Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

God geheiligd in priesterlijk naderen (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

God geheiligd in priesterlijk naderen (1)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Predikatie gehouden bij het biduur voor de examens aan de Theologische School, door Ds. L. H. v. d. Meiden van s Gravenhage-Centrum.Gelezen: Levitieus 10:1—11.Gezongen: Ps. 141 : 2, 4.Ps, 5. 2, 4, 5.Ps. 65 :2;Ps. 22 : 2

Geliefden, de Heere vraagt naar waarheid in het binnenste. Wij lezen dit ir Psalm 51 :8. Moet David getuigen, dai God lust heeft tot waarheid in het binnenste, David zelf heeft ook lust in oprechtheid voor des Heeren aangezichl (Ps. 25 : 21). De wedergeboren ziel heefl lust in die dingen, in welke de Heerï een behagen heeft. Het nieuwe leven is Geesteswerk en het is niet mogelijk, dal het werk des Geestes in strijd zou zijn met wat den Heere behaagt.
Een amerikaansche dichter liet ook na een gedicht getiteld: „Levenspsalm”. Hij laat daarin o.a. uitkomen, dat de dingen niet altijd zijn, zooals ze schijnen. Achter de maskers der beschaving, achter de vriendelijke gezichten in het omgangsleven, is zoovee! onwaarheid. En in het godsdienstig leven is deze ongerechtigheid ook niet uitgebannen. Velen roepen wel: „Heere, Heere”, maar wandelen in de wegen des Heeren niet. Er zijn hypocrieten, die mooi praten, tollenaarstaai spreken, maar in het hart een farizeër zijn.
Er is zooveel disharmonie tusschen woord en wandel, tusschen zijn en schijn, tusschen belijden en beleven. Dit moeten wij in ons leven ons gedurig voor houden Als we spreken tot God, als we naderen tot het Heilig Avondmaal, als wij naderen tot God in gebed, is er dan altijd harmonie tusschen wat wij schijnen en wat wij zijn?
Als wij predikers en aanstaande predikers de meest ernstige en meest heilige zaken op onze lippen nemen en zeggen, dat wij bewogen zijn met de zielen aan onze zorgen toebetrouwd, is dit dan werkelijk zoo en blijkt dit dan ook onder den kansel? Wij moeten waar zijn voor God en handelen naar Zijn Woord. Wij moeten maar geen arme van geest heeten, maar zijn; dan zijn wij recht ontdekten en buigen wij ons in stof en asch voor den Heiligen God neer en verstaan we, dat de Heere lust heeft tot waarheid in het binnenste.
Dan leeren wij ook den weg der genade kennen en komen wij tot Jezus om door Hem tot God in te gaan.
Dan vallen de snoeren in lieflijke plaatsen en wordt een schoone erfenis ons ten deel.
Laten wij ook in deze ure des gebeds waar zoeken te zijn voor Gods aangezicht. En als wij waar zijn, dan erkennen wij, dat er veel oorzaak is om te bidden. De examens staan gehouden te worden en de curatoren hebben te oordeelen naar waarheid. Zij hebben toe te zien dat de kerk door hun arbeid geen schade lijdt. Wij kunnen soms uit zwakheid dingen doen, welke God onvoorwaardelijk veroordeelt.
Er ware meer te noemen ’ En wij moeten nooit vergeten, dat het ambt van dienaar des Woords zo hoogst ernstig is; eveneens geldt dit het hoogleeraarsambt.
Een der hoogleeraren nam een beroep aan van een onzer gemeenten; waar hij beleed, dat de Heen hem daar riep, hebben wij te zwijgen Ten opzichte van onze Theologisch School komt de Synode daardoor strak; ook voor verschillende vragen te staan De Heere geve de Kerk in alles waar to zijn.
Wij willen in deze ure des gebed ons in dit opzicht nader door het Woord des Heeren laten onderwijzen. Laten wij, over die bediening des Woords eerst Gods zegen afsmeeken.
In degenen, die tot Mij naderen, zal Ik geheiligd worden en voor het aangezicht van al het volk zal Ik verheerlijkt worden.

Lev. 10 : 3b.
Het uit Egypte verloste volk is gelegerd aan den voet van den Sinai. Op het bevel dés Heeren is ook de tabernakel gebouwdAlles is gereed; de tentgordijnen, strak gespannen, vertolken in het heldere wit de heiligheid van den God des verbonds. Het hemelsch blauw en het purper met scharlaken op „het deksel der poort” prediken den weg des levens in Christus voor zondaren met hun scharlaken schuld. Het koperen waschvat glanst in de oostersche zonnestralen en de kleurenschittering van het geheel verkondigt de veelvuldige wijsheid Gods. Maar grootere dingen gebeuren hier. Van wege de zonde des volks had Mozes eenmaal zijn tent buiten het leger der kinderen Israels gespannen; nu staat Gods tabernakel in het midden van het volk en ….de wolk bedekt de tent der samenkomst en de heerlijkheid des Heeren vervult de tabernakel (Exod. 40).
Niet alleen is de tabernakel gebouwd en vervuld met de heerlijkheid des Heeren, maar ook zijn de verkoren priesters gezalfd. Ook zijn de offers voor hen gebracht, want zij zijn schuldige priesters (Lev. 8). Dan volgt de intree der priesters; de offers worden gebracht, naar de voorschriften des Heeren. Als dit is geschied, zegent Aaron het volk. Toen verscheen de heerlijkheid des Heeren aan al het volk, want een vuur ging uit van het aangezicht des Heeren en verteerde op het altaar het brandoffer en het vet Als het gansche volk dit zag, zoo juichten zij en vielen op hun aangezichten (9 :24). Welk een ontroerende openbaring is dit geweest, dat door God ontstoken vuur, verterend het offer.
Aaron heeft geofferd. Ook de zonen van Aaron staan in het priesterkleed en ook zij zijn gezalfd. Zij willen verder dan het voorhof gaan; zij willen het heilige binnentreden. Zij nemen hun wierookvaten, waarschijnlijk van goud vervaardigd. en vullen die. Hier is priesterlijke jeugd, dienend voor het aangezicht van den levenden God. Priesterlijke jeugd uit een volk, dat nog kort geleden in slavendienst zuchtte. De priesterlijke jeugd neemt de wierookvaten en vult die en nadert voor Gods aangezicht-het reukwerk zal gebracht worden en dan….. dan geschiedt het ontzettende beiden, die naderen storten neer. En Mozes geeft de exegese des Heeren: tot degenen, die tot Mij naderen, zal Ik geheiligd worden en voor het aangezicht van al het volk zal Ik verheerlijkt worden.
Deze tekst geeft ons rijke stof voor de ure des gebeds voor onze Theologische School.
Deze tekst dringt ook elke dienaar des Woords en elken aanstaanden dienaar des Woords tot ernstig zelfonderzoek. Het is — met eerbied zij het gezegd — God niet om het even hoe wij naderen voor Zijn aangezicht en waarmee wij verschijnen voor Zijn geheiligde oogen. Laten wij bepeinzen, wat onze tekst ons te zeggen heeft:

GOD GEHEILIGD IN PRIESTERIJK NADEREN.

I. de voorbeelding er van; II. de beduiding; er van; III. de erkenning er van.

I. De oudste zonen van Aaron zullen nu den Heere eeren en tot Hem naderer met ontstoken reukwerk. In dat naderer vertolken zij, dat in het voorhof het offer der verzoening gebracht is en het volk zich nu overgeeft aan den Heere om Hem geheel en vrijwillig te dienen. Een verzoend volk, dat zich den levenden God wijdt; hoe heerlijk, als het … echt is. Jonge dienaren in den dienst van God, blakend voor Zijn Huis, hoe schoon, als, nog eens, ais het echt is. De priesterzonen hebben de wierookvaten genomen en die gevuld om er mee in het heilige te gaan. De Heere had voorgeschreven, waarmede die wierookvaten gevuld moesten worden. In die wierookvaten moest het heilige vuur en moesten de welriekende specerijen namelijk de mirresap, de oniche, de galban en de wierook gedaan worden. De priester-zonen hebben de wierookvaten gevuld en naderen nu het voorhang van het heilige. Zie de jeugdige priesters in hun nog nieuw kleed naderen. Dan ….een slag, een angstgeschreeuw van het volk ….; de beide zonen van Aaron liggen dood. Een vuur Gods had hen getroffen. In de priestergewaden van ongeveer een week oud worden de priesterzonen gedragen buiten de legerplaats. Ontzettende gedachte. Wat is er toch eigenlijk geschied?

De zonen van Aaron, Nadab en Abihu, hadden de wierookvaten niet gevuld op de door God voorgeschreven wijze. Ze hadden vreemd vuur in de wierookvaten gedaan, hetwelk de Heere niet geboden had (vs. 1). Sommigen meenen dat dit vuur was van de afgodsaltaren, dus heidensch, afgodisch vuur. Nu is het waar, dat de heidenen een vuurdienst kenden. Vuuraanbidding stond soms in verband met den zonnedienst; men rekende dan het vuur van hemelschen oorsprong. Wie het heilige vuur verontreinigde, was des doods schuldig. Nu is het niet zeker, dat de zonen van Aaron afgodisch vuur in de wierookvaten gedaan hebben. Indien dit zoo geweest is, dan stond het er met die priesterzonen zeer treurig bij. Denk u eens in, geliefden; pas is de tabernakel gereed en de heerlijkheid des Heeren heeft haar vervuld. Zouden de zonen van Aaron, pas gezalfd, met afgodisch vuur verschenen zijn voor des Heeren aangezicht? Dit zou metterdaad heel ontzettend geweestzijn en het oordeel Gods is dan volkomen te begrijpen. Maar wij zouden deze exegese toch niet als de juiste durven voordragen. Wij denken liever aan iets anders. Wij lezen in Lev. 9 : 24 van vuur uit den hemel. Aaron had geofferd; de offerdienst was begonnen met de intree van Aaron. Toen de eerste dienst was afgeloopen en Aaron, ’de hoogepriester, den zegen op het volk gelegd had, ging een vuur uit van het aangezicht des Heeren en verteerde het offer. Dat was metterdaad vuur van hemelschen oorsprong. En dit vuur moest op het altaar brandende gehouden worden (6:13); het mocht niet worden uitgebluscht. De Heere bewees, dat Hij hef offer had aangenomen. De Heere gaf Zelf vuur, stak Zelf den brand er in. Zoo was er heilig vuur, hemelvuur op het altaar. Wat uit God is kan Hem behagen. De priesters en het volk moesten verstaan, dat wij niets kunnen voortbrengen, dat God behaagt. Wat wij openbaren, wat ons vleesch voortbrengt, wat uit den ouden Adam is, wat eigenwilligen godsdienst betreft, behaagt Gode niet. Maar wat uit Hem is, wat door den Christus is, wat de Heilige (ieest wrocht, dat is Hem welbehaaglijk. Wat nu gaat branden en brandende gehouden wordt door dat hemelvuur, dat is den Heere lieflijk. En nu moesten de wierookvaten met dat vuur van het altaar (16 : 12) gevuld worden en dat hadden de jeugdige priesters niet gedaan. Zij hadden ander vuur, vreemd vuur, welk dan ook, genomen en dit hadden zij in de wierookvaten gedaan, tegen het gebod des Heeren in. Vandaar de vreeselijke straf, die menigeen misschien wel heel wreed vindt. Toch is die gestrengheid Gods te verstaan. De Heere is heilig en rechtvaardig. Pas is de tabernakeldienst, de dienst des verbonds op ceremonieele wijze ingesteld of de priesterzonen handelen op eigenwillige wijze. Waar moet het heen als zij zoo beginnen? Wat moet er van des Heeren volk worden als de priesters het zoo voorgaan? Het volk zou spoedig ten verderve gaan. God houdt de verbondsbetrekking met Israël heilig, het volk ten zegen; daarom kan de Heere niet anders dan zwaar straffen. Wie zinloos, zonder te overwegen, wat hem betaamt, tot God durft gaan, zal voor Zijn aanschijn niet bestaan (Ps. 5). Dat zien we hier duideliik voorgebeeld.

Voorgebeeld wordt ons dus, dat wij alleen met heilig vuur voor den Heere mogen naderen. Het heilige vuur is door den Heere ontstoken, is van boven. Alle vuur van ware aanbidding, van oprechte overgave aan God, van zuiver reukwerk, is niet uit ons, maar is van boven, is uit God; dat is heilig, omdat God het ontstoken heeft. Wij hebben niets heiligs om onze wierookvaten te vullen; al het onze is vreemd vuur, afgodisch vuur, want in den diepsten grond is het van ons ik en bedoelt het ons ik. De ware gemeenschap met God is de gemeenschap der verzoening, welke alleen is door Jezus Christus. Hij heeft Zichzelf geofferd op Goigotha. Zie hoe Gods vuur daar brandt. Daar ziet ge het verteerende vuur, dat tevens spreekt van genade, van het vuur des Geestes, van het vuur dat loutert en reinigt, van het ware vuur der zelfovergave. Dat vuur blijft altijd branden; dat vuur wordt nooit uitgebluscht, want de groote Hoogepriester houdt het brandende. Met dat vuur van Goigotha moeten onze wierookvaten gevuld worden, niet met vreemd vuur. En er is zooveel vreemd vuur. Is er in onze wierookvaten niet veel vreemd vuur van eigen gerechtigheid, schijn-verzoening, onware aanbidding, ingebeelde vroomheid, beredeneerde godzaligheid, nagebootste tollenaarsgestalten, eigengekweekte planten der „gerechtigheid”, vreemd vuur van lofzangen en opgeschroefd Hosannah-geroep?
Maar dat vreemde vuur vinden wij niet alleen bij de leden der gemeente; wij vinden het ook  misschien het meest? bij de voorgangers der gemeente. Wat kunnen wij als jongere en oudere dienaren geweldig pronken met onze wierookvaten; wij preeken hel en verdoemenis, dat de menschen in de kerk sidderen en de kinderen bijna gaan gillen; wij zetten het stuk der bevinding uiteen, zoo „diep”, dat de menschen de handen ineen slaan, als ze ons hooren; wij prediken in de taal van het volk, zoo, dat menigeen ons vriendelijk toeknikt; wij bidden en danken, spreken en zuchten op indrukwekkende wijze. Geliefde broeders is dat alles vuur van Goigotha of vreemd vuur, afgodisch vuur?
Het vreemde vuur verspreidt de walmen van eigen eer en dus geen reuk, welke den Heere behaagt Broeders verspreidt ons reukwerk een lieflijke geur; verspreiden wij een goede reuk Christi? Geen ander reukwerk, dan wat ontstoken is door het vuur van Golgotha, kan den Heere behagen. Laten wij dit toch in heiligen ernst bedenken. En dat niet alleen in ons gebed, maar in heel onzen dienst. David begeerde, dat zijn gebed mocht zijn als het reukwerk en het opheffen der handen als avondoffer. Als ons gebed is als het reukwerk Gods, dan houdt het alle elementen in, welke de Heere heeft voorgeschreven en dan is het aangestoken met hemelvuur. Dan is het gebed den Heere behaaglijk.
En als ons opheffen der handen is als het avondoffer, dan beantwoordt ons gebed ook aan al wat God eischt; dan is het verzoend door het offer van Christus en dan is het als dankgebed geheiligd door den biddenden en dankenden Hoogepriester. De bidder, die zijn handen opheft in het heilige, die dus verschijnt met zijn reukwerk, is geweest in het voorhof; die heeft zijn schuld voor God erkend en die heeft verzoening gezocht achter het offer op het altaar; diens handen, welke hij legde op het geslachte offerdier, zijn nog met bloed bevlekt. En als hij die met bloed bevlekte handen opheft dan pleit hij alleen op het werk van Christus; als hij die handen biddend opheft, erkent hij alles verbeurd te hebben en te hopen op genade alleen. Dan is er geen vreemd vuur in zijn wierookvat.
Wat dus noodïg is om tot den Heere te naderen?
Wij moeten gewasschen worden door het bloed van Christus. Wij zijn geheel onrein en daarom moet het altaarbloed ons oor, onzen duim en onzen teen, dat Is ons geheel bedekken. Wat wij noodig hebben om tot den Heere te naderen?
Wij moeten in ons hart omdragen het heilige vuur, ontstoken door Gods Geest; hemelvuur, dat telkens weer aangeblazen wordt, als het dreigt uit te dooven. Gelukkig dat de Heere het vuur in Zijn volk brandende houdt. Door dat vuur deelt Zijn volk blijvend in de gemeenschap der verzoening; door dat vuur is er een echt ver-bondsleven, de ware overgave der ziel en de heilige aanbidding van den Heere. Dat vuur zegt ons: „Zonder mij kunt gij niets doen”. Laten we ons gedurig onderzoeken of wij dit vuur in ons binnenste om dragen. Het was vreeselijk voor de zonen van Aaron, toen zij voor den voorhang van het heilige door Gods toornenvuur gedood werden en hun lijken buiten de legerplaats werden gedragen. Hoe vreeselijk zal het zijn voor een ieder, die eens door Gods toornenvuur verstooten wordt naar de hel om eeuwig onder dat vuur te moeten blijven.
Laat wat in Nadab en Abihu is afgebeeld ook eiken dienstknecht van Jezus Christus biddend doen waken en doen toezien, dat hij nooit met vreemd vuur voor Gods aangezicht verschijnt, Ook al zijn wij kinderen des Heeren, moeten wij deze voorbeelding ter harte nemen, want ook Mozes en Aaron bleven om hun zonden buiten het aardsche Kanaan.
Laten wij dus toezien, hoe wij tot den Heere naderen. En wel in het bijzonder als wij ambtelijken dienst verrichten.

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1936

De Wekker | 4 Pagina's

God geheiligd in priesterlijk naderen (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1936

De Wekker | 4 Pagina's