Zondag 6 September

Zondag voor een week was het 6 September, evenals veertig jaren geleden, toen die datum ook op Zondag viel. Maar toen was het een bijzonderen Zondag.
In de toen nog weinig predikanten hebbende Christ. Geref. Kerk werden op dien Zondag drie leeraren in het heerlijk ambt bevestigd.
Het waren geen drie candidaten, die op denzelfden dag in het ambt werden geplaatst, dat zou zoo'n bijzonderheid niet zijn geweest, maar mannen, die reeds de middaghoogte hadden bereikt en reeds een grooten loopbaan hadden bewandeld in de verkondiging des Evangelies.
Allereerst Ds. G. A. Gezelle Meerburg, die met zijne gemeente te Doesburg uit het kerkverband der „Geref. Kerken” trad.
Bijna heel de gemeente keerde terug met hem. Na enkele weken een geïsoleerd standpunt te hebben ingenomen, voegde hij zich bij de Christ. Geref. Kerk, tot welke hij altijd behoord had. Geen wonder, hij was een zoon der Scheiding. Zijn vader behoorde tot de voortrekkkers, die in Almkerk zich afscheidde van de Ned. Herv. Kerk.
Kort daarna verliet Ds. Meerburg de gemeente van Doesburg om op 6 September te worden bevestigd in de gemeente van Almelo.
In Juli 1896 nam Ds. J. Schotel van Utrecht het beroep naar Haarlem aan. Utrecht beriep nu Ds. H. M. van der Vegt, vader van den Emer. Predikant, die nu in den Haag-Oost woont. Ds. H. M. van der Vegt stond te Heerde, en nam met volle vrijmoedigheid het beroep naar Utrecht aan, daar de Heere hem overtuigde van de afwijkingen in de leer bij de „Geref. Kerken” en hem den plicht deed gevoelen tot zijne oude broederen terug te keeren.
Ds. van der Vegt ging in dezen nog niet over één nacht ijs. Reeds vroeger had hij een beroep ontvangen van de Christ. Geref. Gemeente te Rotterdam. Voor dit beroep bedankte hij tot veler ver-wondering, omdat het bekend was, dat Ds. v. d. V. met de Christ. Geref. broederen sympatiseerde. Ds. v. d. V. was echter een kerkelijk man, en deed dit uitkomen in eene brochure, getiteld „in overweging genomen”.
In die brochure schreef Ds. v. d. V. waarom hij bedankt had, hoewel hij het beroep in overweging nam, namelijk, omdat hij zich verplicht gevoelde, overeenkomstig het onderteekeningsformulier, eerst zijne bezwaren tegen de bekende leerstellingen, bij de meerdere vergaderingen te brengen, omdat deze nog geen uitspraak inzake die leerstellingen hadden gedaan.
Bij het beroep naar Heerde was er wel een uitspraak en wel van de breedste vergadering, de Synode van Middelburg van 1896, Op die Synode had Ds. T. Bos, destijds te Bedum, zijn bezwaren tegen de leeringen der V. U. gebracht en de Synode had hem in 't ongelijk gesteld en uitgesproken dat zij volkomen vertrouwen stelde in die leer en daarmede de tweeërlei leer gesanctioneerd. Deze uitspraak der Synode gaf Ds. v. d. V. vrijmoedigheid de „Geref. Kerken” te verlaten.
Na bekendmaking van den kansel te Heerde van aanneming van het beroep, moest hij den volgenden Zondag afscheid preeken en kon hij den volgenden Zondag 6 September te Utrecht bevestigd worden, juist een week, nadat Ds. Schotel afscheid had gepreekt, terwijl Ds. J. Schotel Zondag 6 September 1896 te Haarlem zijn intrede deed.
Zoo werden dus op dien Zondag drie leeraren bevestigd en mochten Almelo, Haarlem en Utrecht zich op dien dag verblijden in de vervulling van 's Heeren belofte:
„Uwe oogen zullen uwe leeraars zien.” Jes. 30:20.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen