Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Predikatie over Judas 3b - II en III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Predikatie over Judas 3b - II en III

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gehouden door Ds. A.H. Hilbers in de ure des gebeds voor de examina aan de Theol. School te Apeldoorn op Maandag 1 Juli j.l.

Als we vragen waarom Judas zoo aandringt om te strijden voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is, dan vinden we hierop een antwoord in het volgende vers. Daar zegt hij, dat sommige menschen de gemeente des Heeren zijn binnengeslopen om er heimelijk een verderfelijken invloed uit te oefenen. Neen, niet openlijk en ridderlijk treden deze menschen op met hun bedoelingen, maar onder vromen schijn dringen zij binnen met de bedoeling de gemeente Gods van de waarheid af te voeren.
Is dit niet menigmaal de manier, waarop dwalende geesten ingang zoeken te vinden bij de geloovigen? Aanvankelijk stemmen zij kortelijk in met de belijdenis der waarheid, zooals de Kerk die leert, maar straks, onder allerlei voorgeven van sommige stukken der waarheid dieper te willen verstaan, of anders te willen toepassen, of meerder licht over duistere zaken te willen ontsteken of moeilijke problemen tot klaarheid te willen brengen, zoekt men de gemeente op andere paden te leiden en haar beleden waarheid des geloofs krachteloos te maken.
O, Gel, Gods Kerk heeft al zoo menigmaal de gevaren ondervonden van broeders, die binnen slopen en ter goeder trouw aanvaard werden als broeders, maar die later zooveel ellenden veroorzaakten.
Judas kent ze ook, die heimelijk de waarheid Gods krachteloos zochten te maken. Zie, wat ze bedoelen. Zij veranderen de genade Gods in ontuchtigheden en daarbij verloochenen zij den eenigen Heerscher God en onzen Heere Jezus Christus.
Welk een verderfelijke, God onteerende dwaling. De leer van Gods vrije genade en schuldvergeving wordt door hen misbruikt om te leven in alle losbandigheid, zedeloosheid en gruwelijke zonden Men beweert, dat de genade Gods in Christus toch alles weer wegneemt, zoo-dat men zondigt, opdat de genade Gods te meerder zal worden. Genade geeft hun vrijheid om te zondigen.
Alzoo leiden zij een leven van ontucht en ongerechtigheden onder het vrome masker van te roemen in Gods genade. Maar moet hier niet van gezegd worden, dat zij metterdaad den heiligen God als hun Heerscher loochenen en evenzeer Jezus Christus als hun Koning en Heere? Die toch leeft in de zonde is een dienstknecht der zonde en geen dienstknecht Gods.
Welnu, met zulke gruwelijke leeringen traden sommigen op, die de gemeente des Heeren binnen geslopen waren. Hoe ontroert dit de ziel van Judas, den dienstknecht van Jezus Christus. Hij moet de geloovigen daartegen ernstig waarschuwen en in krachtvolle taal tee-kent hij in zijn schrijven deze vijanden. Hij noemt ze: Goddeloozen, die de genade veranderen in ontuchtigheden;
Geesteskinderen van Kaïn, Biliam en Korach;
Vlekken in de liefdemaaltijden der heiligen;
Waterlooze wolken, die van de winden omgedreven worden;
Boomen in het afgaan van den herfst; Wilde baren der zee, hunne eigene schande opschuimende;
Dwalende sterren, den welken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt.
Geen wonder, Gel, Want is het niet vreeselijk zoo menschen door zulken verleid worden, die meenen der waarheid Gods deelachtig te zijn en straks tot de ontzaglijke erkenning moeten komen voor eeuwig bedrogen te zijn?
Beseffen wij wel altijd het vreeselijke, geestelijke gevaar, dat aan dwalingen en ketterijen verbonden is?
De heilige schrijver Judas is daarover zoo ontroert, dat hij de geloovigen toch vermanen moet om te strijden voor het geloof, dat eenmaal der heiligen is overgeleverd.
Maar heeft dit ook ons, Gel, niet tot ernstige bezinning te brengen in de tijden, die wij doorleven?
Onze tijden kennen meer dan maatschappelijke en staatkundige moeilijkheden in het leven der volken. Daar is een strijd der geesten gaande, die een nieuwe wereld te voorschijn wil roepen, waarin niet alleen alle bestaande staatsen maatschappij vormen zullen te niet gemaakt worden, maar waarin ook God en Godsdienst verbannen zullen zijn om plaats te maken voor algeheele menschen staatsvergoding. Hoe vreeselijk zijn die satanische machten. Schrikt ons hart niet, als we hooren hoe in het Oosten van Europa Christus’ belijders bij tientallen gemarteld en gedood worden? En wat bij onze naburige volken geschiedt ten opzichte van den strijd tusschen Kerk en Staat is dit in princiepe niet hetzelfde ? O, gewis, machtige vijanden omsingelen Gods Kerk en zoeken haar ondergang en worden wij door dit alles niet gewezen op den antichrist, die in de laatste tijden komen zal?
Maar vergeet ook niet, dat heden ten dage binnen den kring der waarheidbelijders tientallen van richtingen en stroomingen zich openbaren, die altemaal bedoelen de Kerk van de vastigheden harer geloofswaarheden te berooven. Onder allerlei voorgeven, dat men het geloof der Kerk in overeenstemming zoekt te brengen met het wijsgeerig denken onzer 20ste eeuw, of dat men het probleem des Bijbels zoekt op te lossen, tast men het goddelijk gezag der H. Schrift aan, loochent men de cardinale leerstukken des geloofs, ja zelfs het absoluut eenig karakter des Christendoms. Hoevelen miskennen de waarde van de gegeven waarheden des geloofs en zoeken heil in allerlei subjectivistische bewegingen en groepen.
En wie ziet geen bedenkelijke verschijnselen binnen den kring der z.g.n. Gereformeerde belijders in den ruimen zin des woords. O, zeker, met den mond wil men nog gaarne roemen „dat men de overgeleverde waarheid des geloofs”, de aloude Gereformeerde leer der vaderen hoog wil houden. Maar hoe ijverig is men bezig, die ook in overeenstemming te brengen met het leven van onzen tijd. Van de scherpe belijndheid in leer en even wil men niets weten. Integendeel. Men zoekt naar levensverruiming en zet als Gereformeerd Christen zijn voeten op alle levensterreinen. Maar van de geloofsbeleving der goddelijke waarheden, zooals onze vaderen dit bedoelden, wil men niets meer weten. Bevindelijke mystiek acht men ziekelijk en ongezond, maar de hedendaagsche Christen moet wel volop kunnen genieten van hetgeen de moderne cultuur voortbrengt. Van een dienst der wereld, die de Christen te ontvlieden heeft, spreekt men niet zoo meer.
Gel, heeft dit alles niet op het geestelijk welzijn van Gods Kerk een geweldigen invloed?
O, zeker, naar buiten uit kan het kerkelijk leven nog wel bloeiend schijnen. Men bouwt nog steeds schoone moderne kerkgebouwen, massa’s gaan ter kerke en ten Avondmaal. Op wetenschappelijk, staatkundig en maatschappelijk gebied zoekt men zijn invloed te doen gelden en staat men in de voorste gelederen.
Maar dit alles zegt nog niets van den geestelijken welstand der kerk. Want, hoevelen van ons geslacht laten de waarheid Gods los en worden meegevoerd met allerlei verderfelijke religieuse en staatkundige stroomingen. Hoevelen verdwalen in allerlei secten en richtingen.
Wat al twijfelzucht aangaande de waarheid Gods openbaart vooral het opkomend geslacht van onzen tijd. En wat wordt er in de kringen der belijders weinig gesproken van de ware geloofsbeleving en de bevinding der kinderen Gods. Och, het is dat men elkander niet meer noodig heeft om te vertellen wat God aan de ziel gedaan heeft. Welk een slap kerkelijk besef kenmerkt zeer velen van onzen tijd. De kerkelijke strijd vindt weinig belangstelling meer bij de massa, omdat de liefde voor de overgeleverde waarheid en voor de heilige erve der vaderen versterft. ’t Liefst hoort men van een algemeen Christendom, waarin ieder zich moet thuis gevoelen en leeft men het liefst bij de algemeene waarheden.
Ziende op dit alles, moeten wij dan niet erkennen, dat er thans dreigende gevaren zijn, die de Kerk des Heeren van de leer der zaligheid zoeken af te voeren?
En indien wij het waarachtige heil voor de Kerke Gods en voor eigen onsterfelijke ziel beoogen, moeten wij ons dan niet daartegen in ’t geweer stellen, zooals Judas ons toeroept: dat wij strijden zullen voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is?
O, zeker, het moet ons met ernst vervullen. Het moet ons biddende doen zijn om van den Heere te smeeken, wat eens de dichter bad in Psalm 119 : 67 :

Maak in Uw Woord mijn gang en treden vast,
Opdat ik mij niet van Uw paân moog keeren;
En wordt mijn vleesch door ’t kwade licht verrast,
Ai, laat het mij toch nimmer over heeren,
Verlos mij Heer, van ’s menschen overlast,
Dan zal ik U naar Uw bevelen eeren.

III.

Zoo worden wij dus ten derde in Judas’ vermaning opgeroepen tot een heiligen strijd.
Strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen is overgeleverd.
Maar zullen we dit in waarheid kunnen doen, dan moet de vraag allereerst gesteld worden: zijt gij door Gods genade een deelgenoot van dit geloof? Hebt gij persoonlijk deel aan de waarheid, die ter zaligheid geopenbaard is? Of leven ook wij nog bij de zuivere waarheid krachtens opvoeding en traditie, zoodat we ons wel onder de banier der waarheid scharen, maar voor ons eigen hart er niet in deelen ?
Zoo ja, dan behooren wij ook bij het z.g.n. traditioneele Clrristendom, doch hoe gevaarvol moet dit geacht worden. Och, men kan zich daarin zoo gerust gevoelen. Men is dan toch geen ongeloovige, gelijk zoo velen, neen, men meent de waarheid Gods te kennen, men rekent zich bij de Kerk te behooren, roemt zelfs op zijn kerkelijke afkomst en op zijn vroom voorgeslacht. Hoe gevaarvol, zeggen we is dit, omdat men zich rijk waant, maar eenmaal bedrogen er mede uitkomt in de eeuwigheid. Zullen wij dan niet als kinderen des Koninkrijks, doch die nooit wederbarende genade gekend hebben, buiten geworpen worden? Maar ook, hoe gevaarvol is zulk een bloot historisch geloof in den strijd tegen de vijanden van de waarheid Gods. Zoo gemakkelijk worden we dan door de sluwe listen der vijanden hoe langer hoe verder van de waarheid Gods afgevoerd, terwijl we hart en geweten nog wat geruststellen met eenigen godsdienstigen vormen dienst.
Neen, Gek. zullen wij ware strijders zijn voor het geloof, dat eenmaal overgeleverd is, dan moeten wij het persoonlijk ook deelachtig zijn. De waarheid der genade moet door Gods Geest ons levens-bezit zijn geworden. Als verloren in ons zelf moeten wij onze eeuwige behoudenis gevonden hebben in Jezus Christus onzen Heere. Dan hebben we deel aan het eeuwige leven. Wat is dan de waarheid God ons dierbaar. Het schenkt ons een eeuwige zaligheid en ’t is voor ons de eenige troost in leven en sterven beide.
Als wij die goddelijke waarheid des geloofs bedreigd zien van alle zijden, zullen wij ook dan niet opstaan ten strijde?
O, gewis, laten wij daarom een oog hebben voor de gevaren, die dreigen. Laat ons wakende zijn en strijden tegen hen, die de waarheid Gods durven aan te randen, hetzij in leer, hetzij in leven. Laat ons dan strijden voor het geloof, dat ons dierbaar geworden is.
Als dit een roeping van alle geloovigen is, hoeveel te meer dan van de geestelijke leidslieden des volks, de voorgangers van de gemeente des Heeren. Moeten zij niet vooraan staan in den strijd voor het geloof? Zij hebben den vijand wel te onderkennen, zij hebben de Kerk te waarschuwen, zoo gevaren naderen en zich met alle kracht tegen den vijand te stellen. Dan toch kan die Kerk des Heeren de waarheid Gods onbesmet bewaren en zoo noodig dwalingen uit haar midden wegbannen. Leer- en levenslucht eischt toch de Koning der Kerk van haar, opdat de waarheid Gods in haar midden heerschen zal. Maar ook daartoe is noodig, dat we wel onderlegde en bekwame dienaren des Woords heb ben. Daarom is de opleiding onmisbaar want dan kunnen mannen bekwaamd worden in de kennis der geloofswaarheden, opdat zij in staat zijn die waarheden niet alleen te verkondigen, maar ook te verdedigen. Ook hebben zij kennis noodig van de onderscheidene dwaal-geesten, aie uitgaan om de geloovigen te verleiden. Zoo heeft onze Theol. School de krijgslieden Christi te vormen, die in staat zijn den strijd voor het ge-loof, den heiligen eenmaal overgeleverd, te strijden in onzen veelbewogen tijd. O, dat daartoe Gods onmisbare genade rijkelijk over onze Theol. School heersche en Zijn Geest in ruime mate in haar midden wone. Zoo geve de Koning der Kerk zelve aan Zijn Sion trouwe dienstknechten die staan mogen in de volle wapenrusting Gods, bezield met geloof, en gedrongen door de liefde Christi zich met lichaam en ziel hebben overgegeven voor den naam en zaak des Heeren.
Want vergeet dit laatste niet Gel. De strijd voor de waarheid Gods kan zware offers vragen. Het kost ons gewoonlijk de gunst der publieke wereld, het verlies van menscheneer en tijdelijk voordeel Hebben de vaderen der scheiding ook dit niet ondervonden? Wat zeg ik, de felle strijd om het behoud der waarheid Gods tegen de machten der helle, brengt Christus’ getrouwen ook heden ten dage in gevangenissen, ja ten doode. ’t Is naar Christus’ woord. In het laatste der dagen zullen er zware tijden zijn. Zij hebben Mij gehaat, zij zullen ook u haten. Voor stadhouders en koningen zult gij gesteld worden. Hoe menigmaal is dit reeds vervuld. Wie het voor de waarheid Gods opneemt, krijgt wereld en hel tegen zich.
Maar zalig de dienstknechten, die getrouw bevonden worden tot het einde toe. Zalig zij, die strijden den strijd des geloofs. Hoe heerlijk als de Koning der Kerk eenmaal betuigen kan: „Gij hebt kleine kracht en gij hebt mijn Woord bewaard en hebt mijn naam niet verloochend.”
Staat dan, Gel. in de volle wapenrusting Gods, dragende het schild des geloofs, het borstwapen der gerechtigheid, den helm der godzaligheid en het zwaard des Geestes hetwelk is Gods Woord.
Strijdt den goeden strijd des geloofs. Bewaart het pand u toebetrouwd.
Houdt wat gij hebt, opdat niemand uwen kroon neme, ja, strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen is overgeleverd. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1935

De Wekker | 4 Pagina's

Predikatie over Judas 3b - II en III

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1935

De Wekker | 4 Pagina's