Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en staat

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de bladen van de Berlijnsche „Christlichen Zeitschriften Verein” schrijft Dr. O, Dibelius, generaal-opperintendant en bekend voorman der protestanten in Duitschland, over de vraag: hoe de Duitsche Christenen in deze dagen stemmen, eenige interessante bijzonderheden, die wij hier uit De Nederlander overnemen.
„In Duitschland zijn er thans ongeveer 3 millioen dissidenten (die bij geen kerk zijn aangesloten), ruim 20 millioen Roomsch-Katholieken, een half millioen Joden en 40 millioen Protestanten. De dissidenten stemden bij de presidentsverkiezing in hoofdzaak den communist Thälmann. De Roomsch-Katholieke kiezers, van wie de kleinste helft op het centrum stemt en de overigen, behalve een paar honderdduizend Roomsch-Katholieke communisten, zich verdeelen over de nationaal-socialistische partij (welke partij toch immers juist in het Roomsche Beieren groot geworden is), den Stahlhelm en de sociaal-democratische organisaties zijn bijeengenomen dus in meerderheid Hindenburgstemmers (naar schatting voor twee derde gedeelte); van de 18½ millioen Hindenburgkiezers zullen er 8 millioen Roomsch-Katholieken zijn. De Protestantsche Christenheid is ongeveer voor de helft in het Hindenburg-kamp, voor de andere helft in het kamp der nationale oppositie vertegenwoordigd. De kiezers van Hitler en Düsterberg zijn voor meer dan twee derden Protestanten, die van Hindenburg voor de helft. Globaal is de verhouding, dat Hindenburg (en met hem de tegenwoordige regeering!) achter zich heeft ongeveer 10 millioen Protestantsche en 8 millioen Roomsch-Katholieke stemmen, de nationale oppositie (Hitler, Düsterberg) eveneens een 10 millioen Protestantsche en voorts een 4 millioen Roomsch-Katholieke stemmen. Relatief steunen de Roomsch-Katholieken Hindenburg en de regeering dus sterker dan de Protestanten; een eveneens relatief is de invloed van het Protestantisme in het kamp der nationale oppositie sterker dan in het regeeringskamp. Nu is er natuurlijk wel verschil tusschen Protestant en Protestant, maar men kan, gezien de publieke uitingen, aannemen, dat orthodox en vrijzinnig Protestantsch zich ook vrijwel op gelijke wijze over de twee kampen verdeelen. Vooral de oer-protestantsche landen als Mecklenburg, Pommeren, enz. zijn overwegend Hitleriaansch.”
Met deze mededeelingen van iemand, die deskundig mag worden geacht, blijkt dat de scheidslijn Hindenburg-Hitler niet verticaal, maar horizontaal wordt. Want hij loopt dwars door de Protestanten en Roomschen heen. ’ Hoewel Brüning Roomsch is, heeft hij dus niet den individueelen steun van alle Roomschen en hoewel Hindenburg overtuigd Protestant is, heeft hij niet den steun gehad van het Protestantsche deel van het Duitsche volk.
Dat is wel heel merkwaardig en bewijst, hoe verward de politieke situatie in Duitschland is. Op het oogenblik is er een geweldige propaganda met het oog op Zondag 10 April, den dag waarop een herstemming zijn zal tusschen Hindenburg en Hitler.
Dat de eerste gekozen worden zal, is aan geen twijfel onderhevig, ondanks de geweldige propaganda, die er door Hitler en zijn aanhangers gemaakt wordt. De regeering maakt deze propaganda niet gemakkelijk en zij tracht op alle mogelijke wijzen haar te handicappen. In hoeverre haar dit gelukken zal, durf ik niet zeggen. Ik vrees nog altijd, dat men er het tegenovergestelde mee bereikt van hetgeen men hoopt te bereiken.
’t Doet wel een weinig vreemd aan, dat men nu eensklaps van allerlei revolutionnaire plannen van de Nazi’s hoort, wij zeggen niet dat deze niet kunnen bestaan, maar dat zij tusschen de eerste en de tweede ronde pas zijn ontdekt en nu tegen Hitler worden uitgebuit. Wij zullen rustig het resultaat van 10 en 24 April moeten afwachten. Eerst dan zullen wij weten, hoe het in werkelijkheid staat. Dwaas, dat de gewezen Duitsche kroonprins op een tamelijk uitdagende wijze heeft medegedeeld, dat hij ditmaal op Hitler zijn stem zal uitbrengen. Dat zal de zaak van Hitler geen goed doen en ik vermoed, dat Dr, Göbel, de adjudant van Hitler, zich bij het vernemen van deze mededeeling de woorden van Virgilius zal herinnerd hebben: Non tali auxilis, d.w.z. aan zulke hulp hebben wij geen behoefte. Vooral nu uitlekt, dat men er in die kringen toch ernstig aan moet gedacht hebben den kroonprins tot gemeenschappelijk candidaat voor rijkspresident uit te roepen tegenover Hindenburg, voor de stemming op 10 April.
De kroonprins zelf schijnt er wel ooren voor gehad te hebben, maar de ex-keizer, die blijkbaar de situatie beter doorzag dan de kroonprins, heeft daartoe zijn toestemming niet verleend. Gevolg, dat het tot deze candidaatstelling niet gekomen is. Maar dan had ook het Huis Hohenzollern zich voorgoed in Duitschland onmogelijk gemaakt.
Nu heeft de kroonprins het gedaan. Dat blijkt duidelijk uit een Duitsche correspondentie, waarin ik eenige mededeelingen overneem, die het gevoelen van een groot deel van het Duitsche volk weergeven. Dat een Hohenzollern tegen Hindenburg stelling neemt, wordt hier als een groote ondankbaarheid gevoeld. Tegen Hindenburg, die zich in den tijd van Duitschland’s nood bereid verklaard heeft zich voor den chef van het Huis van Hohenzollern, den naar Nederland uitgeweken keizer, op te offeren.
De Voss. Ztg. brengt den brief in herinnering. dien Hindenburg, toen de Entente de uitlevering van Wilhelm II eischte, op 9 Juni 1919 aan den Franschen opperbevelhebber Foch schreef:
„Als oudste soldaat in dienstjaren, en op het oogenblik eerste militaire adviseur van mijn keizer en koning, beschouw ik het als mijn plicht, uit naam van het oude Duitsche leger tot u als opperste vertegenwoordiger der legers der geallieerde en geassocieerde mogendheden, deze regel te richten en u te verzoeken te bewerken, dat van den eisch tot uitlevering van Z. M. den keizer afstand wordt gedaan. Als opperste chef van het leger, dat gedurende eeuwen de traditie van soldateneer en ridderlijke gezindheid heeft hoog gehouden, moet gij deze opvatting naar waarde weten te schatten.
Ten einde deze smadelijke vernedering van ons volk en onzen naam ver te houden, ben ik bereid, elk offer te brengen, In plaats van mijn keizerlijken en koninklijken krijgsheer stel ik mij ter beschikking van de geallieerde en geassocleerde mogendheden. Ik ben overtuigd, dat elk ander officier van het oude; leger bereid is hetzelfde te doen.’’
De daad van dezen man is een onverantwoordelijke en roekelooze daad. Een daad, die hij stellig zal betreuren, wanneer hij de uitwerking daarvan ziet. Maar ook hierin is duidelijk Gods hand zichtbaar. Van de Hohenzollerns geldt, wat van de Bourbons na de Fransche revolutie getuigd werd: „Zij hadden niets geleerd.”
d. H. (den Haag)                                                                J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1932

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1932

De Wekker | 4 Pagina's