Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De bondszegelen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De bondszegelen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat Dr. Kuyper tot zulk een eenzijdige verbondsleer is gekomen om in het verbond alleen te rekenen met geestelijk zaad en met uitverkorenen, een zienswijze die gelijk wij zagen volgens Calvijn doopersch is, moet verklaard worden uit de logische en filosofische redeneering van dezen genialen denker. Bij een beschouwing als van Dr. Kuyper is het ten eenenmale onmogelijk om den reformatischen grondslag in de verbondsleer te handhaven.
De Reformatoren, aan wier hoofd Calvijn staat, gingen uit van de stelling, dat God het genade verbond had opgericht met Abraham en zijn zaad. Niet met zijn geestelijk, maar met zijn natuurlijk zaad. Wij hebben hier een letterlijke uitspraak van Calvijn in zijn commentaar op de Handelingen der Apostelen, reeds door ons aangehaald.
Maar Kuyper heeft een gansch andere verbondsleer.
Hij gaat uit van het genade verbond van eeuwigheid opgericht met Christus en in Hem met de uitverkorenen. Hier is Kuyper nog wat logischer in zijn redeneering dan Comrie, waarmede tegenwoordig Ds. Kersten schijnt te dwepen alsof Comrie het laatste en beslissende woord inzake verbondsleer gesproken heeft. Men moge Comrie eeren, omdat hij in een tijd van verval getracht heeft een lans voor de leer der waarheid te breken, maar ook Comrie is niet ontkomen aan de reactie, die een dergelijk apologetisch optreden altijd met zich medebrengt. Maar dit zou een afzonderlijke bespreking eischen.
Genoeg zij, dat Kuyper tegenover Comrie getracht heeft een rectificatie aan te brengen. Al waardeert Kuyper hetgeen Comrie gedaan heeft om in een tijd van zoo groot verval de gereformeerde leer weer te handhaven, toch ging volgens Kuyper Comrie verkeerd in betrekking tot de vraag: met wie het genadeverbond isopgericht. Ongelukkigerwijze heeft Comrie toen een verkeerde lijn getrokken. Hij bedoelde het goed, toen hij zeide: het genadeverbond is met de uitverkorenen gesloten en om dan toch met Christus uit te komen leerde hij, dat .Christus de eerste uitverkorene was.
Hierin nu ging Comrie volgens Kuyper verkeerd.
Door Christus tot één der uitverkorenen te maken heeft hij het supralapsarisme van Gomarus en Maccovius op een al te sterke wijze gedreven en de Christologie bedorven. Dan toch kan niet de Zoon van God, maar alleen de mensch Christus Jezus zijn uitverkoren. En daarmee is de Christologie op eens absurd nestoriaansch gemaakt.
En wanneer Kuyper op deze manier Comrie, die hij eerst als een verdediger van de gereformeerde leer heeft verheerlijkt en daarna in den nestoriaanschen hoek heeft gezet, heeft becritiseerd, stelt Kuyper zijn princiep in de leer des verbonds en zegt: het genadeverbond is alleen met Christus gesloten. Elke andere voorstelling is verkeerd. Het is uitsluitend een eeuwig genadeverbond.
De voorstelling alsof wij in de eeuwigheid een verbond hadden met Christus en in den tijd met de uitverkorenen wordt door hem afgewezen, en uitsluitend een verbond der genade in de eeuwigheid met Christus als het hoofd der uitverkorenen.
Nu is noch aan Comrie noch aan Kuyper moeilijk de lof te ontzeggen van het speculatieve denken. Zelfs valt uit systematisch oogpunt en naar filosofisch-theologische methode veel voor deze gedachtegang te zeggen.
Wanneer men alleen hulde wil brengen aan de logische actie van het denken, wanneer men uit een groot logisch princiep wil redeneeren, is het te verstaan, zoowel van Comrie als van Kuyper, dat zij de ideële gedachte van de verkiezing als uitgangspunt voor heel hun verbondsleer stelden.
Toch meen ik, dat een gereformeerd theoloog het veiligst zal gaan als hij niet wil doordringen in het verborgen denken van den Allerhoogste, maar als hij in ootmoed buigend onder Gods Woord zegt: de verborgen dingen zijn voor den Heere onzen God en de geopenbaarde voor ons en onze kinderen.
Wie het verbond der genade naar de eeuwigheid heentrekt komt tot een apriorisme, dat niet ver af ligt van een gereformeerd determinisme.
Wie de Heilige schrift leest als Calvijn, die nooit de speculatieve maar altijd de analytische methode gevolgd heeft, wanneer hij zijn verbondsleer heeft ontwikkeld, vindt nooit anders dan dat Gods Woord belijdt, waarop ook onze gereformeerde belijdenisschriften zich gronden, een genadeverbond, dat God in den tijd met den mensch opricht, en waardoor werkelijk God de God van een zondaar wordt, opdat die zondaar in den weg van dat verbond het eigendom van God zou worden. Zoo zegt dan de God des verbonds: Ik ben Uw God en dan leert de mensch door genade belijden: Ik ben des Heeren.
Wie zou willen wijzen op hetgeen ons doopsformulier zegt, waar toch ook sprake is van een eeuwig verbond, die diene niet over het hoofd te zien, dat hier niet gesproken wordt van een verbond Van eeuwigheid, maar over een genade verbond tot in eeuwigheid. Er staat niet „heeft opgericht als in den verleden tijd, maar opricht, d.i. thans op dit oogenblik. Een verbond dus, dat in de eeuwigheid nog zal zijn, een reuk des levens ten leven of een reuk des doods ten doode.
A. (Apeldoorn)                                                            S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1932

De Wekker | 4 Pagina's

De bondszegelen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1932

De Wekker | 4 Pagina's