Paulus,. uit den weg gaan, plaats maken voor des Heeren toorn, opdat Hij gerechtigheid oef ene. Evenals de gedaagde voor de rechtbank zwijgt en zijn pleitbezorger voor zich spreken laat, zoo moeten ook. wij zwijgen, opdat de Heere onze twistzaak twiste. De aangeklaagde zal het vaak bederven, als hij zijn pleitbezorger voorkomt of in de rede valt, zoo staan wij met onze vergelding God in den weg.
Ismaël had drie zonen: Misma, Duma en Massa (Gen. 25 : 14). De beteekenis dier namen is: hooren, zwijgen, verdragen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1930

De Wekker | 4 Pagina's

Opmerkingen en gedachten van wijlen Doc. F. P. L. C. van Lingen (VII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1930

De Wekker | 4 Pagina's