Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opmerkingen en gedachten van wijlen Docent F.P.L.C. van Lingen. (14)

Bekijk het origineel

Opmerkingen en gedachten van wijlen Docent F.P.L.C. van Lingen. (14)

6 minuten leestijd

Plagiaat. Dit woord beteekent eigenlijk „menschenroof", doch wordt meestal gebruikt in den zin van plagium litterarium, dat is diefstal van het geschrevene, overschrijven van boeken of gedachtenroof. Die verkeerdheid, welke men in het dagelijksch leven „pronken met eens anders veeren” noemt, heeft maar al te veel plaats bij schrijvers en sprekers van den eersten en van minderen rang.
Als men de geleerde commentaren van Rosenmüller en van Grotius, beide in het Latijn geschreven, naast elkander legt, vindt men telkenmale dezelfde zinnen letterlijk, alsof ze eigen werk waren. Menig schrift van minder geleerden verraadt duidelijk, dat het uit een vreemde taal is overgezet, of slechts een omwerking is. In een kerkbode werd mij voor eenige jaren een stuk ter lezing gegeven van een bekend predikant en het oude boek van een vrij onbekend schrijver er naast gelegd, om de volkomen gelijkheid te doen zien. Toch stond de naam van den predikant er onder, alsof het eigen werk was. Men kan wel eens een vers lezen, als nieuw u aangeboden, waarbij ge u dadelijk herinnert, het vroeger reeds te hebben gehoord. In de predikantenwereld schijnt plagiaat geen vreemde te wezen.
Men verhaalt van Ds. Harencarspel, die voor onderscheidene jaren te Leeuwarden in de Hervormde Kerk stond, dat toen een ouderling eens van de preek tot hem zeide: „Wel, dominé! wat hebt ge mooi gepreekt! “ antwoordde: „Dat zal wel waar zijn; het was ook een Van-der-Palmpje! “ Deze kwam er nog rond voor uit! Anders was het eens te Leiden. Prof. Van Hengel had eene geschreven preek uitgeleend aan een dame; deze schreef die preek over en leende die weer aan anderen. Zoo kwam die in handen van een predikant. Deze zou te Leiden preeken en begreep geen beter stuk te kunnen maken, dan hij in afschrift bezat en waarvan geen naam was genoemd. Prof. Van Hengel had zijne preek terug ontvangen en juist kort geleden te Leiden doen hooren. Nu zit hij bij den dominé van buiten in de kerk en hoort zijn eigen werk. De gemeente ziet hem aan. Van Hengel zit heen en weer te draaien in de bank. Geen wonder, dat die plagiator voor het oor der geheele gemeente na het uitspreken van den zegen een geduchte les kreeg.
Ik predikte eens ergens in Friesland. Een mijner gymnasiasten zag, dat een oefenaar opteekende, wat ik zeide, en was ondeugend genoeg om dien oefenaar in de week te gaan hooren, daar hij wist, dat die elders zou optreden. Hij kon hetzelfde vernemen. Toen ik eens in een stadje zou optreden, waar ik nimmer tevoren was, zeide mij een lid van den kerkeraad: „Wij hebben u hier al zoo dikwijls gehoord. “ Toen ik mij daarover bevreemdde, noemde men mij een lijstje van gehoorde leerredenen. Het waren door mij in druk gegevene, die een predikant gedrukt op den predikstoel medebracht. Hij scheen, zeide men, een bijzondere voorliefde te hebben voor mijne preeken.
Doch aan anderen wordt die eer nog veel meer gegeven. Vooral moet Philpot veel den diefstal ondergaan, door predikers, die gaarne het hart van het volk stelen. Het gebeurt wel eens, dat een preek van dien beroemden man later tusschen de bladen van den kanselbijbel wordt gevonden, en zoo dat pronken met eens anders veeren openbaar wordt.
Er zijn sommige menschen van bijzondere belezenheid. Deze zijn voor dergelijke predikers soms zeer gevaarlijke hoorders. Men verhaalt, dat onder den dienst van een gevierd prediker ook eens een vreemdeling neerzat, dicht onder den predikstoel. Zacht, maar toch zoo, dat de leeraar het goed kon verstaan, zeide hij bij verschillende deelen: „Dat is van Spurgeon! “ Dan weer: „Dat is van Philpot! “ Dan weer: „Dat van Van Oosterzee! “ De spreker kleurde, werd boos, wierp nijdige blikken op zijn hoorder, en eindelijk buiten zichzelf riep hij: „Mijnheer! ik verzoek u u stil te houden. Gij handelt onbeleefd; gij verstoort de godsdienstoefening! “ „Dat is van uzelf! “ sprak de vreemdeling en verliet de kerk.
Sommigen weten zich er fraai, maar minder oprecht, door te helpen. Een zeer rechtzinnig leeraar der Hervormde Kerk had voor mij een beurt waargenomen. Ik nam de vrijheid, hem daarna te zeggen, dat mij veel bekend voorkwam. Hij antwoordde, dat hij meermalen „merkwaardig had mogen ondervinden de overeenkomst van Gods volk in den ouden en den nieuwen tijd, en de Geest des Heeren dezelfde woorden had voor Gods uitverkorenen."
De Heere zeide tot Abraham: „Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht! “
Diefstal en leugen in het heiligdom Gods en in het heiligste werk is erger dan eenige andere.
Naar onze meening behoort elk, die zich voorbereidt voor het werk in de gemeente, de zaak ernstig te beschouwen en niet lichtvaardig op talenten of ingevingen te vertrouwen. Hij bestudeere zijn tekst nauwgezet, liefst in de grondtaal. Hij doe het vooral met smeekingen tot God, dat hij het Woord recht mag snijden, niets inleggen, niets aan toedoen, niets afdoen. Hij raadplege zijn commentaren met zelfstandig oordeel, en peinze biddend over de waarheid, teekene op, welke gedachten hem daarbij vervullen, om die daarna te ordenen en alzoo te komen tot een gewenscht bestek voor het op te trekken gebouw. Indien hij het noodig heeft, hij raadplege dan godzalige schrijvers over dat onderwerp en gebruike ze niet om na te praten, maar als leermeesters, om wat hij van hen ontving, zelfstandig te verwerken, ten einde de gemeente de vrucht van dien arbeid te doen inoogsten.
Er is een oud, bekend vers over den duivel in de kerk; ware ik dichter, ik maakte een vers over den duivel op den predikstoel. Doch, beter worde het gezegd met het woord van Israëls dichter, die op de vraag: „Wie klimt den berg des Heeren op? “ antwoordde: „De man, rein van hart en hand, zich niet aan ijdelheid verpandt!"
Moge de Heere onzen predikanten en studenten genadig zijn, opdat zij nooit aan plagiaat zich schuldig maken, maar voldoende kennis en godzaligheid bezitten, om tot opbouwing van het Godsrijk en tot stichting der gemeente werkzaam te zijn. Die eigen eer zoekt met hetgeen des anderen is, moge een schijnbaren zegen, moge toejuiching inoogsten van onkundigen, de werkelijke zegen zal zijn voor hen, die in oprechtheid wandelen, en het brood uitdeden, dat de Heere in hunne handen ter uitdeeling heeft gelegd.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1931

De Wekker | 4 Pagina's

Opmerkingen en gedachten van wijlen Docent F.P.L.C. van Lingen. (14)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1931

De Wekker | 4 Pagina's