Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerst-naklanken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerst-naklanken

Hooren en Zien.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen de Engelen in den Kerstnacht naar de hemelen weggevaren waren, zeiden de herders tot elkander: laat ons dan heengaan, …… en zien het woord, dat ons verkondigd is.
Hooren en zien; ’t behoort saam.
Het gaat om het zien; maar dat zien is niet los van het woord.
Calvijn zegt zoo schoon, dat we een geloovige gemeenschap met den Christus in het gewaad der Heilige Schrift moeten hebben. Dus een Christus niet naar eigen model, maar zooals de Heere Hem ons heeft bekend gemaakt.
We zijn blind niet slechts in het stuk onzer ellendekennis, zegt Comrie; maar ook in dat der Verlossing. Dit geldt reeds in historischen zin. Sommigen zeggen wel eens: wat geeft het mij of Jezus al geboren is in de stal, en niet in mijn hart. Wat heb ik aan een Jezus (zoo heet het dan) van vijf letters enz. enz. — maar toch is dit zonder meer geen juiste redeneering. Een papieren Jezus kan mij niet zalig maken; deze uitdrukking moge goed bedoeld zijn, maar is toch zeer onvolledig. Iemand zei eens tegen mij: Dominee, het moet niet hier {en hij wees op zijn voorhoofd) zitten, maar daar (toen wees hij op zijn hartstreek); is ’t niet zoo dominee? Ik antwoordde: neen het is zoo niet. — Wat!, zei hij, is dat zoo niet? Wel neen zei ik, ’t moet niet zitten in uw hart in plaats van in uw hoofd; ’t moet in allebei: èn in ’t hoofd èn in ’t hart. En als ’t niet eerst in ’t hoofd komt, dan komt ’t allicht ook niet in ’t hart; want zonder historisch geloof zal het zaligmakend geloof niet zijn. Het historisch geloof; het kennen met het ’t verstand, het weten uit het Woord, enkel in voorwerpelijke openbaring moge tot zaligheid onvoldoende zijn; dat is wat anders, maar noodzakelijk is dit alles toch wèl, het gaat zelfs aan het andere vóóraf. Wie niet weet. dat er een Jezus geboren is, kan er ook moeilijk in gelooven. Hier geldt, dat het geloof is uit het gehoor. Gods openbaring aan ons; de boodschap aangaande DE BOODSCHAP, is om tweeërlei reden noodig en gaat voorop.
Ten eerste, omdat we deze heilsfeiten anders niet zouden weten. Ten tweede omdat we ze anders niet eens zouden verstaan in hun beteekenis, waarde en bedoelen, Het „dat” en het „wat”; beide moeten ons door openbaring aan ons, door het woord, door de religio objectiva {de geopenbaarde religie aan ons} worden bekend gemaakt.
Anders komen we op het glibberig doolpad van mysticisme (wel te onderscheiden van ware mystiek).
De herders zouden zonder die boodschap zeker niet naar Bethlehem dien nacht zijn opgetogen; ook hadden zij zonder der Engelen woord, de ware troostvreugde voor zichzelf er in gemist.
Maar zoo nu ook omgekeerd; is hooren niet het één en het al. Het moet komen tot zien. Dat wil naar zijn geestelijke strekking zeggen: dat de religio objectiva moet opgeluisterd in de religio subjectiva (de beleving der openbaring).
Op den Christus der openbaring moet het hart geloovig amen leeren zeggen. Gods belofte in Christus is een woord dat een daad is. In ’t Grieksch staat voor het woordeke: het woord, dat de Engel etc.: rèma dat beteekent een daad. Een woord, dat een feit is. Gods belofte de belofte des evangelies is niet maar een vriendelijke toezegging, welker vervulling objectief nog van iets zou afhangen, neen, Gods belofte is volmaakt, ’t is niet slechts een verklaring van gewilligheid, maar in Christus Jezus ligt in de kribbe de daad Gods, de daad onzer verlossing. Er is geen tittel, geen penning, geen zucht of wat ook aan toe te voegen. Het eenige, wat noodig is, om (let wei) er in te deelen is: geloovige omhelzing; dat is neen niet een soort voorwaarde om de belofte objectief tot haar volle beslag te krijgen, maar het is de weg om er subjectief in te deelen.
Zulk geloof beoefenden de herders; het was zelf al een der vruchten van de Heere Jezus en zijn Borgwerk; het geloof, het is opgaan en zien, het kennen n.l. dat zoo diep en innig is, dat het op dit voorwerp der kennis nu ook vertrouwt, dat noemt de Schrift geloof. Dat is het zien. Waardoor ik aan zijn Persoon en alzoo aan al zijn weldaden deelgenootschap verkrijg. En nu van tweeën één: òf het is waarlijk geestelijke ontdekking; maar dan kan ik het niet stellen met deze kennis mijner ellende alleen; ik zou er onder sterven; ik wil bij ware ontdekking nu ook van mijn ellende af; en verneem ik dan die blijde Evangelieboodschap, dan zal de ziel niet kunnen nalaten er gebruik van te maken; dan ga ik naar Bethlehem heen; dan kan ik niet van dien Zaligmaker afblijven; dan zijn de uitgangen der ziel naar dien Jezus, dien God mij in zijn woord en’boodschap heeft verkondigd. God verkondigt mij juist. Dat wil zeggen: Hij is mij met goddelijk gezag aanbevolen, aangeprezen; ik word van niemand minder dan van den hoogen souvereinen God, van mijn heiligen Rechter zelf er mee bekend gemaakt, dat Hii een weg voor mij heeft ontsloten ter ontkoming…………. dat ik kan, en mag en moet komen; en dat het de moeite waard is.
Zonder zulk zien is de kennis, is het hooren niet tot zijn volle recht gekomen; niet tot zijn Godverheerlijkende vrucht. Het werd intellectualisme; formalisme; de dood in de pot; het wordt een omgang die niet vruchtbaar is.
En wie zoo mag gaan, en zoo mag zien, die komt niet ledig uit Bethlehem terug, want die heeft in dien Christus alles gevonden wat ik in mezelf mis, en wat toch noodzakelijk is. Dan zie ik Hem als den Borg voor mijn schuld; maar ook ais de bron van al mijn leven; door Wien ik God zelf weer terugontvangen heb; gelijk ik in het Paradijs niet Jezus maar God verloren heb. Dan is Christus de Middelaar der verzoening, maar ook der vereeniging, der zalige gemeenschap met God, Dan keeren wij weder lovende en prijzende God over alles, wat wij gehoord en gezien hebben. Dan is er weer levensinhoud, en levensmotief, Dan hebben we ook een boodschap aan een in den dood liggende wereld rondom ons. Hoe meer we dan maar mogen gehoord hebben, hoe meer en dieper we zullen kunnen zien, en inblikken in het wonder van het Wonder.

Wisse.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1934

De Wekker | 4 Pagina's

Kerst-naklanken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1934

De Wekker | 4 Pagina's