Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. H. te L. vraagt eenige toelichting betreffende het Vegetarisme. Met het oog op de mij toegemeten ruimte in het kort dit.
Het vegetarisme ijvert voor een voedingssysteem, dat het gebruik van voedingsmiddelen, ontleend aan het gedoode dier uitsluit. De strengere vegetariërs — want er is nogal verscheidenheid onder hen, willen een absolute afwijzing van alles, wat aan het dierenrijk ontleend is. Bij deze laatsten gaat het veg. menigmaal gepaard met een afwijzen van alles, wat niet rechtstreeks natuurproduct is. Men wijst dan ook tabak, alcohol enz. af en is voorstander van de natuurgeneeswijze, neemt positie tegen vivisectie enz.
Het veg. in zijn eenvoudigsten vorm is niet nieuw. De historie doet het ons zien als een nevenverschijnsel van mystisch-religieuze-geestesstroomingen. Aan de Indische religies als Budhisme en Hindoeïsme is het onafscheidelijk verbonden. Grieksche wijsgeeren was het niet vreemd en sommige Neo-Platonische mystieken ijverden er voor.
In den tijd der Renaisance komt het weer naar voren als een uitlooper der toen weer nieuwe verdedigers vindende natuurmystiek, waarbij men dan, tot zelfs in zijn voedsel toe, een zoo nauw mogelijke aansluiting aan de natuur zoekt.
Nu verwondert het ons niet, dat wij, wanneer in onzen tijd verschillende bewegingen opkomen, die op deze oud-Oostersche gedachten en ideeën geënt zijn, als bijkomstig verschijnsel ook de propaganda voor het vegetarisme weer naar voren komt.
Theosofie, Anthroposofie, Rein-leven-beweging enz. zijn dan ook de stroomingen, die met min of meer klem streven naar een vegetarisch leven.
De Vegetarische Bond is dan ook „interkerkelijk”, vogels van diverse pluimage behooren tot haar,
Eens is men het niet over de beteekenis van den naam vegetarieër. Of men het moet zien als een afleiding van „vegetabilis” (plantaardig) of van „vegetus” (gezond) wordt beslist door het persoonlijk standpunt of men al of niet een strenge opvatting huldigt.
De motieven, waarmede men het vegetarisme verdedigt, zijn verscheiden.
Het eenvoudigste is wel het medisch motief. Men wijst dan op de schadelijkheid voor het menschelijk lichaam gelegen in het gebruik van vleesch enz. De mensch is daar niet op aangelegd. Zijn gebit en darmstelsel wijzen hem een plaats aan onder de vruchten- en planteneters en niet onder de vleescheters.
Een ander motief is het sociale. Het vleesch eten maakt het leven duur. Het wekt wangunst. „In vele gezinnen die nauwelijks kunnen rondkomen wordt vleesch gegeten uit fatsoen. Waar men dit niet bekostigen kan, worden antisociale gevoelens van nijd en afgunst gekweekt jegens hen, die zich dit voorrecht wel verschaffen kunnen” zoo luidt het in een propagandageschrift, dat hier voor mij ligt. Wanneer allen plantaardig voedsel gebruiken is men een eind op weg naar de oplossing van vele sociale vragen.
Dieper ligt het etisch, gevoelsmotief. Om dieren te kunnen eten moeten zij gedood worden. Vóór dit dooden ligt het fokken, mesten, vervoeren enz. Dit alles sluit dierenleed in en beleedigt het gevoel van den mensch. Het maakt den mensch tot een wreedaard. Geweld en dwang zijn onzedelijk, zoo wordt het dooden van dieren tot een onzedelijke daad. En daardoor ook het eten.
Eindelijk is er het mysterisch-religieus motief. Dan wordt het vegetarisme een onderdeel van een zekere verlossing van den mensch. De mensch stamt uit de natuur. De „Natuur” is ons aller moeder. Der kinderen heil ligt in het nauw verbonden zijn aan moeder-natuur. Nu heeft de cultuur ons daarvan losgemaakt, tot zelfs in de voeding toe, „terug naar de natuur!” wordt nu de leuze. Hier ritselen pantheïstische addertjes onder de rauwe kost, die deze natuurminnaars zoo graag onder hun tanden hooren kraken. Immers het dicht leven bij de natuur ook in hun voeding brengt hen nader tot het groote „Al” in de mystiekerige beleving der eenheid met alle schepselen. Van schuld en oordeel en deszelfs opheffing in het, nooit uit de natuur af te leiden noch te verklaren kruis van Christus, is hier geen vaag besef. Hier grijpt de gevallen mensch zich vast aan de natuur, die met hem onder hetzelfde oordeel ligt en komt derhalve in deze verlossingsmystiek nooit verder dan de mede door zijn val vervallen schepping.
Wat zegt de Schrift nu van dit vegetarisme?
Rechtstreeks zegt de schrift niets van deze dingen. Wie uit een oogpunt van gezondheid het vegetarisme meent te kunnen verdedigen is niet in strijd met de schrift. Zij toch gebiedt aan den mensch niet om vleesch te eten.
Wel laat de schrift ons zien de vergunning Gods aan den mensch om ook voedingsmiddelen, ontleend aan het dierenrijk te gebruiken. En deze vergunning is om der zonde wil gegeven.
In Gen. 1 : 29 gaf God aan den mensch alle zaadzaaiende kruid en alle vruchtdragend geboomte. In Gen. 3 : 18 is dit uitgebreid tot alle kruid des velds. Maar in de nieuwe ordeningen, die de Heere na den Zonvloed geeft, wordt in Gen. 9: 3 ook het dierenrijk tot voedsel van den mensch ter beschikking gesteld. Dit is dus een bizondere beschikking des Hee-ren met het oog op de zwakheid van den mensch. En daarmede is deze spijze goed te achten. 1 Tim. 4 :3.
Is de mensch daarmede nu gedegradeerd tot een verslindende wreedaard? God zelf gaf in Gen. 9 bij de vergunning de beperking, verbiedende de wreedheid. Ook is de mensch door deze beschikking Gods geen levensverslinder. Wederom in Gen. 9 bepaalde de Heere zelf dat de mensch niet moet meenen, dat hij het dier verslindt, alleen het vleesch is hem tot spijze gegeven. Daarom moet het bloed wegvloeien.
Wie dan ook op grond van de Schrift wil eischen, dat men vegetarieër zij, is met de lijn der schrift in strijd.
Het voorbeeld van Christus, waarop men in dergelijke kringen zich zoo gaarne beroept, toont het tegenbeeld, van wat men beweert. Christus zegent de vischvangst zijner jongeren meer dan eenmaal en nuttigt de maaltijd, waarbij de visch een telkens wederkeerend gerecht is, met hen, zonder ooit afkeurend over hun beroep noch spijze te spreken.
Het tegendeel: Hij vermenigvuldigt de twee visschen, die aanwezig zijn tot spijziging van een groote schare.
Deze en dergelijke buitennissigheden komen daar op, waar men de eenvoudigheid der waarheid heeft losgelaten en is gaan leven bij eigen gedachten.
Men „heeft” dan toch wat, wat men tot een soort religie maakt en waarvan men warm wordt, maar intusschen gaat men aan den grooten eisch voorbij: Tenzij dat gij het vleesch van den Zoon des menschen eet en zijn bloed drinkt, zoo hebt gij geen leven in u zelven.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1935

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1935

De Wekker | 4 Pagina's