Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liturgische bijdrage (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liturgische bijdrage (III)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een vorige maal wezen we er op, hoe een liturgische handeling een plaats behoort te kunnen aangewezen worden binnen het raam van de Geref. opvatting onzer diensten, n.1. als samenkomsten van God met Zijn volk; officieel en als gemeente in haar geheel, dus als lichaam van Christus.
Hiermede is dan tevens reeds gezegd, dat men voorzichtig dient te zijn, met niet „van alles en nog wat”, direct maar liturgie te noemen.
Er blijve uit den aard vrijheid van beweging binnen den cirkel van het reeds geteekende princiep. Anders kan zoo licht liturgie veranderen in dood-formalisme, of in knechtelijk juk. Omgekeerd versta men, dat datgene wat uit het princiep wezenlijk voortvloeit, en kerkelijk is gesanctionneerd, niet mag worden veronachtzaamd. Aan ordinantiën Gods is heel ons leven gebonden, met name ons geestelijk leven. Zou dit dan niet gelden in nog verhoogde mate van zoo voornaam stuk van ‘s Heeren’dienst, als de samenkomsten des volks met hun God?
Hieruit volgt alzoo, dat voor echte en rechte liturgie een objectieve, principieele basis moet aangewezen kunnen worden. Met andere woorden, men dient naar vaststaand princiep te kunnen aanwijzen, waarom men deze of die handeling doet. Kan men dat niet, dan is het de vraag, of men zoodanig geval wel betrekken mag onder de rubriek: Liturgie.
Alzoo niet maar de vraag is dit of dat stichtelijk, gevoelig, eerbiedig, ordelijk, mooi, practisch, of (al zéér absurd!) effectvol. — Dit alles kan zoo zijn; er zouden zelfs uit ander oogpunt waardevolle elementen in kunnen aangegeven worden; maar dit alles is zonder meer nog geen liturgie. Men meent in sommige kringen, dat men „liturgisch” bezig is, door „hier een versje, daar een versje”, hier een gebedje, daar een ontboezeming; hier een afwisseling, daar een „verpoozing”, en wat daar zoo maar verder volgt. Maar zóó gaat het niet.
Men dient, zoo men van liturgie zal willen spreken, voor zijn acties bij den cultus een princiep te kunnen aanwijzen.
Anders krijgen we zoo zachtjes aan een categorie van liturgie, waarbij kan worden opgenomen b.v. of men bij ‘t binnentreden van het kerkgebouw zijn schoenen (z’n „voeten” liever niet!) zal afvegen op de mat; of men voor de dienst aanvangt z’n hoofddeksel moet afzetten, enz. enz. Allemaal dingen die ik best goed kan vinden; en die met tal van zaken te vermeerderen zijn, maar die men m.i. daarom nog maar niet onder liturgie onderdak moet brengen.
Men kan zoodoende van alles…… alles maken.
Anderzijds worde dan evenwel streng vastgehouden aan wat wèl principieel gegrond zij. Evenzeer rijst de vraag, of datgene, wat niet principieel geworteld staat, Dok verandering, verbetering, wijziging, behoeft; en zoo ja, dan worde dit ook niet nagelaten. Mits men kan aantoonen, dat het voorgaande. minder {of in ‘t geheel niet) principieel was; en het thans gebodene wèl, of meer principieel is.
Wat daarbij officieel tot de liturgische voorschriften eener kerk behoort, mag in geen geval veranderd op eigen gelegenheid. Dit behoort tot de taak der kerk in haar geheel. Gelijk dan ook alleen datgene officieel mag geheeten worden, wat niet door één persoon, maar wat door de Kerk is vastgesteld.
Geldt het nu zaken die als zoodanig niet door de Kerk zijn vastgesteld; b.v. wanneer men in de samenkomst der gemeente tot de bediening des Woords den tekst zal voorlezen, en diergelijke; dus zaken die men in zekeren zin op eigen gelegenheid regelt, dan is afwijking van een of andere methode, die door een ander wordt gebezigd of algemeen wordt gevolgd, zeer zeker geoorloofd, ja zelfs plichtmatig, indien n.l. kan aangetoond worden, dat voor zoodanige wijziging een principieele of ook grondige reden bestaat. Kan b.v. uit zulk princiep der liturgie, en in casu naar Gereformeerd belijden, worden aangewezen dat een of andere opvatting, of eenig gebruik moet afgekeurd, en een andere moet worden aanbevolen, dan zou het slechts blijk geven van verkeerd conservatisme en niet van principieele liturgische bewustheid, bijaldien men weigerde het gegevene in te ruilen voor het betere.
We zouden echter te ver buiten ons bestek geraken.

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1933

De Wekker | 4 Pagina's

Liturgische bijdrage (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1933

De Wekker | 4 Pagina's