Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De eenheid der kerken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eenheid der kerken.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is onder dit foutieve opschrift, dat Dr. K. Dijk in het kerkblad van de Gereformeerde kerken te ‘s Gravenhage met mij polemiseert over den Raad van kerken voor praktisch christendom.
Voor eenige maanden schreef ik een stuk over samenwerking en trachtte verheldering te brengen, wijl een voorstelling als van Dr. Dijk verwarring sticht. Immers Dr. Dijk had in genoemde kerkbode alarm geblazen, alsof bij den Raad van Kerken voor praktisch christendom de eenheidsbeweging den toon aangaf. Ik heb toen gemeend te moeten aantoonen, hoe onjuist zulk een voorstelling is. Desniettegenstaande schrijft Dr. Dijk een stuk onder het motto „nog eens, de eenheid der kerken”.
Reeds dit opschrift sticht verwarring en vele lezers van de kerkbode, die natuurlijk alleen op het gezag van Dr. Dijk afgaan, weten nu geen verschil meer tusschen eenheid en samenwerking.
Maar van „eenheid der kerken” is hier in het geheel geen sprake.
Zeker, wanneer men de zaak door eigen bril beziet en maar conclusies trekt, dan kan men wel zoolang redeneeren, tot de argelooze lezers den schrijver gelijk geven. Maar dat lijkt veel op het vechten tegen windmolens en Dr. Dijk wil toch niet een Don Quichot zijn.
Hij schrijft: hier komt onmiddellijk op de vraag naar de KERK. Wat is de kerk van Christus en wat is haar taak?
Maar als deze vraag in den Raad van Kerken vooraf moet worden beantwoord, dan vermoed ik wel, dat Dr. Dijk hier de eerste viool wil spelen, maar dan zal de Hervormde kerk ook niet willen zwijgen en dan wil de Christelijke Gereformeerde kerk ook een woordje meespreken en de Luthersche kerk kan niet stil blijven.
Maar deze vraag is in den Raad niet gesteld en dit is op de eerste vergadering uitdrukkelijk uitgesproken. Hier zou een confessioneel verschil ons uit een doen gaan. Wij willen echter geen confessioneele verschillen naar voren zien gebracht, want die zijn er niet alleen met Modernen, waartegen Dr. Dijk zoo toornt, maar ook met Ethischen, ook met Lutherschen en voor hem zeker niet minder met kerken in hersteld verband.
Het is niet de confessie, die wij tot grondslag kiezen, maar het doel, dat wij voor oogen hebben, brengt ons samen.
Wij zijn in den Raad niet als kerk van Christus, maar als Christelijke kerken bij elkaar. Wij noemen ons dan ook niet „Raad der kerken”, maar „Raad van kerken”. Dat „der kerken” is te bepaald en zou de gedachte kunnen wekken, alsof wij hier een wettige openbaring hadden van de kerk van Christus. Wij spreken van „Raad van kerken”.
Acht Dr. Dijk de Hervormde kerk nog een Christelijke kerk ook al zijn er tal van modernen in, met wie hij, noch ik wil samen leven in één kerkverband?
Twijfelt Dr. Dijk er aan, of de Luthersche kerk nog een christelijke kerk is? Immers neen.
Wanneer wij nu deze christelijke kerken ontmoeten, neen, niet op grondslag van de gereformeerde belijdenis, maar in het licht van de doelstelling, waarom bazelt en schrijft men dan langer over „de eenheid der kerken”. Samenkomen, samen praten, en samen wat tot stand brengen, is toch nog geen kerkelijke eenheid?
Als Dr. Dijk de vraag gesteld heeft, wat is de kerk van Christus en wat is haar taak, dan redeneert hij heel gemakkelijk verder, en hij zegt: „stelt men deze vragen scherp, de pas gefabriceerde eenheid spat uit elkaar, want orthodox en vrijzinnig gereformeerd en ethisch verdragen elkaar op dit punt niet en wil men de eenheid behouden, deze vragen moeten dan noodzakelijk worden verdoezeld.”
Zie, toen ik hier las over „eenheid” en over „vragen verdoezelen” dacht ik onwillekeurig aan de laatste Synode der Gereformeerde kerken, gehouden te Arnhem. Daar heette men één, maar toen heeft men ter wille van de eenheid heel wat weggedoezeld, hoewel bij heel de opleidingskwestie principieele vragen over de taak van de kerk van Christus aan de orde komen. De minderheid heeft zich maar weer aangepast. Maar Dr. Dijk moet niet meenen, dat het overal zoo gaat als in eigen kerken.
Wij doezelen in den Raad van kerken niets weg, omdat wij niets weg hebben te doezelen. Niemand laat zich daar voorstaan en laat daar voelen „wij zijn het alleen”. Ik kan begrijpen, als Dr. Dijk exclusivisme is toegedaan, dat hij in dien Raad niet moet wezen. Maar ik heb gegronde verwachting, dat er dan nog anderen in de Gereformeerde kerken zijn dan Dr. Dijk.
Wij zijn in den Raad van kerken als Christelijke kerken samen, omdat wij almeer overtuigd worden, dat wij in den grooten nood der tijden iets hebben te doen en iets willen doen, als God ons het pad er voor wijzen zal.
Tenslotte wendt Dr. Dijk zich rechtstreeks tot mij en zegt: „nu ten slotte een vraag aan Prof. van der Schuit. Hij voelt, gelijk uit zijn schrijven blijkt, zooveel voor samenwerking. Maar waarom begint hij dan niet vlak bij huis en waarom gebruikt hij zijn felste wapenen vaak tegen ons? Zijn hem Hervormden van allerlei slag, Lutherschen en Remonstranten dan nader dan wij?”
Hoe heb ik het nu? Waar heb ik ooit blijk gegeven niet met de Gereformeerde kerken te willen samenwerken ook al wil en al kan de Christelijke Gereformeerde kerk om des beginsels wil niet met deze kerken vereenigen?
Laat men toch niet alles door elkaar warrelen.
Een heenwijzing van mij naar Dr. v.d. Vaart Smit wordt aldus door Dr. Dijk beantwoord. „En wat de uitlating van Dr. v.d. Vaart Smit betreft, hij moet ze zelf beantwoorden, al wil ik wel zeggen, dat mij dit Christelijk persbureau, waarin een scherp geteekende vrijzinnige zitting heeft, een raadsel is.”
Zie, zoo moet men een broeder niet de deur wijzen, en hem dan nog een flinke duw erbij geven. Laat Dr. Dijk een man als Dr. v.d. Vaart Smit op zakelijke gronden bestrijden.
Dr. v.d. Vaart Smit is al meer de dupe geworden van een afmaaksysteem in de Gereformeerde kerken. Dr. Dijk wil dit toch niet herhalen?
Misschien wordt prof. Grosheide op dezelfde manier be(mis)handeld, maar ik neem zijn woorden over, hetgeen ook door Prof. Waterink in de Reformatie is gedaan, waaruit toch een heel ander geluid ons tegenklinkt als uit hetgeen wat Dr. Dijk schrijft:
Prof. Grosheide schrijft:
Als we sterk staan, dan kan er ook samenwerking van christenen zijn. Niet altijd, niet overal. Ik stel mij zelfs voor, dat de Gereformeerde kerken als kerken niet vaak zullen kunnen samenwerken en in de eerste plaats zullen hebben te zoeken om al wat gereformeerd is te vereenigen. Toch ook als kerken hebben wij de toestanden recht te onderkennen. En het kan noodig worden voor ons met behoud van eigen zelfstandigheid toch de handen ineen te slaan. Dat wordt noodig als de strijd niet gaat over bepaalde stukken van het christelijk geloof over kerkregeering, over het optreden als christen maar als de strijd gaat tegen het christendom als zoodanig. Als niet een bepaalde kerk, maar elke kerk in het geding is, dan is er noodig een zich openbaren van de algemeene christelijke kerk. Dat moeten wij als gereformeerden nu zien en in het oog houden. Ook in de praktijk is er in ons land al iets van aan het licht getreden, toen het ging om de vervolging in Rusland en het is goed, dat het zoo geweest is.
Wij hebben als Gereformeerde kerken een eigen plaats van God ontvangen en wij moeten die behouden. Wij moeten die plaats niet prijs geven door verwatering of door een valsche eenheid zoeken. Maar wij moeten tegelijkertijd weten, dat onze tijd telkens roept om een samen optreden van al, wat God dient en in Zijn Zoon gelooft, omdat de opzettelijke en wel georganiseerde vijandschap tegen de kerk des Heeren zich gaat openbaren.”
Zie, de bedoeling van dit schrijven van Prof. Grosheide ligt geheel in de lijn van mijn gedachten en tevens in die van den Raad van kerken voor praktisch christendom.
Ik hoop dat wij elkander toch zoo langzamerhand wat beter gaan begrijpen op dit bepaalde punt en niet langer bazelen over „De eenheid der kerken”.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1931

De Wekker | 4 Pagina's

De eenheid der kerken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1931

De Wekker | 4 Pagina's