Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods Woord en het nationale leven IX

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods Woord en het nationale leven IX

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het moderne leven in de 19e eeuw ontwikkelde zich naar de wetten, die de reflex boden van den autoritairen mensen. De geroemde vooruitgang bleek meer en meer toenemende ontbinding te zijn. In het kader der wetenschap is voor God geen plaats. Het wordt onwetenschappelijk geacht met Hem rekening te houden. Zo men de religie nog tolereert, het is in de binnenkamer; op het terrein van het publieke leven mag zij hoegenaamd geen invloed oefenen. De opbouw van het maatschappelijk leven heeft plaats naast den maatstaf van de evolutie, dat is in overeenstemming van ’t immer voort schrijdend levensproces, dat het meerdere zich uit het mindere ontwikkelt, „De mensch, die voormaals als een engel werd beschouwd, wordt nu gehouden voor een ontwikkeld dier.” Het modernisme leidde onherroepelijk tot het atheïsme, en wat nog aan z,g. godsdienst was overgebleven droeg het kenmerk van het naturalisme en pantheïsme. Van het occultisme werd de oplossing van het benauwend levensraadsel verwacht, en theosofie en boeddhisme werden geïmporteerd als de religie van den modernen mensch. Hoe schrikkelijk het er in de ziel van den „eubermensch uitziet, blijkt uit het woord van Meyer Benfey, in zijn „Modern Religion”: „Wij hebben God niet meer noodig, er is voor Hem in onze wereld geen plaats meer. Laat de oude kluizenaar in het bosch maar voortgaan, zijn God te vereeren. Wij, jongeren van Zarathustra, weten dat God dood is en niet meer zal opstaan”.
De roep om een nieuwe religie nam toe naarmate men meende met het Christendom afgerekend te hebben. Men heeft met kerk en geloof principieel gebroken. De christelijke leer als verouderd weggesmeten, maar men vraagt om nieuwe dogma en nieuwe moraal. Prof. H. Bavinck zeide „De tijd, waarin de tijd voor den godsdienst voorbij gerekend werd, vliegt nu met groote snelheid aan onze oogen voorbij. De verwachting, dat wetenschap, deugd of kunst den godsdienst overbodig zou maken, wordt nog slechts door weinigen gekoesterd. Juist het verlies van den godsdienst doet allerwege en groote getale de uitvinders van nieuwe godsdiensten opstaan. Uit de vreemdsoortigste en wildste elementen worden ze opgebouwd. Men gaat er voor te schole bij Darwin en Haeckei, Nietzsche en Tolstoi, bij Hegel en Spinoza; men reist er aan de hand van de geschiedenis, landen en volken voor af en zoekt zijn gading in Indië en Arabië, in Perzië en Egypte; men ontleent er bestanddeelen voor aan occultisme en theosofie, aan spiritisme en magie. En alles wordt daarbij tot voorwerp van religieuze vereering gemaakt, wereld en menschheid, heroën en genieën, wetenschap en kunst, staat en maatschappij, geesteswereld en natuurkracht. Ieder heeft zijn eigen godheid. Godsdienst heet niet alleen, maar is bij velen tot een private aangelegenheid geworden, die zij regelen naar welgevallen.”
Hoe onbegrijpelijk het ook schijne, maar de moderne natuurwetenschap is op haar beurt weer oorzaak, dat de nieuwe generatie het koude materialisme gaat inruilen voor het mysticisme. De wetenschap heeft haar belofte niet gehouden om het levensraadsel op te lossen. In allerlei vorm heeft zij getracht het verlossend woord te spreken, zij heeft ’t beproefd door bet natuur-wetenschappelijke materialisme, het religieus modernisme, en politiek liberalisme, maar zij bracht slechts bittere teleurstelling. Neen, ’t zieleheimwee naar het verloren Paradijsgeluk kan niet gestild door de wetenschap; vandaar dat onophoudelijk zoeken naar bevrediging. De gespannen verwachting van den modernen mensch is beschaamd.
Het hart eischt zijn rechten op, en zoo is tot in de wereld van het socialisme een geestelijke strooming, onder den naam van het „Keligieuze-Socialisme”, uitgebroken. Maar deze religie-zin is antichristelijk in haar wezen. Calvijn heeft onder de volgelingen van Marx geen plaats. Ds. Horreüs de Haas, een der priesters van het „Religieus Socialisme”, roept uit: „Wij hebben een nieuwen wereldblik gekregen in de eeuwen, die er tusschen de 16e en 20e eeuw liggen, en op redelijke, zedelijke en godsdienstige gronden vragen wij om een nieuwe religie, en een moderne levens- en wereldbeschouwing, die de plaats zal innemen van hetgeen Calvijn geleerd heeft. Bij dat welbekende traditioneele beeld van een calvinistische denkwijze kan men niet blijven staan. De moderne tijd vraagt om een religie voor den modernen mensch, met verwerping van ae calvinistische denkwijze. De moderne religie moet bestaan uit trekken van Goethe, wiens Faust wij kennen, van Tolstoi’s innerlijk Christendom, van Ibsen’s wilspanning op het absolute gericht, van Zola’s kreet om waarheid en sociale gerechtigheid, van Nietzsche’s eeuwigheidszin en zijn ja-zeggen ook tot het harden afgrondelijke leven; van Spinoza, die u alles leert zien in zijn eeuwigheidsverband, van Kant, die u buigen leert voor de majesteit, die het geweten beweegt, of van Hegel, die u het leven wil leeren verstaan als een zelfverwezenlijking van den oneindigen geest. Ziehier, de moderne religie, saamgesteld uit verschillende ingrediënten, maar pasklaar gemaakt voor den smaak van den modernen mensch. Hier gaapt de klove tusschen het evangelie van het Religieus-Socialisme en het evangelie van Christus, niet is „naar den mensch”. Hoe kan het anders! De moderne mensch, die zijn eigen „god” maakt, verordent ook den dienst, die hem wordt opgedragen, Hierin maakt de mensch zichzelf tot God, en knielt in aanbidding voor zichzelf neer.
Aldus de beeltenis van den modernen mensch in de verlichte 20e eeuw, gevormd en opgevoed in de school eener anti-christelijke wetenschap en cultuur. Zijn religie is zonder God en zonder Christus.
Hoe is ons volk ontzonken aan zijn historie en bestemming! De verwerping van Gods Woord is de ernstigste misdaad, die onzen tijd brandmerkt, de nationale zonde. Alle levensverhouding zijn scheef getrokken. De huidige wisselstand van ons volksleven moet op een deraillement uitloopen! De vraagstukken, die zich opeen hopen, houden alle verband met de schandelijke verkrachting van Gods Woord, want „Op den bodem aller vragen, ligt der wereld zondeschuld”! Hoe herinnert de moderne wereld in haar rondtasten naar steun en vastigheid aan het profetenantwoord: Men wacht naar vrede, maar daar is niets goeds, en naar tijd van genezing, maar zie, er is verschrikking.” (Jer. 14:9).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1935

De Wekker | 4 Pagina's

Gods Woord en het nationale leven IX

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1935

De Wekker | 4 Pagina's