Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Agendum voor de vergadering van Christelijke Gereformeerde Predikanten, D.V. te houden op Woensdag 27 Mei 1931.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Agendum voor de vergadering van Christelijke Gereformeerde Predikanten, D.V. te houden op Woensdag 27 Mei 1931.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Agendum voor de vergadering van Christelijke Gereformeerde Predikanten, D.V. te houden op Woensdag 27 Mei 1931, in de Aula der Theol. School (Aanvang elf uur.)
1. Opening.
2. Notulen.
3. Bestuursverkiezing. Aftredend, doch terstond herkiesbaar, zijn Ds. L.H. v.d. Meiden, Prof. J.J. v.d. Schuit en Ds. J.L. de Vries.
4. Ingekomen stukken.
5. Verdere huishoudelijke zaken.
6. Referaat van Ds. H. Janssen over „De Kerk en de Oorlog".

I.
Het vraagstuk van den oorlog is tot op 1914 voor de Kerk een vraagstuk geweest, dat haar niet veel zorg en moeilijkheden heeft bereid. De oorlog van 1914 tot 1918 heeft dit vraagstuk eerst tot een brandend vraagstuk gemaakt, waaruit voortdurend nieuwe moeilijkheden zullen rijzen.

II.
De oorzaak daarvan ligt in het feit, dat de Kerk zelf zich om het oorlogsvraagstuk nooit veel heeft bekommerd en zich eenvoudig vereenigde met het standpunt, dat de Kerk van af de dagen van Augustinus ten opzichte van den oorlog heeft ingenomen en door de Kerken der Reformatie algemeen is aanvaard.

III.
Dat standpunt vond zijn verklaring hierin, dat tot op de Fransche revolutie de oorlogen zoo nauw met de Kerk samenhingen, dat bet zeer verklaarbaar is, dat zij zich daarin partij stelde en den oorlog steunde.

IV.
De Kerk heeft zich echter nooit voldoende rekenschap ervan gegeven, dat door de Fransche revolutie een geheel nieuwe orde van zaken is ingetreden, waardoor de verhouding tusschen Kerk en Staat radicaal is gewijzigd, zoodat Kerk en oorlog van af dat oogenblik een tegenstelling vormden.

V.
In de 19de eeuw is de Kerk zich deze tegenstelling nog niet bewust geworden:
a. omdat de daarin gevoerde oorlogen nog te veel buiten haar omgingen;
b. omdat ze vaak een overwegende nationalistische doelstelling hadden;
c. omdat zij de doelstelling van den modernen oorlog nog niet doorzag;
d. omdat zij nog leefde uit het traditioneele standpunt.

VI.
De oorlog van 1914 tot 1918 heeft haar eerst den modernen oorlog leeren kennen:
a. in zijn economisch-imperialistischen oorsprong;
b. in zijn demonisch karakter;
c. in zijn materialistische doelstelling, met de onafscheidelijk daarmede gepaard gaande verwoesting van de geestelijke, zedelijke, cultureele waarden, zoowel van de volken, die er aan deelnamen, als van hen, die er de materieele voordeden in den vorm van oorlogswinst uit hebben genoten.

VII.
Naarmate de Kerk zich deze tegenstelling dieper en pijnlijker bewust wordt, zal zij zich voor alles hebben te wachten, om steun te bieden aan iedere geforceerde oplossing van het oorlogsvraagstuk, zooals die èn van christelijke èn van revolutionaire zijde thans wordt gepropageerd, omdat iedere geforceerde oplossing, in welken vorm dan ook, het oorlogsgevaar vermeerdert in plaats van vermindert.

VIII.
In plaats daarvan zal zij met beslistheid tegen deze propaganda moeten optreden, en het vraagstuk van den oorlog in studie moeten nemen, en voornamelijk een onderzoek moeten instellen, in hoeverre zij mede verantwoordelijk is voor het oorlogsgevaar, dat als een Damocles' zwaard boven deze ontredderde wereld zweeft.

IX.
Er valt niet aan te twijfelen, of, wanneer de Kerk dit onderzoek getrouw en naar den Woorde Gods verricht, zij daarbij de smartelijke ontdekking zal maken, dat zij zelf mede verantwoordelijk is voor het uitbreken van den oorlog, omdat zij zelf in zoo menig opzicht het tegen-overgestelde is en doet van hetgeen zij moest zijn en doen in deze wereld.

X.
Zoolang de Kerk zich dan ook niet bekeert, om zelf naar de beginselen van het Evangelie dat ze verkondigt, te leven, zal zij niet in staat zijn, iets wezenlijks tot de oplossing van dit vraagstuk bij te dragen, omdat zij zelf door hare innerlijke verdeeldheid en onderlinge vijandschap den oorlog mede helpt voorbereiden.

XI.
De bekeering in de Kerk, naar den eisch van Jezus' woord in Joh. 13:34 en 35, is de voorwaarde voor een vruchtdragende vredesactie der Kerk in het midden der wereld.

PAUZE.

7. Bespreking van het referaat van Ds. H. Janssen.
8. Referaat van Ds. J. W. Geels over „De Sleutelmacht".

I.
Ten opzichte van de oorspronkelijke instelling der sleutelmacht wijst de H. Schrift op drie klassieke uitspraken: Matth. 16:19; 18:18; Joh. 20 : 23. Volgens de opdracht is Petrus, en met hem de andere apostelen, aangesteld als poortwachters van het koninkrijk der hemelen. Het beeld van sleutelen wijst op een beslissende bevoegdheid. Dit blijkt nader uit Jes. 22:22. Eljakim, met de sleutelen voorzien, besliste wie tot den koning zou inkomen, In hoogste instantie berust alle macht in den Drieëenigen God. God de Vader heeft den Middelaar „alle macht gegeven in hemel en op aarde". Krachtens Zijn koninklijk recht kan Jezus zeggen, (Openb. 3:7): „Dit zegt de Heilige", enz. Hierin is vervuld de belofte van Ps. 2:6. Als Koning Zijner kerk bekleedt Hij Zijn apostelen met gezag, om in Zijn Naam „de poort van het koninkrijk der hemelen te sluiten en te openen".
Het karakter dezer sleutelmacht wordt omschreven als „een binden en ontbinden", c.f. Joh. 20:23: als „vergeven en niet-vergeven". Zoo verstonden het de kerkvaders (Chrysotomus en Theophylactus) en ook de reformatoren (Beza, Calvijn). De nieuwere exegese verving het beeld poortwachter met dat van huisbewaarder (zoo b.v. Weiss en Zahn). Volgens dezen, die hierin Lightfooth Schoettgen volgden, zou ,,binden en ontbinden" beteekenen: Verbieden en veroorloven. De woorden „zoo wat" zien dan niet op personen, maar op handelingen. Naar deze voorstelling heeft Petrus als huisverzorger een wetgevende macht ontvangen, waardoor hij kan bepalen, wat in de kerk op aarde verboden en geoorloofd is, en wat hij voorschrijft wordt door den hemel gesanctioneerd. In den gedachtengang dezer nieuwe (exegeten valt ook het onderscheid weg tusschen kerk en koninkrijk Gods. Zahn noemt het koninkrijk der hemelen „de voorloopige, aan het gericht voorafgaande vorm van het hemelrijk, n.l., de op aarde bestaande gemeente".
Deze voorstelling moet afgewezen worden op grond van een goede exegese, en verklaring van de beeldspraak, waarin de sleutelmacht wordt verstrekt.
Kerk en koninkrijk der hemelen zijn verschillende begrippen. Beiden hebben het „eigensoortige", waardoor zij zich van elkander onder-scheiden.
De wijze, waarop de apostelen de sleutelmacht bedienden onderscheidt zich, hoewel niet essentieel, maar toch gradueel, van de manier, waarop de kerk haar oefent. De sleutelmacht was op een buitengewone wijze aan het apostolaat verbonden.

II.
De historische ontwikkeling der sleutelmacht wijst op tweeërlei tijdvak, n.l. op deformatie en reformatie.
a. Deformatie. In den na-apos-tolischen tijd verliest de sleutelmacht van lieverlede haar karakter. In den ,,Pastor van Hermas" wordt al reeds onderscheid tusschen zonden en zonden gemaakt; deze klassificeering hield verband met de vergeving der zonden. Aan martelaren werd een bijzonder privilege in de oefening der sleutelmacht toegekend. Het primaat van den paus, die zich als opvolger van Petrus den stedehouder van Christus noemde, baande den weg tot de hiërarchie, waarin het wezen der sleutelmacht teloor ging. De Novatiaansche scheuring hield verband met de oefening van tucht, evenals het Donatisme zich daarom van de kerk afzonderde. Er ontstond een tweeërlei strooming in verband met de bediening der sleutelen. De eene zag in den priester den rechter, de andere den voorbidder en middelaar. Deze twee voorstellingen Vereenigde Thomas van Aquin, die de sleutelmacht in twee deelen onderscheidt, n.l. in een clavis ordinis (de macht, die de priester bij zijn ordening ontvangt, om den hemel door vergeving te ontsluiten); en in een clavis jurisdictionis (die de verge-ving bewerkt door excommunicatie en absolutie). Het dogma der sleutelmacht door Aquino ontwikkeld, werd officieel vastgelegd in de XlVe sessie van het Concilie te Trenthe.
b. Reformatie. De Hervorming had zich ook bezig te houden met het ambt der sleutelen. Toch waren de reformatoren niet eensgezind in de voorstelling van deze bevoegdheid der kerk.
Luther. Ook in de sleutelmacht behield hij veel van den roomschen zuurdeesem. De biecht bleef gehandhaafd, opgevat in den zin van ziels-zorg, dus als opvoedingsmiddel. De sleutelmacht lost zich in de Luth. kerk op in „Seelsorge", waardoor de oefening der kerkelijke tucht te loor ging.
Zwingli. Door de vermenging van kerk en staat werd de sleutelmacht door dezen reformator krachteloos gemaakt. Volgens hem is de kerk bevoegd tot de prediking des evangelies, maar de regeering der kerk is aan de chr. overheid opgedragen: Deze is de ,,mandataris" der kerk, die niet suo jure tucht oefent, maar „In Namen der Kirche".
Calvijn keerde zich tegen de beschouwing der sleutelmacht, zooals deze door Luther en Zwingli was vastgesteld. Volgens den Geneefschen hervormer bestaat het ambt der sleutelen in: a. prediking des Woords, b. in regeering en tucht. Deze voorstelling van de bediening der sleutelmacht is vastgelegd in de Belijdenis der Geref. Kerk in ons Vaderland (zie Catech. Zondag 31). Calvijn bracht de ,,sleutelmacht uit de Biechtkapel naar den Dienst des Woords over, en legt daarbij al den nadruk op het voorwaardelijk karakter van de uitspraak der kerk." Dit voorwaardelijke hield op in de oefening der kerkelijke tucht. Deze handelt over leven en leer.
Erastus. In het voetspoor van Zwingli ontwikkelde Erastus de leer der sleutelmacht. IJverde Calvijn voor de Vrije kerk, Erastus kwam op voor de Staatskerk. Volgens hem is er slechts ééne souvreiniteit op aarde, die èn in den staat èn in de kerk autoriteit bezit en dat is de overheid, als Gods dienaresse. Aan de overheid is het recht van uitspraak in leergeschillen, te waken over de zuiverheid der leer en van den wandel. Dit Erastiaansch systeem, waarnaar de episcopale kerk in Engeland is ingericht, vond zijn verdedigers in de Remonstranten, die geen Nat. Synode wilden dan door de Overheid saamgeroepen (1618-1619). Uittenbogaert en Grotius leerden: „Bij verschil beslist de magistraat". Deze geest heerschte in de Syn. Organisatie van 1816, en daaraan heeft de Ned. Herv. Kerk zich nog niet ontworsteld. Deze Erastiaansche voorstelling der kerk beïnvloedde de Afscheiding in 1834.

III.
De Schriftuurlijke oefening der sleutelmacht houdt ten nauwste verband met het karakter der kerk als zichtbare openbaring van het lichaam van Christus. Calvijn vergelijkt de sleutelmacht bij ,,zenuwen en spieren" die de leden des lichaams saamhouden. Volgens hem is de opheffing der tucht ,,de zekerste weg tot de volkomene oplossing der kerk". Dr. Kuyper: „Het bestaansrecht der kerk ligt in het koninkrijk der hemelen". Volgens dezen theoloog „is een kerkelijk instituut alleen zoolang inderdaad kerk, als dit instituut toegang geeft tot het koninkrijk der hemelen".
Zal de kerk de sleutelmacht oefenen, dan moet zij in het diep besef leven kerk des Heeren te zijn. Daaraan ontleent zij haar eere en recht tot de macht der sleutelen. Dit verplicht tot waakzaamheid in betrekking tot den dienst des Woords. Ten nauwste hiermede verbonden is de opleiding tot dezen dienst, een opleiding door de kerk voor de kerk.
Is de bediening der sleutelmacht aan het ambt verbonden, dan is daarmede het „instituut van oefenaars" geoordeeld.
Ook de kerkelijke discipline mag niet vervangen door het systeem van het ,,royement". De oefening der tucht dient om te behouden, niet om van lastige elementen verlost te 'worden. Met het opnemen van menschen als leden der gemeente informeere de kerkeraad nauwkeurig, of deze ook in andere kerken onder „censure" stonden. Als gevolg der kerkelijke verdeeldheid is een goede correspondentie over dergelijke aangelegenheden tusschen kerken noodig.
Als ,,poortwachtster" heeft de kerk hare hooge roeping bewust te zijn. Het doel der sleutelmacht is:
a. de eere Gods; b. het heil der kerk; c. de zaligheid van zondaren.
Deze ernstige tijden roepen tot groote waakzaamheid en getrouwheid in de bediening der sleutelen. Een taak, te moeilijker naarmate de dag van Christus aanbreekt. De tegenstand wordt steeds grooter. De afval neemt toe.
De kerk kan alleen dan veilig haar weg gaan, als zij zich strikt houdt aan het Woord Gods, en zich biddend plaatse onder de tucht
des H. Geestes.
Voor allen, die tot de sleutelmacht in de kerk geroepen worden, blijft de eisch persoonlijk zich te onderzoeken of hij een onderdaan werd in het koninkrijk der hemelen. Vreeselijk zou het zijn de sleutelen bediend te hebben en straks zelf te worden buiten gesloten. Het ambt verzekert nog geen genade. Zoo noodig ook voor de bediening der sleutelen. Dan komt er waarheid, trouw, teerheid en liefde in de be-diening der sleutelen.
En voorts: de Heere roept tot Zijn dienst, maar versterkt ook met de belofte: ,,De poorten der hel zullen Mijne Gemeente niet overweldigen".

9. Bespreking van het referaat van Ds. J.W. Geels.
10. Rondvraag.
11. Sluiting.

HET BESTUUR.

P.S. Broeders Predikanten, die een vast adres voor logies hebben, gelieven hunne gastvrienden tijdig op de hoogte te stellen met hun komst. Die hier buiten vallen, kunnen eene aanvrage om logies richten aan Br. J.H. ten Hove, Schoolstraat 39, Apeldoorn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1931

De Wekker | 6 Pagina's

Agendum voor de vergadering van Christelijke Gereformeerde Predikanten, D.V. te houden op Woensdag 27 Mei 1931.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1931

De Wekker | 6 Pagina's