Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een oude beschuldiging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een oude beschuldiging

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De oude beschuldiging, dat wij, Christelijke Gereformeerden en inzonderheid ondergeteekende, eene uitwendige verbondsbeschouwing leeren, is opnieuw weer opgerakeld door prof. Bouwman, thans in „het Ouderlingenblad” ten dienste van ambtsdragers in de „Geref. Kerken”. Het mocht anders ook eens in het vergeetboek raken, dat de doopsbeschouwing en die des verbonds in de vereenigde Kerken afwijkt van de oude doops en verbondsleer, zooals die sedert de Dordtsche Synode en ook in de oude Chr. Geref. Kerken vanaf 1834 geleerd is. Wel is eenmaal aan des hoogleeraars pen de uitdrukking ontsnapt, dat die verbondsleer in de „Geref. Kerken” met de leer der onderstelde wedergeboorte minder juist is, maar ze als onjuist qualificeeren deed hij niet. Dat blijkt nog voortdurend uit zijne verbondsbeschouwing, die hij stelt tegenover die der Christ. Geref. Kerk. Nu weer in het ouderlingen blad.
Daarin schrijft prof. B. het volgende: „Het is dan ook geheel onjuist (let wel: de leer der onderstelde wedergeboorte is slechts minder juist, onze verbondsleer geheel onjuist, d. B.) wanneer prof. de Bruin in zijn boekje „Het formulier van den kinderdoop”, zegt, dat door dit formulier eene uitwendige verbonds en doopsbeschouwing geleerd wordt, en dat wanneer er sprake is van geloovigen, daarmede alleen bedoeld wordt de „leden der zichtbare kerk, die het geloof der kerk belijden en dus in ruimeren zin des woords geloovigen heeten, tegenover de ongeloovigen, die Gods Woord verwerpen en zich als openbare vijanden der kerk gedragen.”

Deze beschuldiging loopt over van onjuistheden. Ten eerste, hebben wij in ons boekje nergens gezegd „dat het doopsformulier eene uitwendige verbonds en doopsbeschouwing leert.” Wel distilleert prof. B. dit uit onze uiteenzetting, dat de doop de beloften des genadeverbonds verzegelt en niet den innerlijken genadestaat van den doopeling. Dit bewijst reeds de ervaring bij het opgroeien der kinderen en zou leiden tot de leer van een mogelijken afval van begenadigden. Is dit eene uitwendige verbondsbeschouwing, zooals prof. B. het noemt, welnu, dan leert ook onze catechismus in antwoord 66 en 67 eene uitwendige verbonds- en doopsbeschouwing, als hij zegt, dat de Sacramenten de beloften des Evangelies verzegelen. Wij zijn dus in ’t goed gezelschap van onze Heidelberger godgeleerden.
Ten tweede is prof. B. niet volledig in zijne aanhaling. Hij had eerlijk het geheele gedeelte aangaande het opschrift boven het formulier moeten aanhalen, maar hij laat weg het volgende:
„Beteekende het woord geloovigen hier wedergeborenen, dan zouden alleen de kinderen van wedergeborenen gedoopt mogen worden; daarbij zou dan de kinderdoop rusten op den genadestaat der ouders en zou zelfs die Doop aan de kinderen moeten verzegelen, dat hunne ouders begenadigde menschen zijn. Welk belijder der Gereformeerde leer zou zulks durven beweren? Immers de doop verzegelt Gods Verbond en beloften en daarom moet aan de deelgenooten des Verbonds, dit is, het zaad der Kerk, Gods Verbond verzegeld worden, gelijk de Synode van Dordrecht in 1578 bepaalde: „Het Verbond Gods zal aan de kinderen der christenen met den heiligen doop bezegeld worden.”
„Hierbij zij nog opgemerkt, dat de Synode van Dordrecht in 1574, die dit opschrift boven dit formulier plaatste, tevens uitsprak, dat kinderen van afgesnedenen mogen gedoopt worden, zoodat die Synode zichzelf zou tegengesproken hebben, indien zij met woord geloovigen alleen wedergeborenen had bedoeld.”
Had prof. B. dit bovenstaande in zijn geheel aangehaald, dan hadden de lezers van het Ouderlingenblad tegelijk kunnen zien, dat het hier ging over de uitdrukking „geloovigen” in het opschrift van 1574, en dat prof. B. alweer onjuist was, als hij generaliseerde „dat, wanneer er sprake is van geloovigen, daarmede alleen bedoeld wordt de leden der zichtbare kerk, enz.” Neen prof. B., niet wanneer er sprake is van geloovigen, dat heb ik niet gezegd, maar in het opschrift van het formulier, een opschrift, dat vóór 1574 luidde: „Forme om den H. Doop uit te richten” en dat in de door prof. Rutgers bezorgde uitgave luidt: „Formulier om den heiligen doop aan de kinderen te bedienen”. Hiermede toch worden bedoeld de kinderen van heel de kerk, zooals wij haar zien, en niet alleen van de kerk, zooals God haar kent, maar haar innerlijk wezen. Dit noemt prof. B. eene uitwendige verbondsbeschouwing.
De „grondfout”, door prof. B. hieruit gedistilleerd, is dat wij de zichtbare en onzichtbare kerk van elkaar scheiden. Dat doet dan Paulus ook als hij zegt, dat het al geen Israël is, wat Israël genoemd wordt. Neen, wij onderscheiden wel, maar scheiden niet. Dat doet ook onze Confessie, die zegt dat er wel in de kerk zijn, die nochtans niet van de kerk zijn. Wij vreezen echter, dat prof. B., waarschuwende voor onze „grondfout”, groot gevaar loopt voor een andere grondfout, n.l. de onzichtbare en zichtbare kerk te vereenzelvigen, en de beloften van ”het genadeverbond evenzoo met de geestelijke omhelzing, daar hij zegt: „zoomin mogen wij stellen, dat de uitdrukking „in Christus tot genade aangenomen” niet in wezenlijken zin zou moeten worden verstaan.”
Dan houden wij ons liever aan Calvijn, Inst. III Cap. 24 § 4: „Wij weten, dat de beloften ons dan eerst krachtig en bevorderlijk zijn, wanneer wij die door het geloof aannemen, daarentegen, wanneer het geloof verijdeld wordt (dat is: niet gevonden wordt), zoo is ook de belofte mede te niet gemaakt.” Elders zegt Calvijn weder: dat de door den doop verzegelde beloften „geen profijt of voordeel geven, tenzij ze door het geloof worden aangenomen”.
                                                                             d.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1932

De Wekker | 4 Pagina's

Een oude beschuldiging

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1932

De Wekker | 4 Pagina's